1890. No. 104.
Londerdag 5 Juni.
Vierde Jaargang.
V E R S C H IJ 3S T
G. M. KLEM KERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTEYHEX
HET CONGRES.
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prjjs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95.
Enkele nummers0.023.)
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel
meer 10 cent.
Op het programma van het 43ste Nederl.
Landhuishoudkundig Congres van 16 tot
20 Juni te Goes te houden, komen de
volgende in de afdeelingen te behandelen
vraagpunten voor
EERSTE AFDEELING.
(Landbouw, Tuinbouw, Houtteelt, Vee
teelt, Zuivelbereiding).
1. Welke ondervindingen zijn hier te
lande opgedaan met het bewaren van ineen-
geperst groenvoeder in mijten (duitsch: Pres-
sfeimen) waarvan het stelsel van Blunt o. a.
beschreven is in het Maandblad voor den
Nederlandschen landbouwer, No. 1 en 3
van 1889.
Verdient deze wjjze van bewaren van
groenvoeder aanbeveling? Of zou wellicht
volgens een voorstel gedaan in de Land
bouw Courant van 7 Maart 1889, het weder
uiteenwerpen van net aan eene mijt gezette
groenvoeder, nadat dit eene zekere brooiing
heeft ondergaan, in sommige omstandig
heden nog de voorkeur verdienen.
2. Is er ook iets bekend jvan ondervin
dingen in ons land opgedaan met het ge
bruik van machines om hulpmeststoffen
uit te strooien? Wij noemen Schlör's
Dfingei'streuer door de commissie van het
proefstation voor nieuwe landbouwwerk
tuigen te Halle aanbevolen en die van Biere-
ma te Usquert, welke in het Noorden van
ons land met succes wordt gebruikt.
3. Wordt het door Hellriegel e. a. gecon
stateerde feit dat de groei van leguminosen
onafhankelijk is van het stikstofgehalte van
den grond, door de ervaring in de' praktpk
gestaafd
4. Zijn hier te lande reeds ervaringen
opgedaan met het gebruik van Superphos-
phaatgips als conserveeringsmiddel van stal
mest? Zoo ja welke? Waar is het ver
krijgbaar?
5. Welke nieuwe middelen bestaan er
tegen door zwammen veroorzaakte ziekten
in Landbouwgewassen?
6. Welke beteekenis heeft het zwart in
de gerst bü ons te lande reeds verkregen
7. Heeft men reeds in Nederland de in
sommige streken van Duitschland en Frank
rijk zoo algemeene bietenmoeheid (Rüben
Müdigkeit) van den grond waargenomen?
8. Zijn er oorzaken op te geven voor
het schadelijk worden van aaskevers (Silpha-
soorten) op bietenakkers
9. Door de lage graanprijzen en door het
verdwijnen van de meekrapcultuur is het
in de akkerbouwstreken noodig naar nieuwe
gewassen om te zien, die met succes in
een rationeelen wisselbouw kunnen gebruikt
worden. Welke gewassen zijn daarvoor aan
te bevelen
10. Is de teelt van chicoreiwortelen voor
den fabrikant loonend op klei- en zavelgrond.
11. Welke middelen zouden de besiuren
der Landbouw-Maatschappijen kunnen aan
wenden om het aanfokken van Yorkshire-
varkens bij den boerenstand ingang te doen
vinden, daar dit soort voor den exporthandel
op Engeland het beste geschikt is?
Ingezonden door den Heer C. J. Vorster-
man van Oyen te Moergestel.
12; Is de tegenwoordige mindere waar
deering van het Shorthornvee, tegenover
het Hollandsche Veeslag gegrond?
Ingezonden en in te leiden door den
Heer B. G van der Have, Ouwerkerk.
13. Beweegt zich de veefokkerij niet in
eene gevaarlijke richting, door bijna uitslui
tend op groote melkproductie te werken, en
wat kan worden gedaan om ook een groot
vetgehalte te verkrijgen, hetwelk met het
oog op den verkoop der melk aan vboter-
fabrieken en op den uitvoer van fokvee
naar het buitenland steeds meer op den
voorgrond treedt?
Ingezonden en in te leiden door den
Heer E. van den Bosch, te Goes.
