1890. No. 58.
Donderdag 13 Februari.
Vierde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMORK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
De Regeering en de Zending.
lit: ZEEUW.
elken MAANDAG. WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. f 0.95.
Enkele nummers - 0,026.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel
meer 10 cent.
Moet de regeering de zending steunen
Een antwoord op deze vraag geeft ons
een belangrijk ingezonden stuk van den
heer J. J. Visser te Goes, opgenomen in
de Goesche Courant van 6 Febi'. jl.
Wij nemeri dit stuk over.
Mijnheer de Redacteur 1
Na uwe beschouwing over het beleid van
mr. Beuchenius en de roeping der Eerste
Kamer, door u de vorige week medegedeeld
kan het bij geen uwer lezers verwondering
baren dat de val van dezen Minister u
zeer verblijdde, gelijk dan ook uit uwé
mededeeling van het gebenrde in uw no.
van heden bleek.
Dat u het echter voorstelt als zouden
slechts doleerenden er leedwezen over ge
voelen,» dat deze Minister tot heengaan
wordt gedwongen, noopt mij tot een woord
van protest, dat in het hart van wel
meerderen uwer lezers zal zjjn opgekomen.
Want de voorstelling is toch dl te dwaas
en met de werkelijkheid vólkernen in strijd,
als zou mr. K. voor doleantie-neiging of
Kuyperianisme gevallen zijn. Al ware mr. K.
Methodist, Darbist of wat ook geweest, de
tegenstand zou precies dezelfde geweest zijn.
Niet wat de geloovigen scheidt, maar wat
hen allen verbindt, is in den Minister ge
troffen. De Zending en de openljjke be
lijdenis dat er onder den hemel geen an
dere naam gegeven is dan de Naam van
Jezus Christus, om zalig te worden, en dat
Mohamed noch Confucius anders vermogen
dan in duisternis en nacht te doen weg
zinken, maar alleen het Evangelie van Jezus
Christus, God geopenbaard in het vleesch,
gekomen om te zoeken en zalig te maken
wat verloren was, redden kan en behouden
voor tijd en eeuwigheid, die belijdenis is
de doorn in het oog en om die belijdenis
is mr. K. gevallen. Want inderdaad, deze
dingen zijn toch niet door dr. Kuyper of
de doleantie aan het licht getreden. Wat
hebben deze er toch mede te maken
Volgens uw schrijven is de val van mr K.
een zegen voor Indië. Het terugdringen,
in gehoorzaamheid aan het Evangelie, van
den Islam, en het niet meer voortrekken
van den Mohamedaanschen boven den Chris-
teljjken godsdienst zou dus Indië ten verderve
voeren Mag ik u dan vragen wat te
denken van wat bijv. de heer C. Poensen
schreef; en wat medegedeeld wordt door
dr. Thoden van Velzen, een nietdoleerend,
maar spiritistisch-gezind prediker, en dus
ook voor u een niet reeds bij voorbaat als
onbetrouwbaar geacht getuige. De heer
Poensen schrijft
«Als de Regeering niet kan besluiten zich
als eer. bepaald christelijke te doen kennen,
die er geen geheim van maakt dat zij
gaarne zien zou dat ook de bevolking van
Java eene christelijke bevolking werd, (en
dan laat hij eenige van hare cor.cessiën
aan het Mohammedanisme volgen) dan zal,
in verband met het hoe langer hoe ge
makkelijker wo. den van de bedevaart naar
en tiet snel toenemend verkeer met Arabië,
ook de Islam hoe langer hoe vaster wortel
op Java schieten, het innerlijk leven door
trekken, en de bevolking langzaam maar
zeker aan den Europeesch-christelijken
invloed onttrekken, waardoor tevens zij,
die onze bondgenooten moesten zijn, en
hoe langer hoe meer worden, van ons ver
wijderd moeten worden.*)
En hoe oordeelt de heer E. B. Kielstra,
oud-lid der Tweede Kamer, onverdacht
liberaal. In zijn kritiek op prof. Buijs' werk
laat hjj zich uit: «De staatsman! och
ware het zoo beseft, dat alleen op deze
C. PoensenBrieven over den Islam uit
de binnenlanden van Java met een voorrede
van prof. J. P. Veth. Zie „Kom over en help
ons." pag. UI.
wijze, dat is door den arbeid der zendelingen,
waardoor een zachtere geest, een geest van
christelijke liefde de bevolking doordringt,
eenigszins de uitbreiding van den Islam
wordt beteugeld, en dat geene inlandsche
bevolking zich eerder dan eene christelijke
bij het Nederlandsch gezag aansluit.»
