P
1890. No. 21.
Dinsdag 18 November.
Vijfde Jaargang.
n,
:r
V E R S C H IJ A T
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
RRUS DER ADVERTEXT1EN
De vivisector geviviseceerd.
p. h.
39
stl
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prijs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95.
Enkele nummers/0.02-'.
UITGAVE VAN"
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
i, il
men
„Die onrecht doet zal het
onrecht dragen dat hij gedaan
heeft." Kol. 3 25-
liet is niet slechts uit deernis met de
gemartelde dieren, dat wjj ons met hart en ziel
tegen de vivisectie stellen en de pogingen
van den Anli-vivisectie-bond naar vermogen
steunen. Hoe ons het hart ook ineen-
krimpe bij de voorstelling van het in koelen
bloede aan Gods onnoozele schepselen toe
gebracht lijden, nog grooter deernis vervult
ons met de plegers van die gruwelen, met
de vivisectoren zeiven.
Het is mogelijkwaarschijnlijk zelfs,
dat de gedachte daaraan bij de meesten hun
ner nimmer opkomt. Maar geen twijfel
ljjdt het of de rechtvaardige vergelding
dezer dingen breekt eenmaal voor de schul
digen aart. »Met welke mate gjj meet, zult gij
gemeten worden." «Allen die het zwaard
nemen, zullen door het zwaard vergaan.»
«Die in de gevangenis leidt, zal zelf in
de gevangenis geleid worden».
Dit geeft ons recht om te zeggen «Die zich
aan vivisectie schuldig maakt, zal zelf gevivise
ceerd worden», m.a.w. zal zelf de pijnigingen
der vivisectie ondergaan.
Aan deze heilige wet Gods is geen ont-
koming.
Reeds de gedachte aan het lijden van
anderen menschen of dieren verplaatst
den niei-lijdende er in en doet het hem
mede gevoelen, mede lijdenen dit te
heviger naar de mate van iemands zedelijke
of lichamelijke gevoeligheid.
In nog hooger graad is dit het geval
waar men zelf anderen smart aangedaan
heeft, hen naar lichaam of ziel gewond of
benadeeld heeft. Immers, wat is wroeging
anders dan het zich verplaatst gevoelen in
het lijden door ons aan anderen berokkend
Hoe vreeselijk kan dit reeds op aarde wezen!
Het kwaad anderen toegebracht doorleeft
men zelf in verdubbelde mate.
Die met het zwaard geslagen heeft, ziet
in verbeelding zijn bloedend slachtoffer,
aanschouwt de gapende wonde, het gudsend
bloed, de stuiptrekkingen des zieltogenden.
Het is hem alsof het hemzelven treft,
alsof hij de pijnen met al de bijzonder
heden er van zelf ondergaat en hy zelf in
de smart omkomt.
Die in de gevangenis leidt zal zelf in de
gevangenis geleid worden. De meèdoogen-
looze slavenhandelaar, die zijn armen mede
mensch van zijn vrijheid berooft, hem over
valt, in slavernij wegvoert, of de on
barmhartige schuldeischer, die, zonder zich
aan diens smeekingen te storen, zijn ver
armden schuldenaar in de gevangenis werpt,
of het huis uitzet, het huisraad doet aan
slaan, diens huisgezin in radeloosheid dom
pelt, als het oogenblik daar is dat des on-
vermurwbaren geweten ontwaakt, keert het
door hem gepleegde kwaad met verdub
belde, vertienvoudigde kracht tot hem terug
en doet hem het anderen aangedaan lijden
zelf in eigen ondervinding doorleven.
Gelukkig nog wie door die pijnigende
ervaring zich lot oprechte verootmoediging
en boetvaardigheid laat brengen en langs
dien weg tot het ontvangen van vergeving
en tot hartvernieuwing komt!
In dit leven kunnen echter niet altijd
maar veelaldergelijke gewaarwordingen
worden onderdrukt of verstrooid. Maar het
is slechts om later des te krachtiger en des
te onafwijsbaarder terug te keeren.