14. Welke is de meest doelmatige yvijze
van betaling der melk bij levering aan
Zuivelfabrieken, of bij Coöperatieve verwer
king? Heeft de ondervinding aangetoond,
dat de betaling naar vetgehalte, gebaseerd
op de uitkomsten van den lactobutyrometer,
van den toestel van Soxlet of van den
loctocriet praktisch uitvoerbaar is?
15. Wat kan medegedeeld worden omtrent
de fabriekmatige al of niet coöperatieve,
boter- of kaasbereiding?
Heeft de ondervinding geleerd dat men uit
melk, van verschillende boerderijen afkom
stig, eerste kwaliteit boter kan bereiden?
Zijn er ook dien overeenkomstigjopmerkingen
mede te deelen, die bij het oprichten van
nieuwe boterfabneken van dienst kunnen
zijn.
16. Wat is de reden, datjsommige fabrieks-
boter zoo weinig duurzaam is, en hoe kan
dit verholpen worden?
17. Welke handelwijze is bij het zuren
van Melk of Room, de meest verkieselijke?
18. In sommige streken van ons land,
schijnt gebrek te bestaan aan Peppelen-
én Wilgenhout als geschiktst materieel
voor de klompenmakerij, zoodat men b. v.
in Overijsel het hout tegen hooge prjzen
over de Duitsche grenzen moet koopen.
Zou daarom de cultuur van dergelijke hout
soorten niet met voordeel op daarvoor ge
schikte grondsoorten uitgebreid kunnen
worden
19. Wat kan medegedeeld worden om
trent het meerder of minder voordeel van
het conserveeren van ooft en groenten in
verband met de uitbreiding van de cultuur
hiervan
20. In een boomgaard (appelen en peren)
staande op kleigrond hebben de boomen
(het plantsoen is 7 jaren oud) van binnen te
veel hout.
Mogen de takken van binnen, naar goed
vinden uitgekapt worden, opdat de boom
meer lucht en licht krijge?
De éene beweert, dat alleen de zijtakjes
mogen verwijderd worden en geen hoofdtak
ken; de andere zegt, dat appelboomen in
het geheel niet uitgesnoeid mogen worden.
Wat is het beste?
21. Op welke wijze behoort een iram-
bozenstruik, waaraan verschillende strengen
zijn, gebonden te worden
Meestal hebben de tuinlieden hier naar
't schijnt de verkeerde gewoonte om de
g.. heele massa van den struik bij elkander
te binden.
Zou het binden waaiersgewijze of wel in
horizontale omgebogen richting niet ver
kieselijk zijn?
TWEEDE AFDEELING.
Volkshuishoudkunde, Natuurkunde, enz.
22. Is practisch onderricht niet een ver-
eischte voor de ontwikkeling van den
kwijnenden landbouw?
Bestaat daartoe geen mogelijkheid, om
van het onderwijzend personeel ten platten
lande meer practisch nut te verkrijgen, op
het gebied van onderwijs in eenige vakken
van den landbouw?
23. Zoude het niet aanbeveling verdienen,
üat de kleine vereenigingen tot onderlinge
verzekering tegen hageischade, zich in éene
algemeene Nederlandsche Vereeniging op
lossen?
Zoo ja, met welke bezwaren valt bij zoo
danige Vereeniging te rekenen en welke
hoofdbeginselen behooren in acht genomen
te worden
24. Is de mogelijkheid om vee en paarden
te kunnen verzekeren tegen sterfte tenge
volge van ziekte en ongelukken, bij eene
Nederlandsche Maatschappij, welke een voor
af vast te stellen Premie berekent, niet een
Landbouwbelang?
En verdient deze wijze van verzekeren, niet
de voorkeur boven verzekeren bij onderlinge
plaatselijke veefondsen?
25. Ploe zijn de resultaten verkregen door
middel van de zoogenaamde „Ambulante
Zuivelschool" der Geldersch-Overijselsche
Maatschappij van Landbouw? En in goval
ze werkelijk aan het doel beantwoordt, zou
dan het Congres ook pogingen doen om
dergelijk onderricht in de Zuivelbereiding
nog meer algemeen te doen worden?
26. Is het wenseheljjk dat het Congres
bij de Regeering stappen doe om te bevorde
ren, dat de Remontecommissie het publiek
in kennis stelle met de gebreken, die zij heeft
gevonden aan de de voorde Remonte aange
boden paarden, in de verschillende streken
des lands?
