1890. No. 16. Donderdag 6 November. Vijfde Jaargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. ÏTHUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AD VERTEN TIEN K R G E R. GROOTHEID en VAL. I elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prys per drie maanden franco p. p. ƒ0,95. Enkele nummers0.02L UITGAVE VAN EN van 4 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 40 cent. Deze president der Transvaalsche repu bliek werd den 20 October 4825 te Coles- berg geboren. Hij is eerst gehuwd geweest met mej. A. M. du Plessis, na wier spoedig overlijden (zij stierf reeds in 4848) hij in het huwelijk trad met hare nicht mej. Gesina Susanna Fredrika Willemina du Plessis. Van zijne 47 kinderen zijn 7 jong overleden, zoodat hij thans nog 40 kinderen heeft. In 4835 stak zijn vader Kasper Kruger de Oranjerivier over, èn iri (1836 en 37 vond de groote trek plaats naar de oevers der Vaalrivier. Toen reeds vergezelde de 13 jarige Paul den dapperen Piet Retief iri den oorlog tegen Dingaan, en in 4837 vergezelde hij ook Hendrik Pretorius in de Drakenberg expeditie. In 4839 nam hij deel aan den tocht tegen Moselekatse. Zijn familie trok inmiddels naar Moorrivier, thans bekend onder den naam Potehefstroom. Het was in dien tijd dat de grondslag der Transvaalsche republiek werd gelegd onder twee commandanten generaal, A. Pretorius en H. Potgieter. Op 18 jarigen leeftijd werd Kruger aangesteld als veldcornet. In 1852 als commandant van verschillende districten, als Pretoria, Potehefstroom, Rus tenburg, enz. In 1862 benoemde Pretorius (deze was toen president) hem tot com mandant generaal en lid van den Uitvoeren den Raad. In 1877 verkoos de Volksraad hem tot vice-president der republiek. Bur gers was toen president. Deze verliet het land en Transvaal werd bij Engeland iu- gelijfd, ondanks Krugers protest, die daar toe zelf naar Engeland was overgestoken. De Engelsche overheersching eindigde in Maart 1881. Een opstand der Roeren in December 1880 werd door den Heere ge zegend met zeer wonderbare overwinningen. De laatste overwinning was die bij Langs- 94. FEUILLETON. (iSchetsen uit het leven van Napoleon 1. 'S KEIZERS LAATSTE DAGEN. De gezondheid des Keizers begon te kwijuen. Sommigen beweerden, dat hij kort na de nederlaag bij Waterloo vergit had ingenomen, doch de hoeveelheid te klein genomen had, zoodat niet een oogenblik- kelijke dood, doch een langzame kwijning er het gevolg van was. Er bestaat voor deze bewering niet veel grond. Veel meer reden is er om te ge- looven dat de geheel andere leefwijze, de ongewone werkeloosheid waartoe deze werk zame geest was gedoemd, gevoegd by de gedrukte stemming, waarin hij door den band verkeerde, hem dit kwijnende leven hebben bezorgd. Zijn dokter, ofschoon een Engelschman, behandelde hem met zooveel toewijding, dat hij een innige vriendschap voor hem opvatte. Er was een groot verschil in den omgang van Napoleon met dezen dokter Meara en van Napoleon met zijn gouverneur den meer genoemden Hudson jLowe. Geen wonder ook, want deze legde het er op alle moge lijke wijzen op toe, Napoleon het leven te verbitteren. En dit maakte dan ook, dat ten laatste alleen het zien van dezen ge- haten man voldoende was om Napoleon heftig te doen zijn. Eens kwam Luwe hem zeggen dat zijn huis uit Engeland gearriveerd wasen hem vragen hoe hij het wenschte ingericht te bebben. Napoleon antwoordde hem op bit sen toon dat hij hem zijn vertrouwen niet kon schenken. Sir Hudson, hierover geraakt, verklaarde niet gekomen