1890. No. 47.
Zaterdag 18 Januari.
Vierde Jaargang.
VER SCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENT1EN
„PACIFICATIE".
BUITENLAND,
ZEECJ
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. 0,95.
Enkele nummers- 0,02s.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 eent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 40 cent.
Onder bovenstaanden titel verscheen bij
Wormser een vlugschrift van de hand des
heeren De Savornin Lohman, lid der tweede
kamer voor Goes. Het is niet mogelijk in
een paar krantartikelen een kort en tegelijk
duidelijk overzicht te geven van het ver
handelde. De schrijver geeft in breede trek
ken de geschiedenis van den schoolstrijd en
toetst daarna de nieuwe wet aan Je volgende,
voornaamste eischen, waaraan, naar de mee
ning der meeste antirevolutionairen en ka
tholieken, eene nieuwe schoolwetgeving heeft
te voldoen.
a. De openbare school, d. i. eene school
door de Overheid gesticht en onderhouden,
moet behouden blijven voor allen, die van
de bijzondere school geen gebruik willen,
of, b.v. omdat zij ontbreektkunnen maken
zij moet achter verdwijnen, naarmate zij
niet wordt begeerd.
b. De openbare school mag geen voorrang
genieten boven de bijzonderezij moet aan
vulling, de bijzondere regel zijn.
c. De openbare school blijve, als gemeen
te-instelling zooveel mogelijk buiten directen
invloed van de centrale regeering.
d. De openbare school, waar zij nog
bestaat, blijve zooveel doenlijk ingericht voor
aller gebruikniet dus uitsluitend voor
modernen of voor vrijdenkers, maar even
min uitsluitend voor rechtzinnige Protes
tanten, Gereformeerden of Roomsch-Katho-
liekengeen Christelijke openbare school.
e. Wie daartoe in staat is, bekostige
zelf het onderwijs zijner kinderen.
f. Wie daartoe niet in staat i«, worde
middellijk noch onmiddellijk gedwongen zijn
kind naar de bijzondere school te zenden
aan de keuze der openbare school mogen
geen geldelijke voordeelen verbonden worden,
opdat de ouders bij die keuze zooveel moge
lijk vrij blijven, en niet aanhoudend, ten
gevolge van de wetsbepalingen zelve, tus
schen hun beörs en hun geweten worden
geplaatst.
g. De bestaande vrijheid der bijzondere
school worde eer uitgebreid dan ingekrompen.
h. Geen staatsgeld mag uitgegeven wor
den, zonder zekerheid, dat het tot zijne
bestemming worde aangewend.
i. Het rijk ondersteune, ter bevordering
van het onderwijs, niet de school, maar de
ouders voorzoover deze niet betalen kunnen.
k. Het geve slechts zooveel ondersteuning,
als noodig is, om aan het beginsel van
rechtsgelijkheid uitdrukking te geven.
f. De Christelijke vrijgevigheid blijve de
hoofdbron van inkomsten voor de vrije
Christelijke school.
m, In zake onderwijs trede de Overheid
niet op, alsof de zorg voor het belang der
ingezetenen in de eerste plaats bij den Staat
berust. De ingezetenen mogen niet in alles
ondergeschikt worden gemaakt aan den
Staatswil.
Schrijven wij voor wat het laatste betreft,
uit het betoog een en ander over.
De grenzen tusschen Staatszorg en indi-
vidueele werkzaamheid af te bakenen is niet
gemakkelijk. Dat de Staat zich met het
onderwijs mag inlaten, wordt door bijna
niemand ontkend. Maar bijkans overal, en
na 1848, vooral na 1857, ook ten onzent,
wordt meer en meer de leer voorgestaan,
dat de Staat de volksopvoeding ook moet
overnemen en bekostigen. In dit schijn
baar menschlievend stelsel ligt de kiem van
de vernietiging van het huisgezin en van
de individueele vrijheid. Aan de zorg voor
goed onderwijs ep Staatskosten, moet zich
van lieverleede de zorg voer goed voedsel,
schoeisel, kleeding, woning, alles eveneens
op Staatskosten, paren. Die eischen laten
zich dan ook reeds in groote vergaderingen
hooren en worden hier en daar ingewilligd.