27. Is het in het belang van den land
bouwer, de Regeering te verzoeken, de wet
op belastbare paarden voor rijtuigen op vee-
ren, welkedoordenlandmangebruikt worden,
zoo te veranderen, dat „daarvan een even
„afwisselend gebruik mag gemaakt worden,
„als bij paarden voor rijtuigen op riemen, en
„daarbij vergunning te krijgen dat de dienst-
„of werkboden zonder bijzondere heffing van
„belasting, de paarden mogen aan- en af
spannen?" Ingezonden en in te leidendoor
den heer L. J. Roggeband te Groede.
28. Het verslag van den landbouw in de
gemeenten zooals het model daarvan is voor
geschreven, kan niet naar waarheid door de
Gemeentebesturen worden opgemaakt.
Zijn de verslagen der Gemeentebesturen
vertrouwbare bronnen voor het verslag van
den landbouw in Nederland en behooren de
Gemeentebesturen met die samenstelling be
last te blijven Ingezonden en in te leiden
door den heer H. G. Hartman Jz., te Goes.
29. Kleven in Nederland het grondbezit
gebreken aan, zoo ja, op welke wijze zou
men die kunnen doen verminderen of ver-
dwijnen?
30. Is het wenschelijk dat de vele kleine
vereenigingen, die tegenwoordig in Nederland
bestaan tot gemeenscbappelijken aankoop
van zaaizaden, veevoeder en kunstmest
stoffen, zich meer vereenigen tot groote
wettelijke erkende coöperatieve Maatschap
pijen?
31. Wat staat er te doen om onze heide
gronden productief te maken?
32. Werkt de wet op de besmettelijke
ziekten, ten aanzien van den vlekkentylius
bij varkens gunstig, of zijn de klachten over
de uitvoering dier wet gegrond
Zoo ja, welke middelen moeten worden
aangewend, om daarin verbetering te brengen?
GECOMBINEERDE VERGADERINGEN.
33. Op welke wijze kunnen de proefvelden,
waarvoor door de Regeering thans subsidie
wordt verstrekt, het best worden ingericht,
om voor aanschouwelijk onderwijs en voor
den practischen landbouw nuttig te zijn?
34. Wat kan er gedaan worden om onder
de landbouwers de oprichting van Voorschot
en Credietvereenigingen, naar bet stelsel
van Schultze—Delitsch en Raiffeisen te
verkrijgen
35. Is de beste vorm vanlandbouw-crediet
niet rechtstreeksche verstrekking van be
drijfskapitaal door den landheer a,an zijn boer
in den geest eener Landbouw-maatschap op
schoofdeeling
36. Hoe kan men meeidere en veelzijdige
coöperatie, oprichting van verbruiks-, pro
ductie-, verkoop vereenigingen enz. op land
bouwgebied bevorderen?
37. Wat heeft de ondervinding reeds
geleerd omtrent den invloed dien de fa
briekmatige Zuivelbereiding (het niet karnen
der melk in de boerderijen zelve, en bij het
gebruik van centrifugen, de beschikking
v<m dé nog zoete afgeroomde melk enz.)
heeft uitgeoefend op het aanhouden van jong
vee en varkens?
38. Werkt de vermindering van werk
zaamheden in de boerderijen, ten gevolge
van de aflevering der zoete melk aan de
fabrieken, gunstig al of niet op de welvaart
van het huisgezin?
39. In sommige streken van ons land
is de bodem zeer geschikt bevonden voor
de teelt van suikerbieten.
De groote afstand van de suiker-fabrieken
maakt echter den verbouw aldaar minder
loonend. Zou het voor bedoelde streken aan
te bevelen zijn, dat aldaar suikerfabrieken
werden opgericht en de bietencultuur aldaar
werd ingevoerd?
40. Waarom is de teelt van Suikerbieten
op het gehalte in het afgeloopen voorjaar,
behoudens ééne uitzondering, door de fabrie
kanten niet met meer ingenomenheid be
groet, getuige de conceptcontracten daartoe
verstrekt? Ingezonden en in te leiden door
den heer B. G. van der Have te Ouwerkerk.
(Punten 1 8, 14, 15,18, 19, 25 en 38
zijn ingezonden door HH. Leeraren der
Rijks-Landbouwschool te Wageningenl.
Een paar staaltjes uit velen.
In eene bloeiende ijzerfabriek te Amster
dam moet, bij de verwisseling der ploegen,
de ploeg lier arbeiders, die wordt afgelost.