Dit is liet wat onvermijdelijk aan gind-
sche. zijde plaats grijpt. Daar oogst het
kwaad zijn straf. En wat is de straf der
zonde Zoo niet de zonde zelve Zonder
te vreezen ons in het allerminste schuldig
te maken aan dwaling of overdrijving, kun
nen wq ons overtuigd houden dat de straf,
de vergelding, of wil men liever het nood
zakelijk gevolg van de zonde bestaat in het
altijd door, tengevolge van een innerijjken
onwederstaanbaren drangvoortgaan met
zondigen. Wie hier op aard zijn vermaak vond
in drank, in spel, in geld, in onreinheid, in
ijdelheid, in lachen, dansen, in wat ook
van dien aard, ziet zich daar veroordeeld
om het leven dat hij op aarde leidde, in
dezelfde richting en op dezelfde wijze voort
te zetten. De drinker om altijd te dorsten
zonder ooit verzadigd te worden, de lacher
om altijd te lachen, de geldzuchtige om
altijd geld en niets dan geld rondom zich
te zien, de wreedaard om altijd zijne gru
weldaden te herhalen.
Men verhaalt van een gesticht tot gene
zing van dronkaards, waarin den aan sterken
drank verslaafden patiënten niets dun jenever
wordt verschaft, alle drank met jenever
vermengd, alle spijzen met jenever toebe
reid, altijd, mets anders dan jenever, tot
dat eindelijk, gelijk den gulzige Israëlieten
in de woestijn de zoo begeerde kwakkelen
van walging uit keel en neus kwamen, de
drinker met afschuw van den drank vervuld,
het als de grootste genade smeekt om van
den drank verlost te worden en er nimmer
meer mede in aanraking te komen.
Dit is Gods vergelding en genezings
methode tevens, n. 1. om door het kwaad
tot het uiterst te doen komen, den afschuw
er van te verwekken en de verlossing er
van als het hoogste goed te doen begeeren.
Even alzoo met den vivisector. Stel hem
u voor aan gindsche zijde ontwakend. De
zelfde man als op aarde. Nog gewapend
met zijne nijptangen, schroeven, zagen,
messen en andere foltertuigen, omringd door
niets anders dan zijn slachtoffers, altijd door
zijn onmenschelijk werk verrichtend, altijd
door zijn arme, verminkte, bebloede dieren
voor zich ziende, die hem met hun zachte,
smeekende oogen aanstaren Totdat
het hem eindelijk te bang wordt. Totdat het
d' or hem veroorzaakte lijden tot hem zeiven
wederkeert. Totdat wat hij dien ornoozelen,
weêrloozen schepselen aandeed, op zijn beurt
hemzelven aangrijpt en hij het in zijn eigen
persoon, in zijn eigen lichaam ja, lichaam,
want het geestelijk lichaam neemt hij
mede als hem zeiven toegebracht ervaart,
en in al zijn vreeselijkheid gevoelt en door
leeft.
Zegt iemand «Ja maar dan toch slechts
in verbeelding.» Ulechts in verbeelding
Eilieve, wat is liet onderscheid tusschen
het lijden in verbeelding en het lijden in
werkelijkheid Is het lijden niet hetzelfde?
Is het in beide gevallen voor den lijder niet
even werkelijk?
Wat is het onderscheid tusschen een
mensch in een nauwen donkeren kelder
besloten, met een gewicht van centenaars-
zwaarte op hem drukkend en een mensch
onder den invloed van de nachtmerrie zich
in dien toestand wanende en er al den
angst en al de benauwdheid van gevoelend?
Welk onderscheid tusschen een mensch
in een vertrek met bloedroode wanden, om
ring I door afgrijselijke reusachtige spinnen,
aangegrijnsd door de gedrochtelijkste mon
sters, en den ongelukkigen lijder aan het
delirium tremens (dronkemans-waanzin), die
dat alles als de ontzaglijkste werkelijkheid
rondom zich ziet en wegkrimpt van angst,
en ontzetting
Wat onderscheid maakt het of wat door
hem wordt ervaren en geleden, objectief
aanwezig is dan slechls subjectief uit liern
zeiven voortkomt
Is het lijden er het allergeringste min
der om
En zoo ook met den vivisector, aan
gindsche zijde, de gruwelen die hij zijne
medeschepselen aandeed zelf ondervindend.
Wat onderscheid is er voor hem tusschen
wat wij menschen in het stof werkelijkheid
noemen en de subjectieve ervaring van het
door hem ondergane lijden?