Niet het huisgezin maar de Staat heeft, dan
voor de jeugd te zorgen. Natuurlijk moet
nu ook de zorgende Staat die evenmin als
het huisgezin van den wind kan leven, onder
gijn volwassen kinderen den arbeid desnoods
ook de goederen zóó verdeelen dat hij in
zijn geldnood voorzien kan. Zoo komen wij
waar de socialisten ons hebben willen.
Naar het mij voorkomt moet vooral de
wetgever voorzichtig zijn dat pad in te slaan
omdat op wetgevend gebied niets krachtiger
werkt dan een voorbeeld (antecedent). Heeft
nu de nieuwe wet, zonder te doctrinair te
zijn ons niet op een beter pad gevoerd?
De schrijver komt tot bevestigende slot
som.
De wet gaat uit van 'tbeginsel dat de
zorg voor het onderwijs in de eerste plaats
is taak van het huisgezin.; bemoeiing van
de Overheid met die zorg komt slechts daar
te pas, waar de zorg der particulieren feite
lijk ontbreekt. Doch zelfs dan nog geen
geheele overneming van de taak
z el v e. De ouders moeten, zoo zij kunnen,
het onderwijs betalen; verplichte school
geldheffing dus. Voor zoever zij niet kun
nen, wordt het ontbrekende door de ge
meente, die van oudsher ook met'haar minder
bedeelden te rekenen heeft, bijgepast.
Bij dat alles treedt de Staat regelend tus
schen beiden. Legt hij zelf eischen op, die
vele uitgaven met zich sleepen, dan neemt
hij die uitgaven voor zijne rekening; even
als hij dit doet ten aanzien bijv. van de
uitgaven voor de registers van den burger
lijken stand. Immers als de Staat aan
allen zonder onderscheid een verplichting
oplegt, kan hij de voldoening daaraan niet
van de gegoedheid der ingezetenen laten
afhangen.
En of men dan bij Staatshulp niet op
Je socialistische lijn komt?
Schoeisel en voeding zal het rijk eerst dan
op Staatskosten behoeven te verstrekken,
wanneer de wet den ingezetbnen oplegt,
zich van kostbaarder schoeisel en voedsel
te voorzien dan zonder dien wettelyken
dwang zou worden aangeschaft.
De vraag of de nieuwe wet de openbare
sehool niet zal «leegpompen» of iets der
gelijks, beantwoordt het geachte kamerlid
beslist ontkennend.
Wel waarschuwde de heer Smidt, zeker
een der scherpzinnigsten onder de liberalen,
dat „de bijl aan den wortel van onze neutrale
volksschool gezet is" maar hü vergat erbij
te voegen dat die bijl geen enkele openbare
school kan doen vallen, zoolang niet in hare
plaats één of meer door allen bruik
baar geachte bijzondere scholen zijn
verrezen.
De schrijver, al het voorafgaandesamen-
vattende, komt tot de slotsom dat met de
nieuwe wet is verkregen
Een openbare school behouden, voor wie
zich in de bijzondere niet thuis gevoeltals
veiligheidsklep, waar particulier, initiatief
ontbreekt, als wijkplaats voor kerkelijke
tyrannie die school niet meer de nationale,
de bevoorrechtedoch slechts, zoo althans
de liefde voor de vrije school toeneemt,
aanvulling in plaats van regel
die school niet meer het symbool van
verdraagzaamheid en volkseenheid en volks
kracht omdat zij ter wille van hare be
stemming, - ten dienste van allen,
neutraal, kleurloos, tot zekere mate onvrij
en belemmerd moet zijn
die school dan ook niet meer dan onver
mijdelijk boven de vrije school bevoordeeld.