36 (zegge, zes-en-dertig) uur achtereen wer
ken. En bij de Leidsche broodfabriek, wier
aandeelhouders verleden jaar circa 20 pet.
trokken, is er, na lar.gen dag-arbeid, zelfs
Zondags voor den werkman geen eigenlijke
rust.
Met recht wordt gevraagd, zijn dat geen
toestanden, die roepen om verandering
(«Patrimonium»).
Weer een wapen minder.
Minister Lohman is voorstander van vrij
onderwijs in alle drie /.ijne geledingen. Vrij
lager vrij middelbaar- en vrij hooger onder
wijs; dat is zijn leus, zijn beginsel.
Dat beginsel noopte hem voorjaren zijne
gewenschte rechterlijke loopbaan vaarwel
te zeggen en hoogleeraar te worden aan de
vrije hoogeschool op gereformeerden grond
slag te Amsterdam. Wel had hij nog be
zwaren, doch die werden door dr. Hoede-
maker, die hem dringend vroeg toch te
komen, geheel opgelost.
Sinds dien tijd werd de heer Lohman uit
de herv. kerk gezet en ging hij mede met de
doleantie.
Door den Koning daartoe geroepen trad
bij op als minister van binnenlandsche
zaken in het kabinet Mackay, tot ergernis
van vele vrienden en broeders, die door ds,
Bronsveld voorgelicht in t optreden van
dezen minister den dood zagen voor de
vaderlandsche kerk en de staats-universi-
teiten.
Nu is de beer Lohman meer dan twintig
jaren lang in verschillende rechterlijke en
wetgevende collegits geweest, en nooit heeft
een zijner haters ééne zonde tegen de wet,
bij dezen bewindsman kunnen constateeren.
Dit moest reeds waai borg gen eg zijn
geweest.
Maar een metisch wil nu eenmaal
tastbare bewijzen zien.
En 't zal dan ook den nederlandsch her
vormden vrienden en tegenstanders van dhr.
Lohman aangenaam zijn, dat zulk een be
wijs kan geleverd worden.
Utrecht had öehoefte aan een nieuw
universiteitsgebouw. Onderhandelingen met
minister Heemskerk waren j afgesprongen.
Ook met minister Mackay schoten de heeren
slecht op. En zie, nog slechts een drietal
maanden is minister Lohman aan het
bewind, of de rnoeielijkheden betreffende het
gebouw dezer staats-hoogeschool zijn weg
genomen. De minister heeft het overgelegde
plan goedgekeurd.
Een antiliberaal ministerie, een antirevo
lutionair minister, een oud-hoogleeraar aan
een vrije Universiteit neemt hier een
beslissing van zoo uitnemend gewicht voor
de toekomst van deze staats-academie.
Die zich de schandelijks smaadtaal ian
De Vaderlander, dr. Bronsvelds door de
liberale bladekens zoo bij voorkeur geëxploi
teerd blad, tegen dezen minister des Konings
herinnert, zal zich verblijden dat den tegen
standers onzer christelijke historische regee-
ring weder een wapen, zij het ook een
houten wapen, uit de hand werd geslagen.
Trouwens wij behoefden niet anders te
verwachten. Voor minister Lohman en die
met hem den Koning dienen in het staats
bestuur, is de wet heilig..
Er zullen nog wel meer dergelijke wapentjes
in het liberale tuighuis worden opgeborgen;
en waar haalt gij dan, o kleinsteedsche
tegenstander, uw heusche wapentuig van
daan
Nieuwtjes.
Het Handelsblad zegt dat de legerwetten
tegen halt Juni bij de Kamer zullen wor
den ingediend. De Tijd weet er nog al
meer van. Het blad verneemt dat alle
leden 'van den Raad van State eenparig een
rapport geteekend hebben, waarin de plannen
oer Regeering ten sterkste worden afge
keurd.
Wij zouden wel eens willen vragen, wie
het recht verleent om zaken uit den Raad
van State, een Gollegie dat geheim verga
dert en slechts aan de Regeering heeft raad
te geven, in de krant te zetten
Onder de ambtenaren aan onze ministriëele
departementen zijn menschen die slecht
zwijgen kunnenmaar zou er nu zelfs in
het achtbaarste van alle collegiën,' in den
Raad van State, ook al iemand gevondeu