Of hem werkelijk, in levenden lijve
vastgeschroefd in ijzer of koper, een gedeelte
van de hersenpan wordt uitgezaagd, een
stuk van de tong wordt uitgesneden, een
vuur onder de voeten wordt gestookt of een
aantal naalden in de oogen wordt gestoken
en er eenige dagen in gelaten. Of dit hem
werkelijk door andere handen wordt aange
daan, dan wel of het Item slechts zij alsof
hein dit werkelijk aangedaan werd en hij
er al de pijnen, de folteringen, de angsten
van gevoeltis dit niet volmaakt hetzelfde
En daarom, niet slechls ten behoeve van
iffi .bieren, maar meer nog ter wille van de
menschen, niet slecnts uit ontferming over
de betrekkelijk korten tijd lijdende slacht
offers, maar meer nog uit deernis met de
heulen die, juist omdat ze hooger georga
niseerde, fijner bewerktuigde en geestelijk-
zedelijke wezens zijn, omdat ze hun smart
in hun geestelijke lichamen ondergaan en
dientengevolge in zooveel heviger mate
moeten gevoelen, maar vooral omdat die
smart bij hen met de onzaglijkste zelf
verwijting en zellverfoeiing gepaard gaat
O laat ile Christelijke liefde bidden, en pleiten,
en getuigen, en arbeiden, totdat de vivisectie
een onmogelijkheid worde en zelf» de naam
er van niet dan met schaamte genoemd.
Goes, 14 Nov. '90.
Professor de Vries
Nu ook deze taalgeleerde 70 jaar oud
geworden is, dwingt hem de wet op het
Hooger Onderwijs, die geen professoren
boven de 70 jaar duldt, om zyn emeritaat
te riemen.
Wij vernamen nooit dat professor de
Vries tot de onzen behoort; en daarom
verheugde het ons in geen enkel blad een
zoo prachtig woord van hulde aan zijn adres
te lezen, als in onze twee antirevolutio
naire dagbladen.
«De Standaard» toch schrééf het volgende
Prof. de Vries.
Aan de Rijks-Universiteit te Leiden bereik
te dezer dagen ook de hoogleeraar Dr. M.
de Vries den fatalen termijn.
Hij vierde zij n zeventigsten jaardag, en
daarmee sloeg het klokje van gehoorzaam
heid ook voor dezen geleerde, om uit het
openbare universiteitsleven terug te treden.
Nu leeft in den regel het grootere publiek
in deze lotgevallen van de Republiek dei-
Letteren niet mee. Le Roi estmort, vive
le Roil Eerlang staat een jeugdiger man
op de verlaten katheder te leeraren. En alles
geeft den indruk, dat men eer won dan
verloor.
Maar met het heengaan van De Vries is
dit anders.
Al was het maar door het woordenboekje
van De Vries en Te Winkel, is de naam
van De Yries onder ons een der meest
populaire, in vollen zin een nationale
naam gewordennationaal in zoo eigenlij
ken zin, als het bij geen ander hoogleer
aar kon.
Immers het is Dr. M. de Vries geweest,
die staande op de schouders van Lamber-
tus Ten Kate, ei. door de veerkracht dei-
school van Grimm voortgedreven, het eerst
ook onze Nederlandsche taal heeft opge
beurd uit haar Siegenbeekiaanschen sarco-
phaag en ons volk, eerst in zijn hoogere,
straks in zijn lagere standen, weer heeft
doen beseffen, hoe, naast Religie en helden
moed, in het kerngezond houden van orize
Moedertaal een der principaalste stuk
ken zit van onze Nationale Defensie
Onvermoeid en met rustige geestdrift
heeft De Vries aan dit hooge doel zijn man
lijke krachten gewijd.
Hij heeft in den kring der wetenschap
pen voor onze Nederlandsche Taal een plaats
der eere gevraagd en verkregen. Hij heeft
een school gevormd van degelijke geleerden,
die in de studie onzer taal het oogmerk
huns levens hebben gesteld. Hij heeft
Bilderdjjk op Siegenbeek gewroken, maar
tegelijk Biiderdijks te wilde loten uitgekapt
en de dege wetenschap van den proza-ge-
leerde voor de poëtische gissingen van onzen
eersten dichter in de plaats gesteld. Hij
heeft Noord- en Zuid-Nederland, hoe ook
politiek en nationaal gescheiden gescheiden,
toch weer aan hun verwantschap in de
eenheid hunner taal herinnerd. En bovenal,
hij heeft door het niet invoeren, maar
aanbevelen van een betere [spelling ons
verlost van de sjofele Siegenbeekiaansche
plunje, en ons weer gestoken in een taai
kleed, waarin ons nationaal besef zich nog
maals vrij bewegen kan.