En nog sterker spreekt majoor Kielstra
in betrekking tot den arbeid der zendelingen
op Sumatra«Ik durf iedereen in het
vaderland, hij mag zich antirevolutionair,
orthodox, modern, ja zelfs katholiek noemen,
gerust opwekken, om de pogingen, om
christenzin en christelijke beschaving onder
de Battas te verspreiden, krachtig te
steunen.»
Pijnlijk en smartelijk is het, als men ziet
hoe door de onverschilligheid en vijandschap
van vroegere regeeringen geheele streken
b. v. in de Minahassa zijn geïslameerd.
Pijnlijk en ergerlijk voor het gevoel zijn
de eerbewijzen aan den Islam, en de afkeer
voor het Evangelie en de zendelingen.
Wrange vruchten heeft de verkeerd begre
pen neutraliteit der regeering gedragen
en zal zij nog dragen.
Wat moet men tegenwerpen als men bv.
in de zendingberichten pag. 9 van den
Duitschen dr. Gundert leest«De Gods
dienstige onverschilligheid der Ned. regeering
begunstigt de uitbreiding van den Islam
onbewust op schrikwekkende wijze. Waar
heen zich ook de heerschappij der Hollanders
uitbreidt, steeds volgt haar als een booze
schaduw de Islam na. Dit feit is zóó on-
wedersprekelijk dat op Sumatra de Moham
medanen zeiven gelooven dat Allah juist
daarom aan de Hollanders de heerschappij
gegeven heeft, opdat alle heidensche stam
men door het Hollandsch gouvernement
tot den Islam zouden worden bekeerd».-}-)
Voorwaar een fraai getuigenisEn den
Minister, die met ernst paal en perk aan
deze schande stellen wil, maakt men af,
z. g. uit VaderlandsliefdeMen noeme het
toch bij zijn waren naamLiever de tri
omf van den Islam dan van Christus, dat
is de zaak en niets anders.
Zoo oordeelen nog duizenden in den lande,
doleerend en niet- dolaerend, maar die vol
bange zorge zijn dat met onze koloniën
zoo lang zal worden gewacht tot de som
bere profetie uitkome, reeds vroeger geuit:
»Onze kostbare bezitting in Azië levert niet
het beeld op van een gordel van smaragd,
die zich om den evenaar slingert, maar veel
meer dat van den ijzeren keten, die het
kleine Nederland belemmerend nasleept als
een last, waardoor het meer en meer
dreigt in den afgrond te worden neerge
trokken.»
Met opneming enz.,
J. J. VISSER.
De redactie van Goesche Crt. antwoordde
dat ook zij den waren(welken?) ehris-
telijken godsdienst liefheeft al predikt zij
't niet van de daken gelijk zij wier «be
wering» dat de liberalen den Islam boven
Christus stellen, grenst aan «boerenbedrog.»
De redactie meent dat Keuchenius wel
als zendeling, doch niet als minister het
evangelie moet verspreiden. Dit acht zij
onstaatkundig en gevaarlijk, wijl ginds 20
miljoen fanatieke Mohamedanen wonen, en
zich reeds erustige woelingen tegen onze
«overheersching» hebben «voorgedaan» de
redactie meent zelfs, doch bewijst niet dat
Keuchenius plan had het mohamedanisme
in Indië «uit te roeien.»
