1890. No. 134. Donderdag 14 Augustus. Vierde Jaargang - VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. IVHUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES DE LEGERWET. i elk en MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prjjs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95. Enkele nummers/0.02s. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Voorzoover wij, leeken in het ipilitaire vak, over deze gewichtige wet, welke niet minder dan 362 artikelen bevat, ons een oordeel konden vormen, hebben wij dit ontwerp met ingenomenheid begroet. Het bevat toch lal van verbeteringen wat be treft de inrichting onzer levende strijdkrach ten. Door mannen van allerlei richting is dit erkend; terwijl liberale bladen hunne bewondering hebben uitgesproken voor de werkkracht en de helderheid van blik, die in dit ontwerp uitblinken. Zoo dit ontwerp van den minister Bergansius niet bestemd is om «naar den bodem van den parlementairen brouwketel te zinken en daar voor altijd te blijven liggen» integendeel zoo dit ont werp wc. wordt, dan zal deze minister van oorlog ongetwijfeld zijne sporen op wetgevend terrein hebben verdiend. Het ontwerp beantwoordt in enkele hoofd zaken aan den eiseh der antirevolutionaire beginselen. Het beginsel van persoonlijken dienstplicht vindt men in het ontwerp aldus omschreven «Dienstplichtig is ieder minderjarig man nelijk Nederlander, die binnen het rijk „verblijf houdt, of wiens vader, moeder of „voogd aldaar woont; ieder meerderjarig „mannelijk Nederlander, die binnen het „rjjk woont en ieder mannelijk ingezeten „niet-Nederlander, die op 1 Januari het 20e „levensjaar was ingetreden, behoudens de „bij de wet gemaakte uitzonderingen." Dat een katholiek minister de huldiging van dit antirevolutionair beginsel heeft aan gedurfd, verdient algemeene toejuiching. Persoonlijke dienstplicht (wel te vers'aan niet algemeene dienstplicht) dient vooraf te gaan, zal eens ieder Nederlander die voor den dienstplicht was aangewezen, per soonlijk zjjn vaderland kunnen verdedigen, zoolra dit vaderland in gevaar zal komen. Die in oorlogstijd de verdediging van zijn vaderland of van zijne vaderstad aan een huurling, een remplacant kon overlaten, zou al een zeer bekrompen opvatting aan den dag leggen omtrent den plicht der vaderlandsliefde. De Grondwet legt bovendien aan iederen staatsburger, zoover dit mogelijk is, de verplichting op zijn vaderland met de wapenen te verdedigen. Het wordt tjjd dat ieze bepaling op- houde doode letter te zijn. Onze landsverdediging is nog maar al te veel op goed geluk geregeld; een begin van verbetering is in dit ontwerp aanwezig. Men lette slechts op persoonlijken dienst plicht, vervroegde oproeping gunstige voor waarden voor verminderden diensttijd aanmoediging van de oprichting van vrij korpsen afschaffing der schutterijen hand having der vrijstellingenvermeerdering van het maximum der jaarlij ksche lichtin gen enz. 'tls waar de dienstplicht naar loting, de persoonlijke dienstplicht maakt inbreuk op de persoonlijke vrijheid. Maar is deze inbreuk dezelfde als bijvoorbeeld die welke bjj den vaccinedwang wordt gemaakt? Is dit hetzelfde? Als een huis in gevaar is, bieden de buren de behulpzame hand. Is er brand in de gemeente dan doen schutterij en brand weer hun plicht Is de dijk doorgebroken, al wat dragen kan, snelt toe om den dijk te kisten. Is dit een zeilde wjjze van in breuk maken als bij de verplichte inenting? Hangt van den persoonlijken dienstplicht niet het welzijn van het vaderland af? Het spreekt van zelf dat invoering van