1890. No. 64. Donderdag 27 Februari. Vierde Jaargang. VERSCHIJNT G. M. KLEM KERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES HULDEBLIJK aan Mr. KEUCHENIUS. L. S. - Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lobman. I! W. elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. 0.95. Enkele 'nummers - 0,02 UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De Redactie van het Dagblad de Stand aard ontwaard hebbende, dat velen in den lande, nu het ontslag van den heer KEU CHENIUS als Minister van Koloniën door Z. M. den Koning geteekend is, het oogen- blik gekomen achten, om hem, bij zijn aftreden onder zoo exceptioneele omstan digheden, een blijk van hulde en dankbaar heid aan te bieden uoor den onverschrokken moed en de onwankelbare trouw, waarmee Mr. Keuchenius, ook als Minister des Konings, voor de eere van den Christus en voor de roeping van het Christelijk Neder land in onze Oost-Indische bezittingen is opgekomenverklaart zich bereid om van heden af bijdragen voor dit doel in ont vangst te nemen. Geett het Christenvolk aan deze roepstem gehoor en blijkt dat hoog en laag geplaatste, dat rijk en arm, dat oud en jong, dat man en vrouw voor deze zaak drang in hel harte gevoelt, dan zal een passend huldeblijk, met een Album, dat de namen der gevers en geefsters bevat, eerlang door eene daar voor uit te nootligen Commissie aan Mr. KEUCHENIUS worden aangeboden. Doch dan worde er met spoed en onver wijld gehandeld Dan onthoude niemand die er zijn eere in stelt Anti-revolutionair te wezen, klein of groot, zijne bijdrage. En dan melde men bovenal wie men is en waar men woont. Geen politieke demonstratie alzoo Maar een blijk van hulde en dank aan den trou wen Evangeliebelijder, nu hij aftreedt De Redactie van ,,de Standaard" Dr. A. KÜYPER. A. J. HOOGENBIRK, Secretaris. Amsterdam, 19 Febr. 1890. P. S. Men zende zijn bijdrage aan het adresDe Redactie van de Standaard te A msterdam. Ook wij verklaren ons bereid bijdragen tot dit doel in ontvangst te nemen. Men zende zoo spoedig mogelijk in. Er wonen in Zeeland, vooral in het land van Middel burg nog zoovele vrienden, om des beginsels wil <an Keuchenius, dat wij het eene.be leediging voor hen zouden achten, zoo wij de uitnoodiging van De Standaard ook niet onder hunne aandacht brachten. „Wanneer trouw aan een beginsel, vol harding, beleid en tact in het streven naar de bereiking van een hooggesteld doel ein delijk, na jaren van inspanning en strijd de zege behalen, dan trilt er in 't hart van ieder, die met belangstelling de worsteling volgde, een zeker gevoel van sympathie, dat in de natuur van 't mensehelijke hart zijnen grond vindt en door geene andere waardeering van het bereikte doel geheel kan worden overstemd." De waarheid hiervan ondervonden wij toen wij lazen dat deze heer Maandag in 's Konings handen den eed aflegde en daarna aan H. M. de Koningin door Z. M. den Koning werd voorgesteld. Met zijne opneming toch in dit kabinet gaf onze geëerbiedigde Vorst een vernieuwd blijk van vertrouwen in de kracht onzer beginselen. 'tls dan ook alleen totale onbekendheid met 'sheeren Lohmans geschriften, niet het minst met zijn jongste Pacificatie, die de lieden drijven kan zich met zooveel weerzin over dezen nieuwen minister van binnenlandsche zaken uit te laten. Het zal immers uit de plaatselijke liberale blaadjens wel bekend zijn, dat dhr. Lohman, zijne nieuwe, hoogst gewichtige betrekking aanvaardende, bij «liberalen» en «nationa- len» tegenzin en verdachtmaking gevonden heeft. Et n der bladen sprak reeds van de periode der Lohmannen. Een ander, welks