En moge al de droom, dien hij eens
droomde, niet verwezenlijkt zijn, om nog
eer hij aftrad het groote Woordenboek
voltooid te zien, toch was hij het, die de
grootsche onderneming aandorst; was hij de
bouwmeester, die er het bestek voor ont
wierp, en er het fundamentstuk voor in
den nationalen bodem legde; en blijft het
zijn monumentum acre perennius, dat
hij aan onze Nederlandsche natie eene ge
nealogie van haar taaitresoren schonk, die,
zelfs na Grimm's arbeid, de oosteliike na
buur ons moet benijden.
En niet minder schoon schreef «De Nieuwe
Provinciale Groninger Courant,» in hanr
nummer dat tegelijk met jj«De Standaard»
uitkwam, en dus de overeenstemming dier
twee merkwaardiger maakt.
Prof. M. de Vries.
Y De blijken van waardeering en hoeg-
achting dezen taalgeleerde op zijn zeven
tigsten jaardag tebeurt gevallen, zijn zeker
volkomen verdiend.
De naam van Prof. De Yries is aan de
weeropleving van het betere taalgevoel in
ons land in den lateren tijd onafscheidelijk
verbonden.
De nieuwe Spelling en het groote Woor
denboek, als het eens compleet mag zijn,
zullen blijven-Ier en begeerlijker monument
van zijn verdiensten jegens Hollands prach
tige taal zijn, dan eenig beeld op arduinen
voetstuk. Al wordt Prof. de Yries door de
wet straks verplicht het ambtelooze leven
te beginnen, hij moge toch lang nog ge
spaard blijven voor het land en de taal,
die hij lief heeft en die wederkeerig hem
liefhebben.
Onwillekeurig laat het ons vergund
zijn dit er bij te voegen is de hulde die
men aan Prof. de Vries' taalverdiensten
brengt, een erkenning van Biiderdijks bij
zjjn leven niet erkenden arbeid.
Bilderdijk heeft, toen de Siegenbeeksche
geleerdheid onze spelling hopeloos in de
war gebracht had, de juiste beginselen aan
gewezen, waarnaar zij moest worden ge
zuiverd en hervormd. En het is de ver
dienste van Prof. De Vries en zijne mede
standers, dat hij op de Bilderdijksche grond
slagen heeft voortgebouwd. Zelfstandig
voorzeker, want Biiderdijks systeem kleefden,
gedeeltelijk buiten zijne schuld, groote ge-
ureken aan; maar toch voortgebouwd zóó,
dat men van de spelling onzer moedertaal
zeggen mag: Wat Siegenbeek en de wan
smaak der vorige eeuw hadden bedorven,
dat heeft Bilderdijk en op zijn voetspoor De
Vries en zijne medestanders hersteld.
Zoo moge de spade erkenning der ver
diensten van onzen eenigen Bilderdijk, die
in deze rechtmatige hulde aan Prof. De Vries
is gelegen, niet onopgemerkt voorbijgaan.
Het doet het hart goed te zien hoe allengs
do naam van den gesmaden eersten antire
volutionair in Nederland uit de asch en de
sintels te voorschijn komt; en men denkt
daarbij onwillekeurig aan de uitspraak door
zoo menig strijder voor waarheid en recht
ondervonden, dat het zaad in de aarde ge
legd en sterven moet, eer het vruchten kan
dragen.
Dat Bilderdijk's opvattingen aangaande
spraak en taal wortelden in zijn onwrik
baar geloof aan God Almachtig als Schepper
en aan den mensch als diens Beelddrager
op aarde, is bekend, maar mag den jongeren
in onze dagen, die zooveel Darwinistische
theorieën over taal- en spraakvermogen te
hooren krijgen, wel eens opzettelijk herinnerd
worden.
pg Worde zijne studie door het opkomend ge
slacht niet verwaarloosd!
Met recht mag gevraagd wor len a. Waar
vindt men zulk een schoone lofspraak omtrent
professor de Vries in de bladen zijner
geestverwanten
Waar zijn de liberale bladen, die zich
even wgardecrend over verdienstelijke niet-
and
acht
ens-
II
pe-
uis
by
>e*
de