1890. No. 54.
Dinsdag 4 Februari.
Vierde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMK.ERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
KEUCHENIUS GEVALLEN.
EIGENAARS OF PACHTERS?
ZEEUW.
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maande* franco p. p. ƒ0,95.
Enkele nummers- 0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 eent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Met droefheid zal door velen in den lande,
die hun Koning en Vaderland liefhebben
de tijding vernomen zijn dat de minister
van Koloniën door de eerste kamer naar
huis is gezonden.
Niemand zal zeker dien uitslag verwacht
hebbenook de liberalen heelt zij waar
schijnlijk verrast. Mogelijk hebben nog
wel enkele kamerleden, bij ernstige over
weging doch te laat, hun stem betreurd.
Velen met ons geloofden dat de eerste
kamer, in het belang harer partij dezen
minister niet zou hebben durven wegzen
den. Immers noch de linker-, noch de rech
terzijde kanj iemand aanwijzen, die dezen
te vroeg gevallen staatsman zelfs maar in
de verte kan vervangen. Vervangen in
werkkracht en ijver voor 't belang van Indië
en in kennis van land en volk, als
maar zelden door Gods genade aan eenig
mensch was verleend. En voor wat de
antirevolutionaire partij aangaat, zal niemand
onzer tegenspreken, dat door de gave des
geloofs en des ootmoeds, die dezen man
uit eén stuk, dezen belijder des Heeren
kenmerkte, zijne tegenwoordigheid in dit
ministerie zoo van harte werd toegejuicht.
Want nog geldt het woordKeuchenius
aan dezen naam hangt het hart van het
christenvolk.
En thans is hij gevallen. Niet dat
zijn begrooting den heeren niet beviel, of
zijne talenten niet gewaardeerd werden,
0 neen de het ren waren over 't algemeen
nog al tevreên. Maar dat Keuchenius
gebroken had met het goddelooze liberalis
tische stelsel, dat in de Indische maatschappij
den gezegenden naam van onzen Heiland
wil geweerd hebben, teneinde moeielijk heden
met de Mohamedanen te voorkomen, zie
dat hinderde hen. Hadden de liberalen
in Indië door daden getoond te belijden dat
Mohamed koning was, Keuchenius kwam
met de bescheidene opmerking, dat in Indië
plaats is voor alle godsdiensten, doch dat
niet langer het christendom voor het Mo-
hamedanisme mocht worden achtergesteld.
In den val van den minister van koloniën
is voor de zoiveelste maal aan het licht
gekomen, hoe diep geworteld toch de haat
tegen den Christus is, die .zelfs de hu
maanste liberalisten in Nederland drijft.
Onder hen was ook jhr. Six, het eerste
kamerlid voor Zeelandde man die eens
naar de Kamer moest, omdat hij, naar zijn
eigen zeggen, den Heere lief haddie daarbij
de man is van het «doleert niet, maar bleef
zjjn kerk getrouw.»
Zouden zij die bjj de jongste statenver
kiezing openlijk tot de liberalisten overlie
pen, te Middelburg, Zierikseeen Tolen, nu
eindelijk gaan inzien hoe noodig 't is dat
alle belijders van den Christus zich ver
eecigen en niet rusten voor zulke mannen
uit de eerste kamer zijn geweerd?
Keuchenius viel doch, met eere. Fier
en waardig was zijn houding. Toegevend
waar 't geen beginselzaken gold, zachtmoedig
weerleggend, den minderen goden duidelijk
makend wat zij blijkbaar niet begrepen,
doch onverzettelijk waar het de handhaving
van de eere van Christus gold. «Ik ben
te oud geworden», zoo besloot hij zij ne
verdedigingsrede die 7 kwartier duurde, «ik
ben te oud geworden om dit beginsel te
verloochenen»
Net zooals, alleen maar een beetje platter,
de straatjongens elkander toesnauwen dat
zjj «gek» zÜni was ''em te voren door den
liberalen heer v. Royen toegevoegd dat hij
aan godsdienstwaanzin leed.