De bijzondere school gelijkgesteld met de
openbare, in zoover zij, ten behoeve zoowel
van de opleiding als van de indienststelling
van het onderwijzend personeel, dezelfde
bijdragen als de openbare ontvangt
financieel achtergesteld bij de openbare,
om redenen die geenszins aan voorkeur
boven het openbaar onderwijs zijn ontleend
daartegen gesteld boven de openbare, in
zoover de wetgever, vertrouwende op de
volharding en de eneigie barer begunstigers,
geheel hare inrichting vrijlaat, en den
bijzorderen onderwijzer geenerlei belem
mering in den weg legt.;
De ouders bij de keuze eener school voer
hunne kinderen krachtig in hunne vrijheid
beschermd, doch niet ontslagen van de op
hen rustende taak; onder die ouders, zoo
al niet uitsluitend, dan toch in de eerste
plaats, de min- en onvermogenden financieel
gesteundde deugdelijkheid van het on
derwijs in het algemeen, en vooral die van
het bijzonder onderwijs, krachtig bevorderd,
en diensvolgens zooveel doenlijk gezorgd,
dat 's lands penningen ten bate van het
onderwijs zullen worden aangewend.
De christelijke bijzondere school, althans
voorloopig, begunstigd, doordat voor de
bijzondere scholen de vrijgevigheid nog
steeds hoofdbron van inkomsten moet blijven,
en die bron bij de tegenstanders van de
christelijke scholen nog niet mildelijk schijnt
te .vloeien; alhoewel door deze feitelijke
begunstiging der christelijke school de
staatsrechtelijke gelijkheid niet in het minst
wordt geschonden.
Aan de door de vroegere wet zelve uit
gelokte opdrijving van de gemeentelijke
schooluitgaven perk gesteld de rijksbijdrage
geschoeid op een billijkheidsbeginsel, en
niet meer op het verkeerde beginsel, dat
goed onderwijs, enkel omdat het in aller
belang is, door den Staat moet worden
gegeven.
Eindelijk: eene wel, die niet meer ten
bate van eer. deel des volks, maar ten
bate van allen komt; die door de ver
schillende partijen Is aangenomen die de
deugdelijkheid niet enkel van het openbaar,
maar van alle onderwijs bevorderten die
zelve zal zijn wat de openbare schooi te
vergeefs gepoogd heeft te wezen «het
symbool van nationale verdraagzaamheid en
samenwerking»het «cement onzer volks
eenheid.»
Wat de toekomst betreft, de heer Lohman
herhaalt wat hij daaromtrent in de Kamer
zeide.
Als de wet eerlijk, d. i. in haren geest
wordt uitgevoerd, kunnen de drie groote
grieven der rechterzijde niet worden volge
houden. Deze grieven zijn
lo. dat de ouders niet in de eerste
plaats geroepen worden om het onderwijs
te betalen
2o. dat de liberalen alles doen wat zij
kunnen om ons positief Christelijk geloof
te ondermijnen;
3o, dat het bestaande schoolstelsel ons
brengt op socialistisch terrein.
De schrijver heelt dit vlugschrift voorna
melijk voor de vriendeD geschreven. Niet in
de eerste plaats voor de Bronsvelds, die de
broederschap opzeiden en naar het liberale
kamp overliepen, maar voor her> die op
Groens gezag meenden meer te mogen
eischen en verwachten maar die den man
der studeerkamer volgend, te weinig recht
deden weervaren aan den man van het roer
van Staaten aan bet strand kuierend
gemakkelijker de operatiën der zeelieden
veroordeelen dan verbeteren kunnen.
Ook voorden Bond Marnix roet zijne zes
leden, naar de Oranjeman vernam, kan
de lezing der brochure gezegend zijn, al ware
't slechts om mannen als prof. Lindeboom
te genezen van de onstichtelijke oppervlak
kigheid, die in de nu door den Koning be
krachtigde schoolwet slechts den arbeid er
kent van een doleerenden ouderling in sa
menspanning met een jezuïet.
In Portugal is de ministrieële crisis, be
gonnen met de aftreding van het ministerie
Gomez, geëindigd met de optreding van het
ministerie Pimentel. De heer Pimentel
beeft zich reeds vroeger op de Congo-con-
ferentie doen kennen als vasthoudend waar
't moet en buigzaam waar 't kan. Hij zal
dus niet, zooals zijn voorganger, zwichten
voor geweld, wanneer zijn vaderland onrecht
wordt aangedaan, gelijk geschied is bij de
jongste grensquaesiie in Zuid-Afrika.