den persoonlijken dienstplicht moet gepaard gaan met verbetering van het kazerneleven. Met dit laatste is reeds een begin gemaakt. De nieuwe kazernes zijn beter dan de oude. De menage is beter. De kost wordt thans in borden en schotels opgeschept. De klee ding is doelmatiger. Alles waar. Zoo nu ook eens aan het meest noodzakelijke gedacht werd, zou menig christelijk historisch huis vader met de afschaffing der plaatsvervan gers kunnen verzoend worden. Het zielenheil onzer jeugdige miliciens is vooral in de kazernes in bestendig gevaar. Dat vloeken en zweren dat uitgalmen van onzedelijke liederen indie prikkel tot onkuischheid en dronkenschap buiten de kazernes, zij maken het den christenjoogeling zoo moeilijk om in zulk een atmosfeer te leven. Wel is de verleiding even sterk op werkplaatsen en eldersdoch het ouderlijk toezicht kan daar nog veel voorkomenen in de kazerne staat menig jongeling alleen. Wij hopen zeer dat de minister maatre gelen zal weten te vinden om het verblijf in de kazernes dragelijk te maken. Wjj juichen het ook zeer toe dat den milicien* ook verlof zal kunnen geschonken worden buiten de kazernes te wonen of vroeger van de oefeningen terug te keeren. Een voldoende geoefend man moet men niet in dienst houden. De vrijwillige oefening van den aanstaanden milicien geeft hem daarop recht. Hij heeft die kennis althans buiten de kazerne opgedaan. Wat is er tegen dat hij nu ook de functiën, die niet rechtstreeks tot den dienst behooren als eten, slapen, kleederen wasschen enz. te huis of althans buiten de kazerne verricht? De natuurlijke afkeer van den dienstplicht zou aanvankelijk worden afgestompt, indien de minister dit denkbeeld voor goed in de wet bracht. De minister zorgde en te echt zoor vrijstellingen. Eenige zoons behoeven niet te dienen. Wij achten dit een zeer goed besluit. De eenige zoon is de stamhouder. Sneuvelt hij. dan gaat daardoor zijn vaders naam verloren. Het is, menschelijker wjjs gesproken, de plicht van den wetgever dit te voorkomen. Ook kostwinners voor vader of moeder, of voor beiden, of voor ouderlooze broeders en zusters, of voor eigen gezin, worden vrijgesteld. En terechtopdat armoede en ellende niet vermeerderen, 't Is goed dat af en toe ook eens eenige medelijdende plooien gezien worden in het strakke gezicht van den wetgever. De natie heeft in den regel weinig met hem optoch komt zij er nader door tot hem. En dat in een godsdienstigen staat ook met de geestelijken van alle kerkgenoot schappen gerekend wordt, is een maatregel, die st«un verdient. In Israel waren priesters en Levieten vrij van den krijgsdienst. Het gaat niet aan de aanstaande dienaren des Goddelijken Woords eerst in den krijgs dienst op te leiden, wijl men niet begrijpt waarom zij niet even goed kunnen dienen als een ander. En nog minder, opdat zij «door de ervaring in het leger opgedaan, waarschijnlijk met meer vrucht hun ambt zouden kunnen uitoefenen» Ook de vrijstellingen wegens broederdienst blqven gehandhaafd. 't Is waar «dat tijdens de acht jaren dienst in het leger en de daarop volgende vijf jaren in de landweer dat is in den 13 jarigen diensttijd toch wel langzamer hand de meeste jongell den, die oorspronke lijk tot het ouderlijk gezin behoorden, middelerwijl een eigen gezin hebben ge vormd, en dat dus de vroegere schijnbare billijkheid in zeer vele gevallen in een grove onbillijkheid is overgegaan», zooals o. a. de heer Sejjffardt zegt, doch die «zeer vele gevallen» staan gelijk met de «zeer vele gevallen» van het tegendeel. Het is on billijk als A. in dienst is, ook B. uit 't zelfde