Met kalmte en zachtmoedigheid wees de
minister hem op Paulus, wien ook eens
verweten werd dat hjj raasde, maar wiens
Christendom waarvoor hij pal stond, nu,
na 19 eeuwen gebleken is woorden van
gezond verstand te zijn geweest.
Men heeft hem niet kunnen weerleggen.
Men heeft hem doodgestemd. Door de
overmacht van hun stemmenmeerderheid
-- een meerderheid slechts van één stem
hebben twintig leden der «liberale»
coterie hem weggedrongen, getrouw als zij
waren aan de revolutionaire leer, dat men
een ministersbegrooting, die geheel in orde
is, om redenen buiten deze begrooting mag
afstemmen.
En dan nog, welk eene stemming?
Type der partij misschien
In ieder geval was het een stemming
zoo ordeloos, als men die slechts van eene
knapen vereeniging verwachten kan.
Eere aan Kappeyne en Pijnappel, Hein
en Hujjdecooper, die met den voorzitter
weigerden aan zulk een bedrijf meè te doen.
W
Wat nu?
Twee dingen zijn mogelijk. De minister
Mackay kan zich op den Koning beroepen
en zeggen hoe de zaken staan, onder over
legging van het Bijblad, waaruit duidelijk
blijken kan, dat de minister niet ter oorzake
van gebreken in zijn regeerbeleid, doch als
gevolg van zijn trouw aan den Christus,
is heen gezonden.
De Koning zou in dit geval kunnen zeggen
Wel nu, als de Eerste Kamer, die eerwaardige
ruïne uit de dagen van het oude tot zijne
vaderen verzamelde kiesstelsel, meent de
natie te vertegenwoordigen, laten de kiezers
zich dan uitspreken of zjj het in dezen met
het antichristelijk deel der liberale partij
eens zjjn. Dan zouden de Kamers ontbonden
worden. Wie weet, kon de voosheid der
«liberale» partij niet eens andermaal met
schitterende meerderheid geconstateerd wor
den
Of, wat op hetzelfde neerkomt, Zijne
Majesteit zou kunnen afgaan op het feit dat
slechts de helft der liberale party in de
eerste kamer, zonder voorafgaand overleg,
(Fransen v. d. Putte was er nietaan dit
spel heeft meegedaan. Zijne Majesteit zou
dan de eerste kamer kunnen ontbinden
die dan wel grootendeels in denzeltden
vorm zou terugkeeren, doch waarbij toch
nog wel een paar liberale leden (voor Gel
derland) zouden afvallen. In het allerbeste,
bijna ondenkbare geval zouden de liberale
provinciale staten elders hun afkeuring
kunnen uitspreken over de houding hunner
«committenten,» en andere mannen van hun
kleur ter eerste kamer afvaardigen. In dat
geval ware wellicht de nieuwe eerste kamer
gezind, minister Keuchenius, om welke re
denen ook, te handhaven.
Voor de eer der liberale partij is het
gewenscht, dat de zaak zoo uitloopt. Niet
bij verrassing, maar na een goed georga
niseerde belegering moet zij onze vesting
veroveren. Is het haar ernst, den minister
van koloniën en natuurlijk de andere
ministers met hem heen te zeuden, welnu
zij hervatte den strjjd in het open veld. Een
guerilla oorlog is harer onwaardig. De tijger-
natuur zij verre van haar. Komt, bijaldien de
zaken ioopen als boven is gesteld, de minister
met zijne begrooting weder in de tweede ka
mer,dan zij de liberale partij eenstemmig in
hare afkeuringopdat de natie wete, dat de
liberale partij weet wat zjj wil en wil wat
zij weet.
Wordt dan de regeering gedwongen heen
te gaan, welnu dat dan de liberale partij
hare taak overneme. Of 'thaar gelukken
zal, de verschillen in eigen boezem over
meerdere of mindere trage toepassing harer
beginselen, te doen zwijgen, 'tis niet onze
zaak. Die quaestiën moet zij zelve uitvechten.
Doch in betrekking tot onze regeering
hebben wij nog een wensch. Wil zij win
nen in kracht en rijzen in de achting, dan
leve of sterve zij met mr. Keuchenius.