Haar welwillend betoog, kort door ons
samengevat, eindigt met de herhaling dei-
insinuatie dat slechts de edoleerende Kuy
per spart ij» over Keuchenius' val geërgerd
is, dewijl «bij de zeer uiteenloopende sa
menstelling van ons ministerie blijkbaar
ten gerieve van dr. Kuyper nan een der
-}-) Poulain, Ev. Zending, vertaald door
dr. Riemens, pag. 270.
«zijnen» een plaats was gegeven.»
Dus het believen van dr. Kuyper boven
het landsbelang stellende.
Ook hoopt zij en wie zou dit ten slotte
niet met haar eens zijn, al raakt 't de door
den heer Visser zoo juist gepreciseerde
quaestie niet dat mr. Mackay het lands
belang boven »het believen van dr. Kuyper»
zal weten te stellen.
Ontucht en Kindermoord.
Aangrijpend zijn de berichten, die zoo
vaak in de; nieuwsbladen voorkomen, om
trent kindermoorden, door ongehuwde moe
ders, terstond na hare bevalling gepleegd.
Zulke ongelukkige zondaressen ervaren op
zoo ontzaglijke wjjze welk een gansch zeel-
bitteren nasmaak de zonde heeft.
Ook in onze provincie is weder zulk een
beklagenswaardige jeugdige vrouw in be
waring genomen, verdacht van moord op
haar kind, waarvan zij langs ontuchtigen
weg moeder was geworden. Pas 17 jaren
oudzal deze arme weldra zich voor deze
gruweldaad hebben te verantwoorden I En
voor de zooveelste maal zal door den rech
ter het stuitende feit worden vastgesteld,
dat op grond van een wetsartikel, van twee
die gezondigd hebben de eene in de gevan
genis gaat en de andere desnoods met op-
gerichten hoofde hare terechtstelling kan
bijwonen, in ieder geval vrij uitgaat voor
de wet, Waar hij vooraan zitten rnoest op
de bank der beschuldigden.
Moest niet bij dergelijke rechtspleging de
gansche ziel der Nederlandsche Natie op
komen tegen de onzinnige, door en door
onzedelijke leer in artikel 342 van het Bur
gerlijk Wetboek neergelegd dat het onder
zoek naar het vaderschap verboden is
Moesten niet onze rechtsgeleerden op het
voetspoor van mannen als Fabius en Belin-
fante zich als éen man opmaken en eischen
verandering in dezen schreienden toestand
Want wel heeft het strafwetboek door
opneming van eenige bepalingen straf op
schaking en geweldpleging gesteldmaar
moest ook niet de verleiding en zoo menige
vorm waarin de verleider zich zijn slacht
offer kiest om bevrediging te vinden voor
zijne lusten, onder de kategorie van scha
king en verkrachting worden opgenomen?
De ontucht is een kanker die knaagt aan
den levenswortel, en de man die ze pleegt
blijft schotvrij, waar hij zijn slachtoffer in
de diepste ellende heeft gestort!
Kerk en staat hebben in dit opzicht veel
op hun geweten.
De Vrouwenbond organiseert een volks
petitionnement tegen de zonde der ontucht
in publieke huizen. Zoo het haar gelukken
mocht een algemeenen aandrang onder onze
advocaten te wekken, om van den minister
van justitie en corps schrapping van het
beruchte vaderschap-artikel te verkrijgen,
van hoe menig kind des volks zou zij den
dank oogsten voor hare menschlievende
daad; en hoe groot zou het aantal slagboomen
niet zijn, dat zij langs dezen weg zou op
werpen tegen de zonde der oneerbaarheid
12 Febr. '90.
Middelburg. Gisteren werd het 25 jarig
bestaan der Rijks Hoogere Burgerschool
alhier feestelijk herdacht, alsmede het feit
dat drie harer leeraren de hh. J. Vermeulen,
P. D. Koning en G. Keijzer 25 jaren aan
die stichting waren verbonden geweest.
De feestelijke samenkonst werd in een der
zalen van St. Joris door den voorzitter
der feestcommissie den beer H. Snijders
geopend met een harteljjk en welsprekend
welkomstwoordwaarop de réunister. zich
begaven naar het Schuttershof De edele
handboog. In de eenvoudig versierd# zaal
prijkten op twee met groen en bloemen
omkranste spiegels de namen der leeraren,
directeur en inspecteur in 1865 en heden.