te zijn om lessen te jonlvangen. «Gij kunt er toch een noodig hebben, hernam de Keizer. «Gij hebt gezegd mijn heer dat uwe constructies veel strenger zijn dan die van uwen voorganger. Zijn ze soms mij door staal of vergif van kant te maken, doe het dan dadelijk. Maar mocht ge, zoo als ge mij gedreigd hebt, mijn huis willen schenden, dan verzeker ik u dat het dap pere 53ste regiment er slechts over mijn lijk zal binnendringen.» Napoleons heftigheid was oorzaak dat aangaande het huis niets beslist werd. Bijna drie jaren bleef deze zaak hangende. Toen het gebouw eindelijk klaar was beviel het den Keizer nog niet. Het hek en de gracht, alleen tot versiering aangebracht, achtte hy daar geplaatst om hem des te meer aan zijnen staat te herinneren. Toen Sir Hud son eindelijk hek en gracht liet verwijderen, was Napoleons ziekelijke toestand van dien aard geworden, dat zijn wantrouwen er toch niet door werd bevredigd. Tot schande van den gouverneur moet overigens gezegd worden, dat hij al deed wat in zijn vermogen was om dat wan trouwen levendig te houden. Zoo hield hij telkens brieven uit Europa achter en legde niet zelden beslag op briefjes door mevrouw Bertrand of anderen geschrevenook ver bood hij den Keizer mondelinge of schrifte lijke gemeenschap te houden met die be woners van het eiland, die niet vooraf zijne toestemming hadden ontvangen. Een boekwerk over «De honderd dagen» door den schrijver aan «Napoleon den Groote» opgedragen, werd door Lowe achtergehouden, onder het voorwendsel dat de Engelsche minister er in beleedigd werd. Weinige da gen later durfde hij bij den Keizer komen, en nog wel dien in den tuin op te zoeken. Op smalenden toen voegde hij hem toe «ik ben aan uw huis geweest, dus moet ik u wel in uw tuin opzoeken.» Napoleon verweet hem zeer zijne onbe schaamdheid. «Nooit» zoo sprak hij, «hebt gij anders gecommandeerd dan vagebonden en corsicaansche deserteurs, piëmonteesche struikroovers en napolitaansche schooiers 1 nek. Transvaal werd onafhankelijk ver klaard, doch onder suzereiniteit van En geland. In 1883 ging Kruger nogmaals naar Engeland om die suzeriniteit te doen opheffen; doch die poging mislukte. In 1884 en 4888 werd hij als Staats-president herkozen. Sinds 1883 bekleedt hij deze betrekking. Los kruit. De «liberale» partij schijnt haar veldtocht plan tegen Juni '91 reeds klaar te hebben. De heeren kamerleden zijn reeds hier en daar i aan liet speechen geweest om de kiezers tegen de «antiliberale» regeering op te zetten. Zij schijnen het gemunt te hebben op de belastingvoorstellen van den minister van financiën. De slimme menschen weten zeer goed dat men met een herinnering aan de dubbeltjes heelwat bij de kiezers vermag vooral in Friesland waar het gebrek, wij zeggen niet door, maar dan toch onder het beheer var. liberale besturen en raden, het meest nijpend werd. Deze politieke wandelleeraars meenen tevens hunne partij te dienen door de regeering te verwijten, dat zij, let welde regeering, in die 3 jaren van haar bestuur niet alles gegeven heeft, wat in de verkie zingskranten «beloofd» was. De heeren zijn thans in Friesland bezig. Zij zullen in Zeeland ook wel komen al zullen zij dit mogelijk voor het laatst hou den en dan ook nog eenige argumenten aan de vroomheid ontleend, ten beste geven. Maar de kiezers mogen alvast op de ver schillende grieven der heeren verdacht zijn. Weten zij er zei ven ook nog enkele, zij hebben ze slechts aan een dezer wandel leeraars op te zenden. Maar één ding zal niemand den kiezers in onze