1890. No. 119. Donderdag 10 Juli. Vierde Jaargang VERSCHIJNT G. M. KLEMK.ERK, te Goes F„P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AD VERTES TIEN WILHELMUSLIED. D E elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prjjs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95. Enkele nummersƒ0.025.; UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere rege meer 10 cent. (Herinnering aan Prins Willem 1 den Zwijger, vermoord 10 Juli 1584). «Laat men ona vertrappen, Alde- gonde, mits wy slechts huljie mogen bieden aan Gods kerk." Wilhelmus van Nassouwe Ben ik van Duitschen bloet, Den Vaderlant ghetrouwe Blijf ick tot in den doot; Een prince van Oraengien Ben ik vry onverveert, Den coninc van Hispaengien Heb ick altjjt gheeert. In Godes vrees te leven Heb ick altijt betracht, Daerom ben ick 'verdreven, Om lant, om jluit ghebracht. Maer God sal my regheren Als een goet instrument, Dat ick sal wederkeren ln mijnen reghiment. Lijdt u, myn ondersaten, Die oprecht sjjn van aert; God sal u niet verlaten, al sjjt ghjj nu beswaert. Die vroom begheert te leven, Bid God nacht ende dach, Dat hy my cracht wil gheven, Dat ick u helpen mach. Lijf ende goet al te samen Heb ick u niet gheschoont. Mijn broeders hooch van namen Hebbent u ooc vertoont. Graat Adolf is ghebleven In Vrieslant in den slach, Sjjn siel in ewich leven Verwacht den jongsten dach. Edel ende hooch gheboren Van keiseiljjken stam, Een vorst des rijks vercoren Als een vroom christen man Voor Godes woordt ghepresen Ben ick vry onversaecht Als een helt sonder vresen Mjjn edel bloet ghewaecht. Mjju schilt ende betrouwen Sijt ghy, o God mjjn heer, Op u so wil ick bouwen, Verlaet my nimmermeer, Dat ick doch vroom mach bljjven, Uw dienaer taller stont, Die tyranny verdrjjven, Die my mjjn hert doorwont. Van al die my beswaren Ende mijn vervolghers sjjn Mjjn God wilt doch bewaren Den trouwen dienaer dijn, Dat sy my niet verraschen In haren bosen moet, Haer handen niet en waschen ln mijn onschuldig bloet. Als David moeste vluchten Voor Saul den tyran, So heb ick moeten suchten Met menich edelmaQ. Maar God heeft hem verheven, Verlost uit aider noot Een conincrijc ghegheven In Israel seer groot. Na 't suur sal ick ontvanghen Van God mjjn heer dat soet, Daer na so doet verlanghen Mijn vorstelijc ghemoet, Dat is dat ick mach sterven Met eeren in het velt, Een ewich rijc verwerven Als een ghetrouwe helt. O Uit een brief van prins Willem aan zjjn vriend Marnix van St. Aldegonde, den vermoedelijken vervaardiger van dit lied. Niet doet my meer erbarmen In mijnen wederspoet Dan dat men siet verarmen Des conincs landen goet; Dat U de Spangiaerts crenken, O edel Neerlaat soet, Als ick daer aen ghedenke, Mijn edel hert dat bloedt. Als een prins opgheseten Met mijner heires cracht, Van den tyran vermeten Heb ick den slach verwacht, Die by Maestricht begraven Bevreesde mijn ghewelt, Mijn ruiters sach men draven seer moedich door dat velt. Soo het den wil des Heeren Op die tijt had gheweest, Had ick gheern willen koeren Van u dit swaer tempeest Maer de Heer van hier boven, Die alle dinck regeert, Diemen altjjt moet loven, En heeftet niet begeert. Seer christlick was ghedreven Mijn princelick ghemoet Standvastich is ghebleven Mijn hert in teghenspoet; Den Heer heb ick ghebeden Van mijnes herten gront, Dat Hy mijn saeck wil |reden, Mjjn onschult doen oircont. Oorlof mijn arme schapen, Die zijt in grooten noot, U Herder sal niet slapen, Al zijt ghy nu verstroit Tot Gcdt wilt u begheven, Sjjn heylsaem woort neemt aen, Als vrome Christen leven, 'Tsal hier haest zijn ghedaen. Voor Godt wil ick belijden, End sjjner grooter macht, Dat ick tot gheenen tijden Den Coninck heb veracht Dan dat ick Godt den Heere, Der hoochster Majesteyt, Heb moeten obedieeren, In der gherechiicheyt. V Militair onderwijs. Deze wet is nu door de Kamer aangenomen. Aan het bezwaar der rechterzijde, door den heer Van Löben Seis te berde gebracht, is de Minister ten slotte nog tegemoet ge komen, door een nieuw artikel op te nemen, waarbij een «groot