hoofdredacteur de heer Polak uit Amsterdam is, noemt hem den Amsterdamschen paneel zager. Nu, dat de vijanden van Keuchenius nog geen lust hebben om, ter eere van zijn opvolger, het wierookvat op te nemen, is verklaarbaar en tot op zekere hoogte te waardeeren. Wij konden dan ook met een gerust gemoed dezen kouden luchtstroom laten overwaaien indien in den aldus gevoer- den en tot mode geworden pennestrijd niet etn gevaar lag, waartegen wij moeten waar schuwen. Een Indisch blad herinnerde ens laatst, hoe het in den regel gaat met lieden, van wie men nooit anders dan kwaad hoort. (De Bjjbel beklaagt immers ook den wolf die in een kwaad gerucht staat.) Bedoeld blad nam tot voorbeeld een man die zijn paard op de markt bracht. Het was een best paard; maar de persoon die 't koupen wilde, had zooveel op het dier aan te merken. Dit deugde niet; en dat was bespottelijk; enz. zoodat de boer ten leste beschaamd over zijn domme vermetelheid om zulk een slecht paard op de markt te brengen, zijn best paard voor een appel en een ei aan den kooper liet, dankbaar en verblijd dat deze hem zelfs nog voor dien lagen prijs van zijn viervoeter verlost had. Iets dergelijks nu is met den bekwamen minister Keuchenius gebeurd. Men heeft al den tijd van zijn beheer zoo lang en op zoo velerlei wijs geroepen dat er niets goeds aan hem was, dat ten leste mogelijk zelfs onder zijne vrienden sommigen het zjjn gaan gelooven. Wij moeten oppassen dat iets dergelijks niet met onzen nieuwen minister van binoenlandsche zaken geschiede. Immers geljjk de naam van Keuchenius bij vele lezers van Uilenspiegel en andere liberale bladen een slechten klank heeft, zoo ook kan menig goedhartig liberalist, dank zij de eenzijdigste aller voorlichtingen, den naam Lohman niet hooren, of hij krijgt zoo iets als van kippevel. En menig geest verwant, die dagelijks nu eens dit en dan weder dè.t kwaads van de «Lohmannen» hoorde, zou ten slotte eveneens kunnen gaan meenen, dat er toch wel wat aan is, van wat de liberale pers omtrent hen v ertelt. Men kan er gerust op rekenen; gelijk men Keuchenius gesmaad heeft, zoo zal men De Savornin Lohman vervolgen met laster, tot in het kleingeestige toe. Zoo gaat het allen waren belijders, v>orzoover zij de apostolische vermaning verstaan «dat niemand uwer lijde als een kwaad doener of als een die zich met een anders doen bemoeit» en zich de voorspelling huns Heilands bewust zijn«indien zij mij ver volgd of gesmaad hebben, zoo weet dat zij het ook u zullen doeri.» Maar nu zouden er ook onder ons kunnen zijn, die elkander troosten met een geluk kiger toekomst voor ons christelijk onder wijs, nu Lohman, misschien meer nog dan Maekay, de puntjes op de i zal zetten en den tegenstander geduchte slagen toe brengen zal. De wanhoopskreten uit het liberale kamp opgestegen zouden 't allicht doen vermoe den, dat inderdaad met Lohmans komst het gulden tijdperk voor ons zal zijn aangebroken. Laten wij dergelijken oppervlakkigen vrien den terstond deze illusie mogen ontnemen. Ook Lohman zal weinig vermogen tot op heffing van het schreeuwend onrecht, dat in zoo menigerlei vorm zich openbaart. Daartoe is het ministriëele leven in den regel te kortdaartoe staat de liberale eerste kamer met haar verschoten staatsiekleed uit liet voornationale tijdperk ook hem in den weg; er zijn ook nog zoovele wantrouwende vrienden en atvallige bondgenootenwaarbij nog komt dat minister Lohman niet zit in een antirevolutionair kabinet, maar in een kabinet der rechterzijde, op wier staatkundig program artikel 1 is dat de natie uit vijf vijfden en niet uit drie vijfden