gezin op te roepen. En zoo het geval door dhr. S. aangehaald, zich voordoet, dan blijft de vrijstelling nog wenschelijk, als een middel om de anti-militaire Ne- derlandscbe Datie te verzoenen met het denkbeeld van dienstplicht. De staatkundige zijde der zaak bljjve hierbij buiten bespreking. Die is voor de partijen in de Tweede Kamer. Alleen con-?' stateeren wjj het feit dat behoudens enkele uitzonderingen, antirevolutionairen en libe ralen voor, rad calen en katholieken tegen de nieuwe legerinrichting zijn. Geen enkel antirevolutionair zal het wel in het hoofd opkomen, ter wille dezer laatsten zijn meening omtrent dit ontwerp te wjjzigen. Beide partijen zijn niet met elkander getrouwd, en behoeven dus elkander niet naar de oogen te zien. Zij kunnen ten allen tijde, zoo het landsbelang dit vordert, een ieder zijn eigen weg gaan. Niet de samenwerking der antiliberalen maar het landsbelang moet, vooral in deze veel bewogen dagen van algemeene volks wapening het, zwaarst wegen. Snijdende onjuistheden. Een onzer vrienden en geestverwanten schreef ons ür. Bronsveld zegt soms snijdende waar heden, maar zjjn Kuyperophobie maakt hem al meer onmogelijk voor de christelijke school. Zeker zal deze bekwame kroniekschrijver wel eens snijdende waarheden g 'zegd heb ben maar dan toch zeker niet in zijn jong ste Kroniek, zooals die door onze tegen standers met zooveel ingenomenheid in de laatste dagen uit zjjne «Stemmen voor Waarheid (1) en Vrede» werd aangehaald. Dr. Bronsveld het is bekend heeft gees slag om de daden van sommige re- geeringspersonen, zonder den hartstocht der tegeningenometiheid te beoordeelen. Daarbij ontbreekt het hem niet aan een zekeren moed om als feit te verkondigen wat slechts vrucht is zijner fantasie. Vermoeden staat in menig geval voor hem geljjk met zeker heid en dit maakt dat de omzichtige lezer hem nog al eens betrapt op vergissingen. Een voorbeeld. Om te bewijzen dat wij met dit ministerie niets beters hebben ge kregen dan onder 't bestuur der liberalen [een bewering die echter geen navraag ljjden kari) verwijst hij naar de gewone luidruchtigheden die het feest van de vrij making der negers vergezelden. In navol ging der vijandige pers noemt hij dan het antirevolutionair bestuur in Suriname als de oorzaak dat «psalmenzingende negers» aldaar oproer hebben gemaakt. Wij noemen dit een snijdende leugen. Reeds het feit dat deze bedienaar des evan geliums smalend gewaagt van menschen die psalmen zingen, pleit niet voor zijr.e ehristeljjke liefde jegen gevallen broeders. Maar dat hij deze leugen verspreiden durft, niettegenstaande hij zelfs uit liberale bladen weten kon dat daar psalmen noch oproerkreten zijn aangeheven, is een nog bedenkelijker feit van verdachtmaking, dat zelfs zijne vurigste bewonderaars niet zullen kunnen prijzen. Wjj noemen nog een tweede voorbeeld. Herhaaldelijk toch beweert hjj en dat zoo maar klakkeloos weg zonder het te bewijzen dat deze Itegeering Rome op de been helpt; en dat de meeste benoemingen, die van haar uitgaan, den Roomschen ten goede komen. Hij kon weten dat dit niet zoo is. Had hij al de benoemingen, die onder dit ministerie ge schied zijn, nagegaan, hjj zou gezien hebben, hoe weinig Roomsche benoemingen onder dit ministerie plaats hebben. Zelfs minister Rujjs, een onverdacht ka tholiek, krijgt er in de roomsche bladen soms nog van langs, dat hjj zoo weinig geloofsgenooten benoemt. In Het Centrum van gister leest men nog een dergelijke klacht van een Schaep- maniiiaan aan 't adres der antirevolutio nairen. Het is aan te toonen dat van de benoe