Zeeuwsche districten uit het hoofd praten: dat sinds in 4849 Thorbecke mei zijne geïmporteerde wetsvoorstellen kwam, de liberale partij, in weerwil van hare her haalde langdurige regeering, steeds in gebreke gebleven is, ook maar een tiende part van hare beloften te vervullen. Dat zij wel bij de kwade, ook veel goede diDgen ons heeft bezorgd, doch dat zij ook minstens twintig jaren aan het roer, en in beide Kamers in de meerderheid was; terwijl onze ministers slechts 2Vu jaar aan het bewind waren in de eeiste kamer een volslageu minderheid hebben en ook in de 2e kamer waar room scheri en antirevolutionairen vaak tegen strijdige belangen te verdedigen hebben, niet altijd op eene groote meerderheid kun nen rekenen. Neen, Haffmans heeft te veel gezegd, toen hij de aansluiting der anti liberalen wilde koopen met de vrees voor den liberalen «knoet». Maar dat de «libe rale» partij in '91 er weer bovenop komen en van het werk onzer regeering veel on gedaan maken zou, is voor diezelfde kiezers, die men wil «opwarmen» een zoo somber schrikbeeld, dat wjj ons niet kunnen voor stellen, dat het succes der Zaaijers en Bor- gesiussen in Zeeland heel groot zal zijn. Bovendien het radicale, dat wil zeggen nieuw liberale blad De Amsterdammer, koestert geen hoog denkbeeld van de ver kiezingsbeloften zijner vaderen «Een li be raai» zoo zegt het «is om zoo te zeggen, geboren om met de radicalen mee te gaan, als het met de doctrinaire loopjes niet meer wil. Hij heeft heel een catechis mus op zijn lippen, die woord voor woord erop schijnt uitgedacht, om conservatieven te doen blozen. Zijn pa troon tasch is tot berstens toe gevuld, zijn geweer legt hij onverdroten aan, en hij is de man om zonder iets of iemand kwartier te geven, er maar op toe te mikken doch men weet het nu genoeg en hy zelf weet het ook wel altijd met los kruit.D Ik ken de namen van alle engelsche gene raals, die zich onderscheiden hebben, maar van u heb ik nooit anders hooren spreken dan van een knecht van Blucher of van een struikroover-hoofd. Daarom moet gjj nu den lagen post van cipier vervullen.» Doch de ander viel hem in de rede met de boodschap dat hij zijne uitgaven wat moest inkrimpen. «Laat dan uw gouvernement mij de beschikking geven over mijn eigen geld ik heb hun immers niet verzocht mij op deze klip te zetten. Met welk recht legt men beslag op mijne middelen Maar zend mij maar niets voor mijn onderhoud, dan zal ik aan de tafel der flinke officieren van het 53ste gaan eten zij allen zullen gaarne een plaatsje aan een oud-soldaat afstaan Kom mij niet meer onder de oogen, dan wanneer gij myn doodvonnis komt brengen.» Toen later de gouverneur uit wraak de officieren van het 53ste tegen Napoleon trachtte op te hitsen, dewijl hij «uit haat tegen de Engelschen» Lowe de deur gewezen had, liet Napoleon een hunner bij zich ko men om hem van het tegendeel te overtuigen. «Ik ben geen oud wijf», zeide hij, «ik houd van een dapper soldaat, die den vuur doop heeft ondergaan, onverschillig tot welke natie hij behoort.» En zoo git g het bijna dagelijks. Lowe stapelde de eene hatelijkheid op de andere. Zelfs op een paar flesschen wijn of een paar ponden vleesch, die te veel gebruikt waren, maakte hij aanmerking. Ook verbood hij de levering van hout, niettegenstaande hij wist dat de keizer niet tegen den damp van steenkolen kon. De bedienden waren daardoor genoodzaakt meubelen stuk te slaan of planken los te breken. Toen de keizer zijn rok en de livreien zijner bedienden versleten waren, vroeg hij