Den liberalen mag 't niet vergund zijn
den strjjd der Horatiërs en Curiatiërs van
Romeinsch op Nederlandsch grondgebied
over te brengen. Dat wil zeggenzij mogez
niet telkens een paar bressen schieten in onze
gelederen. Gelukte het hun, af en toe een
man weg te schieten, wiens ledige plaats
dan door een minder geschikte zou worden
vervuld, dan zouden zij later met een schijn
van redenen het heele, aldus verzwakte,
ministerie gemakkelijk kunnen afmaken.
Trouwens wat is een ministerie zonder
Keuchenius Zijn optreden gaf aan deze
regeering het cachet, waardoor het als een
bij het volk gekend en gekenmerkt minis
terie uit de rechterzijde kon optreden.
Mogen al onze vrienden van het gewicht
der zaak wel doordrongen zjjn. Doordrongen
ook van het vooral thans zoo diep gevoelde
en betreurde feit dat onze oude vrienden
in den lande, die uit kerkelijke kortzich
tigheid de zijde der liberalen kozen en
deze regeering sinds haar optreden onafge
broken hielpen bestoken, door hun verraad
aan onze beginselen, het vaderland zeer
benadeeld,en misschien de mannen van Uilen
spiegel weer op de been geholpen hebben.
God zal het zien en zoeken.
In Zeeland heeft men ongeveer op iedere
hofstede door den eigenaar gebruikt 2 hof
steden, die door pachters worden geëxploi
teerd.
In geheel Nederland werden in 1887 van
de 1 miljoen 850 duizend H.A. bouw- en
graslanden, bijna de helft of 826 duizend
Hectaren verhuurd.
De openstaande hypotheken zoo lezen
wij in het Sociaal Weekblad die in
1869 nog 465 millioen gulden bedroegen,
waren in 1888 reeds gestegen tot 1060
millioen dus waren per jaar toegenomen
met circa 30 miljoen. «Neemt men in
aanmerking dat door de geldbeleggers het
land steeds zoo hoog in prijs wordt opge
gedreven, dat voor den landbouwer-eigenaar
ondernemerswinst in den regel onmogelijk
is, dan volgt daaruit dat de hypotheken
voor een groot deel niet zullen kunnen
worden afgelost, maar mettertijd aanleiding
moeten geven tot verkoop van het onder
pand. Ook het verschijnsel dat de doode
hand tot de landkoopende geldbeleggers
behoort en van 1875 tot 1888jaarlijks voor
bijna anderhalf miljoen meer aan onroe
rende goederen heeft verkregen dan ver
vreemd, mag hier niet onvermeld blijven.
Te meer niet omdat de tegenwerken
de factor, die er ligt in de door ons
wettelijk versterfrecht gehuldigde boedel-
verdeeling, bjj de doode hand niet bestaat.
Het behoeft dan ook niet te verwonderen
dat de verhouding tusschen eigenaars en
pachters van jaar tot jaar ongunstiger
wordt. Van 1881 tot '87 met 2 percent van
het geheele aantal landbouwers. Bljjft dat
zoo voortgaan, dan is met 175 jaren onze
eigen-geërfde boerenstand er geweest.»
Dit laatste zooals 'tdaar staat is een
axioma. Echter is het de vraag of ,het zoo
behoeft te blijven voortgaan. En dan heeft
de schrijver in bovengenoemd artikel maat
regelen bedacht, om dit kwaad te stuiten.
De staat zou kunnen bepalen
lo. een maximum voor het grondbezit
by v. f 10.000 gezamenlijke belastbare op
brengst natuurlijk onverlet de rechten van
hen die nu reeds meer hebben, wat pas
na hun dood in orde behueft gemaakt te
worden.
2o. Bij de grondbelasting verschil maken
tusschen verhuurd land en dat in eigen
beheer, door van het eerste meer te heffen
dan van het laatste.
«Het spreekt van zelf dat het, ter wille
der talrijke huurboeren noodzakelijk zou
zijn dit verschil niet in eens en met kracht
in te voeren, maar eerst zwak, en na om
mekomst van vaste tusschenpoozen telkens
sterker, tot eindelijk het verschil zoo groot
werd dat verhuringen bij opbod nadeelige
resultaten zouden gaan opleveren voor den
grondeigenaar. Ook hierbij wordt het eigen
domsrecht niet onbilljjk aangetast. Wie de
hoogere belasting niet wenscht te betalen,
kan zijn grond in eigen beheer nemen of
verkoopen. De bepaling zou alleen bezwa
rend zijn voor de geldbeleggers-landkoopers.»