mingen die geschieden de liberalen het leeuwendeel krijgen en de antirevolutionairen en katholieken een zeer klein deel. Hoe kan dan dr. Bronsveld beweren, dat de meeste benoemingen zjjn in roomschen geest Hoe anders dan dat hjj deze las terlijke beschuldiging geheel uit den duim zoogen den liberalen, die wel beter weten, gelegenheid gaf zich wjjs te maken dat zjj en wij in zake benoemingen bjj Rome moeten achter staan. Indien het waar ware, dat er meest roomsche rechters, roomsche burgemeesters, roomsche notarissen of roomsche schoolop zieners benoemd werden, zoo zouden de liberale kamerleden, hetzij rechtstreeks of door middel van hunne vrienden in de pers, er de regeering wel spoedig een verwijt van maken. Zij echter zullen het wel nooit beweren, wjjl zjj beter weten. Maar dat verhindert natuurlijk enkelen niet om er op te wjjzen dat Dr. Bronsveld het zegt, en dan gelooft het goedgeloovig, «op gezag» geloovend «liberaal» publiek het toch. Dr. Bronsveld is een schrjjver met uit stekende bekwaamheden. Maar in zake de tegenwoordige Regeering en Kamermeer derheid, als hjj de waarheid betracht, doet hjj het niet altjjd in liefde, en zjjne waar heid is maar al te dikwjjls met leugens vermengd. Wjj noemden nog slechts Rome en de Paranegers Dat men toch wat hjj schrjjft, met om zichtigheid leze. Ook het werk van een sprookjesschtjjver kan belangrjjk zjjn. Maar een sprookje bljjft een sprookje, spijt den gloed, waarmee het wordt voorgedragen. 13 Augustus 1890. Goes. Kohier no 3 van het patentrecht 1890/91 is ter invordering gesleid in handen van den ontvanger. Goes. De Veemarkt zal Dinsdag 9 en 23 Septr rnber gehouden worden. Goes. Vrjjdag Openbare les in de be waarschool voor on- en minvermogenden te half 10. 's Gravenpolder. De achterweg langs dhr. Overman zal tot 21 Aug. voor het vervoer gestremd zjjn. Van verschillende zjjden ontvingen wjj blijken van instemming met onze klacht over te weinige medewerking van sommige ortho doxe predikanten in onze provincie in zake Unie en Christelijk onderwjjs. Evenwél merkt men ons op dat het Njjmeegsch School blad niet meer is het orgaan van dhr. Ger- retsen maar van de heeren H. B. van Lüm- mel te Njjmegen en J. Klein te Haarlem oud-leerlingen der Chr. Normaalschool, en verschjjnt onder den naam «De Vrjje School.» Zondag overleed te Arnhem de luitenant kolonel der infanterie, in garnizoen te Aria- sterdam, de heer A. v. Lakerveld de Heus. De overledene zou dien dag met zjjn bataljon naar het kamp bjj Larenberg zjjn vertrokken. Ongeveer 600 a 700 turners namen aan de 15e openbare uitvoering van het N. G. V. dat heden te Breda wordt gehouden deel. Met uitzondering van enkele oogen- blikken is het weder den turners niet gunstig geweest. Gisteren regende het zoo dat van de middag- uitvoering niet veel kwam. Zoo ook van morgen. De vrjje en orde oefeningen, waaraan ook éene ver. uit Zeeland, en wel «Zeelandia» van Middel burg deelnam, liepen zeer goed af. Van middag werd een wedstrjjd voor de mili tairen gehouden, wat het laatste nummer is van de werkzaamheden. (Maandag te laat ontvangen. Red.) De minister van Koloniën heeft aan den heer E. van Weezenbeek, hoedenfa- brikant te Kralingen, opgedragen het maken van helmhoeden ten behoeve van het leger in Nederlandsch Oostlndië. De helmhoeden worden van kurk gemaakt en overtrokken met laken. Het gewicht is 20 gram en met garnituur 220 a 230 gram. De prjjs der vroegere helmhoeden was per stuk f 6thans levert de heer Van Weezenbeek zq voor f2.60 per stuk,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1890 | | pagina 1