bestaat. Partijdig bevoorrechten van der een boven den ander zal in richting linksch niet meer geschieden; doch in richting rechtsch zal het onder zijn beheer eveneens onmogelijk zijn. Aide bezwaren, ook die der ambtenaren, (denk aan de schending der bureaugehei men door een vriend van het Handelsblad), zij blijven ook dezen minister in den weg staan. Bovendien heeft hij door den stil stand, dien de crisis te weeg bracht; en door zijne persoonlijke onbekendheid met onderscheidene zaken waarin hij zich heeft in te werken, nog wel eenigen tijd noodig eer alles is op de hoogte waarop de be kwame hand van minister Mackay de zaken bij zijne aftreding had gebracht. JJe kern van het volk heeft in dezen geen waarschuwend woord noodig. Zij weten, dat men het altijd te vergeefs verwachten zal van de heuvelen of van de bergen, en dat vervloekt is de mensch, die vleesch stelt tot zijn arm. Maar de vooruitloopende jonge garde onder ons, die wel niet met Marnix dweept, maar toch zoo gaarne met meer dan halfkraeht zou willen vooruitstoomeu en het gezag van den stoker hooger stellen dan dat van den Stuurman aan het roer, zij dienen gewaarschuwd dat zij zich aan alle groote verwachtingen hebben te spe nen, en zich tevreden te stellen met dat gene waarmede wij en de gansche natie het voorloopig ook best stellen kunnen, dat door het optreden van minister Lohman het christelijk karakter der natie bleet bewaard, en dat het kabinet MackayLohman even als het ministerie MackayKeuchenis lang zaam en dus zeker wenscht voort te schrijden in de richting van het recht. Ten slotte herinneren wij aan wat de (•antirevolutionaire) dr. Woltjer in het (libe rale) weekblad De Amsterdammer vóór enkele maanden omtrent den persoon van onzen nieuwen minister schreef. Jhr. Alexander Frederik de Savornin Loh man werd den 29 sten Mei 1837 te Gronin gen geboren, waar hij ook zijn opleiding aan het gymnasium ontving en als student in de rechten aan de Universiteit studeerde. Van de hoogleeraren der Groninger academie heeft alleen Gratama eenon duurzamen invloed op Lohman uitgeoefend. Na zijne promotie werd hij op 25 jarigen leeftijd reeds als rechter te Appingedam be noemd. Als zoovele anderen zijner ernstig gezinde tijdgenooten volgde hij, toen 't maatschappe lijke leven hem zijn plaats had aangewezen en zijne gedachten bij de macht der beginse len bepaalde, eerst het conservatieve spoor, maar ondervond ook, als zoovele andere, hoe dat onzeker spoor doodloopt in moerassen met dwaallichten, in plaats van te leiden naar het land der hope. Toen dan ook Groen van Prinsterer den strijd tegen dat syste matische conservatisme met meesterlijk talenten krachtige overtuiging zegerijk voer de, waren Lohman's sympathieën geheel met den aanvoerder van het toenmaals nog zoo kleine leger der Anti-revolutionairen. Na er op gewezen te hebben, dat de heer Lohman vooral zijn niet geringe gaven in dienst otelde in den st' ijd voor het chris telijk onderwijs tegenover het onrecht in de schoolwetten van 1857 en 1878, schrijft Dr. Woltjer: Talrijk waren de brochures van grooteren of kleineren omvang, waarin Lohman met waarachtige overtuiging, nu eens in satiri- schen, dan in betoogenden trant, maar altijd scherpzinnig en logisch het goed recht der Christelijke vrijheid tegenover den onrecht- vaardigen drang van het gezag voor school i en kerk beid? bepleitte, Het scherpziend we 1 van Groen van Prinsterer bespeurde weldra, dat naast Kuyper Lohman op zijne wijze de eerste zou zijn om op het geheele gebied van het staatsrecht en staatsleven de anti revolutionaire beginselen praktisch en theo