om nieuwedoch deze werden hem ge- Gerechtvaardigd. De Yergers. Napoleon Bonaparte, blz, 740. Een der liberale Indische bladen Locomotief schrijft «Het is, naar wij meenen. nog weinig bekend hoe eigenlijk de vork van het ontstaan der Flores-verwikkelingen in den steel zit, en daar ons dit dezer dagen ter oore kwam, willen wij het mededeelen, ook wijl het, zooal niet het optreden der Regeering geheel rechtvaardigt, dan toch eene natuurlijke verklaring er aan geeft. Reeds vroeger is vermeld, dat een con cessie aanvrage van een Duitscher, den heer Langen, om op Flores mijnbouwkundige ontginningen te doen, door de Regeering werd geweigerd, o.a. op grond der ver plichting, die zij daardoor zou op zich laden, om dien vreemdeling tegen de bevolking te beschermen, bij niet nakoming van welke taak zij wellicht tegenover Dnitschland in moeilijkheden zou kunnen geraken. Er kwam echter nog een andere concessie aanvrage, en wel naar aanleiding van de zending van den ingenieur R. van den Broek, die voor het Aardrijkskundig Genootschap onderzoekingen op Flores zou gaan doen. Ten vorigen jare kwam de heer Van den Broek te Semarang, hield er een dag of wat verblijf, en besprak met eenige heeren hetgeen hem van Flores bekend was, o.a. dat er waarschijnlijk een rijk veld braak lag voor mijnbouw en bosch-exploitatie. Het gevolg dier besprekingen was, dat een viertal heeren, met den heer Van den Broek, een request aan den Gouv.-Generaal zonden, waarin de wensch werd te kennen gegeven om op Flores verschillende onder nemingen, in de eerste plaats mijn- en bosch-exploitatie, maar voorts ook cultuur van velschillende gewassen (kaneel, notemus- kaat, kruidnagelen enz.) op touw te zetten. Requestranten wezen echter op het gebrek aan juiste gegevens voor het aanvragen van weigerd onder voorwendsel dat er op St. Helena geen groen laken was. Een enkele maal zelfs overkwam het den keizer dat er geen eten genoeg was. Om de Engelschen en Lowe te parten, liet h|j daarom af en toe zijn oud zilverwerk ver- koopen, waarvoor veel geld betaald werd. Napoleon won met dezen tegenmaatregel tenminste zooveel, dat uit Engeland het bevel kwam dat op zijne uitgaven niet mocht worden beknibbeld. Hudson deed nog meer. Hij eischtedat de Franschen die by den generaal Bonaparte wenschten te blijven, schriftelijk moesten beloven dat zij aan alle beperkingen die men ten opzichte van Bonaparte nemen zou, zich zouden onderwerpen. Ook mocht Na poleon den grooten weg niet verlatengeen enkele woning binnentredeneu niemand aanspreken die hy op zijn tochtjes zou ontmoeten. De bedienden zonden den gouverneur hunne verklaring, zooals hy die geëischt haddoch de uitdrukking «generaal Bona parte» veranderden zjj in keizer Napoleon.» Deze verandering wilde Lowe echter niet aanvaarden, en zond het stuk aan generaal Bertrand terug om het over te schrijven. Daar hy dreigde allen te zullen wegzenden gaven de bedienden, behoudens een enkele uitzondering, die weggezonden werd, toe. De verbannene was Las Casas, Napoleons trouwste vriend. Lowe, die gaarne dezen lastigen tegenstander wilde loozen, kocht een jongen mulat om. Deze ging naar Engeland en op Lowe's aandrang vroeg hij aan zijn meester Las Casas of deze geen brief had mede te geven. Las Casas liep in de val. Hij gaf den verraderlijken mulat een brief mede voor Lucien Bonaparte. De brief werd bij Lowe bezorgd en Las Casas, tot groote smart van Napoleon, naar Kaap de Goede Hoop verbannen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1890 | | pagina 1