verlof» vergund wordt aan jongelingen, die, schoon als cadet in geschreven, elders studeeren, en dezulken van betaling der verplichte bjjdrage worden vrijgesteld. De Regeering gat dus zooals de heer Van Löben Seis het uitdrukte alles wat hij gevraagd had, den kop, de moot, alleen niet de staart, dat is de subsidie. Toch %al het, dank aan dit nieuwe artikel, geloovigen ouders niet onmogelijk zijn, hun zoons voor de opleiding tot officier te bestemmen. Dat bjj dit artikel weer een partjj- stemming laats hebben zou, was te ver wachten. De liberalen op één na, stemden tegen. Met twee stemmen meerderheid werd het aangeriomeu. Inmiddels (zoo voegt de N. P. G. C.. aan dit haar schrijven toe), is uit de dis- cus=iën ovet dit wetsontwerp gebleken, hoezeer ook een herziening van ons Mid delbaar onderwjjs noodig is. Onzuiver argument. De Maasbode merkt op, dat de liberale bewering, als zou door het voornemen van den Minister Lohman orn den vaccine-dwang op te heffen, aan de pokken-besmetting om zoo te zeggen vrij spel worden gegeven, in strijd is met de feiten. Die vrjjheid als men het zoo noemen wil bestaat feiteljjk nu ook al. „Immers, men heeft ons sinds jaren net liedje van den leerplicht voorgezongen met het argument, dat 70,000 kinderen de school verzuimden. Is dit waar, dan groeien er jaarlijks vele, vele duizenden op, die nooit met de vaccine kennis hebben gemaakt, want de ouders, die hunne kinderen niet ter school zenden, zullen zich in den regel ook weinig om de vaccinatie bekommeren. Nu komen van die 70,000 jaarlijks wel velen in de ka zerne terecht, maar behalve dat dehelft van de 70,000 meisjes zjjn, loten vele jongelingen vrjj. De liberale bladenmoetendusniet beweren, dat het ontwerp van aen heer Lohman de pokkenbesmetting in Nederland vrijlaat; die j besmetting is reeds vrjj en kan zich versprei den over geheel het land, want overal loopen havelooze kinderen rond. Zjj zal alleen dan niet vrij zijn, als een wet verklaart, dat alle Nederlanders gevaccineerd moeten worden. Wordt het ontwerp-Lohman aangenomen en laten de Calvinisten de vaccine varen, dan zal, zegt de Maasbode ten slotte, het cijfer uit de 70,000 eenvoudig wat grooter worden." Verzekering tegen Hagel. 4- De strijders voor deze verzekering hebben niet altijd even waardige bondgenooten. Tenminste in de liberale «Prov. Gron. Ct.» leest men van een correspondent uit de beide Oldambten, hoofd eener openbare school, de volgende spotternjj «Regenbuien, hier en daar vermengd met hagel, dalen uit de wolken neer en ver- frisschen beesten en kruiden. Misschien, dat in het noordoosten vooralj de veldvrucb ten lijdende schade zal echter niet groot zijn, wijl ze gedragen wordt door velen een gevolg van de hagel waarborgmaatschap pijen, vereenigingen, die nog niet overal deelnemers vinden. Hooge premiën schrik ken veelal af, al is het ook door de laatste jaren gestaafd, dat de hagelbuien evenals de trekvogels een bepaalden weg volgen. Dat de gemeenten Beerta, Bellingwolde en Nieuwe Schans het lot deelen van lande rijen over de grenzen is meer dan eens bewezen. Telken jare is daar hagelschade, waartegen andere deelen van 'tOldambt zelden worden getroffen. De oorzaak hiervan is niet aan te geven. Gelukkig dat we hoog genoeg op den ladder der ontwikkeling staan om deze onheilen niet meer te wijten aan een toornend God gelijk de joden of aan een Germaansclien Donar door de wolken. Ook in dit opzicht zijn we vooruitgegaan we zijn practisch geworden en hebben gezegd laat liet van boven maar hagelen en bliksemen, wij dragen de schade samen. Elk een dubbeltje, en dan is in 'torde. Deze practische zin, de associatie, drukt voorgoed den kop in aan het bijgeloof. Deze associatie, wanneer ze niet wordt tegenge gaan nu 'tnog tijd is, grijpt niet alleen het goddelijk maar ook elk menschelijk gezag aan zij zal in de toekomst koningen en keizers van de wereld verbannen. En na veel worsteling en strijd zal ze eindelijk weer een hoofd erkennen onder den naam dictator, protector of zoo iets, al naar den landaard van 't volk, waaruit