Verschillende autoriteiten toonden hunne
belangstelling door de eer hunner tegen
woordigheid. De heer F. G. de Liefde heette
allen welkom, en gaf daarna het woord aan
den directeur dhr. J. Vermeulen, die stil
stond bij de geschiedenis der hoogere bur
gerscholen en bjj de wet van 4863 op het
middelbaar onderwijs; wees op tal van
bekwame Nederlanders, die hunne opleiding
aan de school te Middelburg genoten, en
thans getuigen van het groote nut dier
dier inrichtingherdacht een negental
bekwame leeraren dier inrichting die in
die jaren door den dood aan haar en aan
het onderwijs waren ontvallen (Steijn Parvé
Salverda, Kniphuisen, Bellingwout, Hoorweg,
v. d. Meer Mohr, Kiehl en van Hennekeler),
en wees op de vele verbeteringen die de
school te Middelburg in den loop der tjjden
had ondergaan. Hjj eindigde zijn rede
met een hartelijke toespraak aan zijn mede
jubilarissen de hh. Koning en Keizer.
Nog werd het woord gevoerd door de
hh. de Liefde en Snijders waarop de bur
gemeester, jhr. mr. L. Schorer een woord
van gelukwensch en waardeering richtte tot
den jubilaris-directeur en zjjne jubilarissen-
ambtgenooten.
Een leerling der school J. C. Altorffer
sprak een woord van waardeering aan de
leeraren, en aan allen die tot het welslagen
van dit feest hadden meegewerkt.
Ook de heer dr. Couveé schetste het
nut der inrichting, wie de heer E. Fokker
een «Waakt en -werkt» toeriep.
De heer Koning bedankte voor de blijken
van belangstelling. Een slotwoord van dhr.
F. G. de Liefde was het sein tot opheffing
der bijeenkomst.
Heden vereenigden de reünisten zich aan
een gemeenschappelijken maaltijd.
De heer G. A. Vorsterman v. Oyen
is benoemd tot gewoon lid van het Histo
risch, Genootschap te Utrecht.
Dat ook in Katholieke kringen iets
beseft wordt van den strjjd, die onzen
Keuchenius in de Eerste Kamer ten val
bracht, bewijst onderstaand vers hem door
middel van het Centrum toegezonden door
Mevrouw BongersSmits te Delft
Aan Z.Ex. Mk. L. W. C. Keuchenius,
Minister van Koloniën.
Wie Christus' naam belijdt, en in dien
naam durft roemen,
Die schaart zich om U heen, in trouw U
toegewijd;
Gij hebt het Christenhart door Uwe trouw
verblijd,
Dies strooit des Christens hand U dank
baar 's harten bloemen.
Wat spoken 't ongeloof door U ook op
ziet doemen,
Wij kennen slechts één spook, wie
daarvan ons bevrijdt
Verplicht het Vaderland, en strijdt een
heldenstrjjd.
Gij kamptet met dat spook, dies blijven
wij U roemen.
't Geloof in éénen God dat Willebrord
ons bracht
In 't Kruis-Lam, voor het heil van ieder
volk geslacht,
Is deel van ons bestaan, en van ons Land
de glorie;
Dat Insulinde's kroost nog naar dien ze
gen wacht,
Kleeft als een smet ons aan, wie dien
te wisschen tracht,
Verdient den dank van 't Volk, Hij voert
het ter Victorie.
Goes. In de op Vrijdag den 14 Febru
ari a s. te 2 ure te houden «verg. van den
gemeenteraad zijn de volgende punten aan
de ordeI. Notulen. II. Mededeelingen.
HL Ingekomen stukken. IV. Voorstel van
Burg. «n Weth. omtrent het verzoek van
A. Sterk tot afkoop van cijnsen en erf
pachtrechten. V. Rekening der bank van
O Het moderne ongeloof.