retisch te handhaven en te propageeren. In 1875 verscheen „Gezag en Vrijheid", een werk, waardoor de schrijver toonde, dat het niet de schoolkwestie in haren actueelen en zoo te zeggen, toevalligen vorm was, waar aan hij zijne studie wijdde, maar dat fiij, met wijsgeerigen blik, de beginselen die li beralen en Anti-revolutisnairen op het ge bied van het staatsrecht scheiden, tot op hunnen diepsten grond peilde. Intusschen werd de druk der schoolwet door de wijzi gingen in 1878 aangebracht, nog verzwaard, het onrecht nog vermeerderd. Het volkspe titionnement miste wel zijn naaste doel, in zooverre als de nieuwe wet toch door den koning geteekend werd, maar bereikte wat van zeer groote waarde was, meer eenheid en offervaardigheid van de voorstanders van christelijk onderwijs. De Unie en de Unie collecte waren de vrucht van het petition nement. En nog meerreeds het volgende jaar 1879 bracht Lohman in het parlement; 't district Goes koos hem tot zijnen volksver tegenwoordiger en bleef hem sinds getrouw. Opmerking nog verdient, wat de heer W o 1 t j er schrift De verdiensten van Lohman als kamerlid en leider in de Kamer van de groep der anti-revolutionairen zijn bekend bij zijne medestanders en meer misschien nog bij zijne tegenstanders. Ook dit moeten wij onder de aandacht onzer lezers brengen Practisch in den edelen en schoonen zin van dit dikwijls misbruikte woord is het streven en werken van Lohman, in de prac- tische politiek, maar niet minder op het ge bied der wetenschap. Waar hü sedert 1881 aan de Vrije Universiteit op Geref. grondslag als hoogleeraar voer het staatsrecht en het straffschtfwerkzaam was, daar hoeft hij het getoond, dat hij steeds bereid is om zjjne belijdenis in eene daad om te zetten. Dat er studenten zijn, die hoewel niet aan de Vrije Universiteit studeerende, het toch wenschelijk achten de colleges van Lohman te hooren, is zeker in meer dan één opzicht verblijdenddat het er zoo weinig zijn, pleit niet voor den ernst van het onpartijdig on derzoek, waarop men boogt, maar dat er nog zoovele jongelieden zijn van anti-revo lutionairen huize, die hunne afkomst ver loochenende, liever den grooten stroom vol gen, dan in eenvoud en met moed den smaad der Vrije Universiteit te dragen, ter wille van het beginsel, dat is bedroevend, dat zou den moed van minder sterke naturen, dan Lohman kunnen breken. Kan men het ons kwalijk nemen, dat wij er trotsch op zijn, zulk een man in het ministerie te zien optreden Zij er een ootmoedig smeeken in den l inde, dat het Gode behage hem en het gansche kabinet, mits het in Zijne wegen wandele, met een lang leven en een onge stoorde werkzaamheid in Zijn kracht tot heil \an Nederland en zijne bezittingen te ze genen De vacature te Goes. Wij hopen dat het onzen vrienden in het kiesdistrict Goes gelukken zal voor het lidmaatschap der tweede kamer een man te vinden die het verlies van den bekwamen leider der antirevolutionaire club in de tweede kamer eenigszins zal kunnen vergoeden. Goes is aan Nederland en Oranje ver plicht een man af te vaardigen, die de regeering b\j haar moeilijke taak in de tweede kamer krachtig kan steunen niet alleen wat het beginsel, maar bovenal wat de uitwerking van dit beginsel aangaat. Met een man, die in den geest der re geering stemt, of af en toe in den geest der regeering spreekt, is deze niet geholpen. Iedere partij, en ook de onze, vraagt slechts in de tweede plaats naar mannen die door hun «goor» of utegemD eene ministriëele begrooting er door of een vijandig voorstel

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1890 | | pagina 1