de man ge sproten is.» 9 Juli '90. Kiesch 1 Wijl Jhr. Mr. Quarles van Ufford door vertrek naar Noord wijk ophoudt lid der Staten van Zeeland te zijn, wordt de anti revolutionaire partij nog eens geducht doorgehaald, die zulk een man koos, in plaats van Mr. van der Bilt, zulk een man, van wiens daden men veel verwachtte en die zóó het vertrouwen zijner kiezers beschaamt, door reeds nu heen te gaan. Zeer netjes is dit niet van de liberale pers. Of zou zij denken dat Jhr. Q. v. U. zoo weinig een man van ernst is dat hij zich verkiesbaar zal stellen in de Staten eener provincie, waar hij slechts zóó kort zal wonen? Of zouden er omstandigheden kunnen zijn die aan alle verwachtingen en voornemens den bodem inslaan en zelfs de ernstigste mannen noodzaken den schijn van wispelturigheid op zich te laden Den schijn, zeggen wij; niets meer; immers de liberale pers kan weten wat de smartelijke reder, is die onzen afgevaar digde noopt naar een plaats aan Hollands zeestrand te vertrekken. En we vinden het onkiesch, in de hoogste mate, om in dergelijke omstandigheden, in plaats van hartelijk medegevoel, nog voor den gekozene, een schopover te hebben. Wjj kunnen de Liberale peis verzekeren dat wij, als een van haar afgevaardigden of beste mannen zoo iets overkomt, wij aan ons medegevoel op andere, en we hopen meer loyale wijs, uiting zullen get en. Fijne neus. De Liberalen hebben heusch een fijnen neus. Nu de zoo lijvige Leger wetten zijn ingezonden door Minister Bergansius, n.et de zoo omvangrijke Memorie van toelich ting, zeker de som van ontzaglijk veel overdenking en bespreking en werk, nu hebben enkele Liberale persorganen voor die indiening een woord van lof. Die in diening nu getuigt, zegggen ze, van moed, met het oog op de bekende quaestie over de remplaganten. Maar wacht, er zit een angel in den staart dier lofspraak. Nu, zoo zeggen ze, kunnen de Legerweiten toch niet meer vóór de verkie zingen van 1891 in werking treden. En daarmee, zoo bedoelen z(j, is het struikelblok tusschen de twee partijen der Rechterzijde weer, zoo niet van de baan, dan toch uit het oog. Zie, dat is nu het doorzicht der Liberalen. Waar een gewoon mensch denkt dat de Minister verbazend veel werkkracht ont wikkelde, daar speuren zij sluw en listig overleg, zoo'n beetje jezuïterjj. Maar wij kunnen het heusch niet helpen, als ons het versje van Beets te binnen schiet: Veorzichtigheid ziet ver, boosaardigheid (nog verder, De wolf hèeft fijner neus, dan menig (herder. Sophiapolder. In de afdeelingen der provinciale staten heeft de meerderheid er zich tegen verklaaid den Sophiapolder ca lamitous te verklaren. l)e minderheid er kende de geldelijke bezwaren, doch die mogen niet in de eerste plaats wegen, 'tls slechts de vraag wat eischt de toepassing der wet. De meerderheid in de le afdeeling beroept zich op den hoofdingenieur en de commissie van specialiteiten. In de 2e werd de mogelijke schade minder groot geacht bij het verloren gaan van den polder, wijl de gronden op bijzonder voordeelige wijze in andere handen waren overgegaan. In de derde afdeeling vend men het stelsel van verdedigen v«d vaste punten, zooals tot heden geschiedt voldoende tot behoud der kust, ook zonder het voortbestaan van den Sophiapolder. Vereeniging van geheel Noord-Beveland tot één waterschap, dat in zijn geheel bij draagt in de kosten, zou volgens haar, eenig afdoend middel zijn. De minderheid zou daarin een onbilijkheid zien door de gi'oote vermeerdering van lasten, die men daardoor op de binnenpolders leggen zou. Ware zoodanige vereeniging 3C jaar geleden geschied, dan ware wellicht de nu zoo nood lottige toestand voorkomen. "Vrijdag openbare vergadering der Staten. Men heeft gevraagd: wat is eene in sinuatie Antwoordeene insinuatie is een schop, zooals zeker blad dien Maandag aan Jhr. Quarles v. Ufford gaf. Gezwegen natuurlijk van den aanslag op den goeden naam van zekeren uitgever, door dienzelfden schoppen- deeler „een tournooi(l) met de Zeeuw" genoemd.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1890 | | pagina 1