De schrijver noemt ze maatschappij-beder
vers. Hij zegt ook
«De groote voordeelen, aan de voorge
stelde maatregelen verbonden, zjjn inmjjn
oog niet genoeg te waardeeren. Door een
maximum van grondbezit te bepalen, en
door tevens huurplaatsen hooger te belas
ten dan die in eigen beheer, zou een radi
cale dam zijn opgeworpen tegen het groote
grondbezit en tegelijk tegen het stelsel van
verhuring bij opbod. In plaats van elkander
bij openbare verhuringen de toekomst te
bederven, zouden de huurboeren eigenaar
of zetboer kunnen worden. Doordat de
geldbeleggers-landkoopers van de markt
waren geweerd, zou de groud in prjjs moeten
dalen, en ondernemerswinst kunnen afwer
pen voor den eigen geërfden boer, die daar
door sterk zou worden bevestigd in zjjn
positie en een krachtigen steun zou vormen
voor den nu steeds wankeler wordenden
staat. Groote vermogens, die tot nu toe
een vast steunpunt vonden in landbezit,
zouden op andere wijze moeten belegd, en
meer kans hebben om ten deele vernietigd
te worden. Kleine vermogens zouden, op
een rentegevend grondbezit steunende, ver
meerderen en meteen in veilige haven zjjn
geborgen. De gevallen, waarin de hypo
theekhouder het onderpand laat verkoopen,
of de boeren indirect te zjjnen bate zich
laat afsloven, zouden zeer zeker tot een
minimum worden beperkt.» De adviezen
zjjn tamelijk kras, zou men zoo zeggen. Toch
zjjnzij wel waardig overwogen en besproken
te worden. Die 't wel meent met den
landbouwstand, en wil medewerken om
hem uit zjjnen kwijnenden ,staat op te
beuren, die denke na over deze dingen.
3 Febr. '90.
—De min. van oorlog heeft de broodprijzen
voor het leger voor het le kwartaal 1899 be
paald voor Ylissingen 6 cent; de toelage van
het aankoopen van brood voor Terneuzen
op 7 cent.
Bjj besluit van Z. M. den Koning
dato 9 Januari 1890 is aan R. Platteeuw
te Terneuzen vergunning verleend zjjne
kalkblusscherjj en bewaarplaats van onge-
bluschte kalk te i mogen vergrooLen, met
vernietiging van het besluit van Burgemees
ter en Wethouders van Terneuzen dato
20 September 1889.
Bjj kon. besluit zjjn benoemd tot
militair lid van den militieraad in Zeeland
de majoor provinciale adjudant Van Aken
en tot zjjn plaatsvervanger kapt. Van der
Wal vaa het 3e reg. inf., beiden te Middel
burg.
Z. M. heeft den heer G. Basroger,
kapitein van hetFransche stoomschip Emma
te huis behoorende te H&vre, benoemd
tot ridder in de orde van den Nederland-
schen Leeuw.
Sluis, 1 Febr. Gisteren werd alhier eene
verkiezing gehouden voor een lid van den
Gemeenteraad ter voorziening in de vacature,
ontstaan door het bedanken van den heer
P. le Roy. Er werden 99 stemmen uitge
bracht, die verdeeld v/aren over de volgende
heeren; A. Zonnevijlle (1.) 45, Iz. Sanders
(a.) 32, C. v. d. Klooster 9, A. Beun 5, J.
Noest, 2 J. de Bruijckere 2. Er moet dus
eene herstemming plaats hebben tusschen
de hh Zonnevijlle en Sanders.
Het rijkstelegraafkantoor te Goes
verzond gedurende de maand Januari 1890,
582 telegrammen, ontving 584. overgenomen
en verder geseind werden 914, totaal 2080.
Het telefoonkantoor te Wolfertsdjjk onfr