Zooals men weet had Portugal aldaar
bij de Zambizie een stuk grond bezet, waarop
Engeland, ofschoon ten onrechte, meende
aanspraak te hebben. Ten onrechte, wijl
dit land geheel willekeurig in de rivier de
Ruo de noordergrens van het Portugeesche
grondgebied had aangewezen. Overschrijding
van het grondgebied kon een casus belli
(een aanleiding tot oorlog) zijn. 't Is dan
ook door het geschreeuw von John Buil,
onzen «natuurlijken bondgenoot», dat de
Portugeesche regeering bij monde van Go
mez, onder protest hare bezetting uit dit
gebied tusschen den Ruo en het Nijassameer
en op de oevers van dit meer, terugriep.
Te Lissabon was men over deze daad van
lafheid niet gesticht; het volk liep te hoop
en dwong de regeering heen te gaan. Thani
is Pimentel minister, en bestaat er kans
dit dit netelige grensvraagstuk tusschen
beide natiën nog wel eens aan de orde
komt. Reeds moet Bismarck er zich mede
hebben bemoeid. Hij wil scheidsrechter
zijn in de zaak, die aan Europa schijnt te
willen doen gelooven dat macht gaat boven
recht. De natiën zjjn althans op Portugals
hand.
17 Januari 1890.
Wij hebben indertijd de circulaire
meegedeeld van de antirevolutionaire ka
merleden waarin zij de vereenigicgen voor
christelijk onderwijs enz. uitnoodigen com
missies te benoemen die kunnen samenspre-
ken over de noodige maatregelen aan de
band der nieuwe schoolwet, om het chris
telijk onderwijs te verbeteren. Namens de
antirevolutionaire kamerleden waaronder
ook Huber, Brantsen v. d. Zijp, Beelaerts
en Schimmelpenninck, is deze circulaire
geteekend door den voorzitter Lohman en
den secretaris Th. Mackay.
Nu heeft de Wageninger, een eigenaar
dig antirevolutionair, tevens synodaal blad,
heeft met deze circulare niet veel op, en wel
omdat de beide onderteekenaars (lacht niet)
ndoleer en».
Men stelle zich voor, een synodaal blad
rekent den heer Th. Mackay, ^den vriend
der Doetinchemsche stichtingen, tot de
doleerendenen de liberale pers praat
haar dit na. Djch al ware het zoo dat de
onderteekenaars «doleeren», wat heeft dit
met hunne betrekking als bestuur der club,
met de po-ai tie der anderen als antirevoluti
onaire kamerleden, met den inhoud der
circulaire en met het christelijk onderwijs
te maken
En dat de vereeniging voor Chr. N. S. O.
een doleerenden voorzitter heeft, ds. v. Soil,
moet ook al dienen om de circulaire te
wantrouwen. Eilieve wat is er tegen dat
het iniatiatief in dezen aan de oudste der
christelijke vereenigingen wordt opgedragen?
Dat men toch al deze kerkelijke vinnigheden
ter zijde liet, en streefde naar hetzelfde
doel, bearbeiding van den volksgeest in
christelijk historischen zin. Zoo zou de
nieuwe schoolwet ons ten zegen zjjn en de
vijand zou zich niet behoeven te verblijden
over onze dwaasheden.
Trouwens voor Zeeland hebben wij goede
hope. Daar bleék tot nog toe van kerke
lijke gevoeligheden in den boezem der
christelijke schoolbesturen nietzij werden
althans geweerd of weggeruimd door den
districtsraad voor Zeeland, ds. Montagne
(voorzitter), v. Noppen en M. de Jonge Jz.
Inzonderheid om Zeeland zou het te be
treuren zijn, zoo van de goede kansen die
de nieuwe schoolwet biedt, geen gebruik
werd gemaakt, en riogal ter oorzake van
omstandigheden buiten deschoolzaakgelegen.
Ook wij zeggen dus met Je Wageninger,
ofschoon met andere bedoeling: «Eenieder
wachte zich voor schade.»
GEMEENTERAAD VAN VLISSINGEN.
Zitting van Vrijdag den 17 Januari.
Voorzitter de heer Tutein Nolthenius.
Afwezig met kennisgeving de heeren
Loois en v. d. Beke Callenfels.
De voorzitter opent deze eerste zitting van