nieuwjaarT
1889. No. 37.
Dinsdag 24 December.
Vierde Jaargang
VERSCIIIJXT
G. M. Klemkerk, te Goes
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER AD VERTESTIEN:
"Wegens KERSTDAG zal Woens
dag dit blad NIET VERSCHIJNEN.
Evenals vorige jaren, stellen
wij in het no., dat op Woensdag
1 Januari 1890 zal verschijnen,
voor belanghebbenden de ge
legenheid open, tegen den prijs
van 25 CENT (de 6 regels niet
te boven gaande) hun Nieuw
jaarsgroet aan Familie, Vrien
den of Begunstigers uit te
brengen.
De rede van den heer
Glinderman.
ZEE [J
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p.
Enkele nommers
f0,95
- 0,026
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent,, iedere regel,
meer 10 cent.
Die met 1 Jan. zich wenscht
te abonneeren op ons bladontvangt
de in dit jaar nog verschijnende nos.
GRATIS.
Tevens bestaat gelegenheid tegen be
taling van TIEN CENTS uw naam, beroep
en woonplaats te doen zetten onder de
volgende advertentie
Bij den aanvang van het jaar 1890
wenschen .ondergeteekenden hunnen ge-
achten Vrienden, Bekenden of Begunstigers
Gods besten zegen toe.
Men zal den Zeeuwschen afgevaardigden
ter Tweede Kamer niet kunnen verwijten
dat zq den nationalen tqd zoek maken met
het houden van redevoeringen overallerlei,
te pas of te onpas, zooals er onder de ka
merleden van allerlei richting wel enkelen
zijn aan te wijzen.
Onder de redenaars, die het liefst van
allen zichzelf hooren pratin, behooren zq
niet, de heer v, Kerkwijk zoomin als de
heer Glindermande heer Lucasse zoomin
als de heer Walter.
Wq prijzen deze handelwqze in 't belang
van den parlementairen arbeid. Men moet
het woord niet vragen, als een voorganger
over dezelfde zaak ongeveer in gelijken geest
sprak als men, voor hem aan 't woord zjjnde,
zou gesproken hebben.
Bovendien is in de secties nog gelegenheid
genoeg meer in details zqn oordeel te zeg
gen. ïln de beperking toont zich de
meester.»
Maar daarom kan men er dan ook op
rekenen dat zq, als zij het woord vragen,
iets te zeggen hebben, waarnaar men luistert.
En dit laatste overkwam en terecht
onzen Oostburgschen afgevaardigde bij zqn
eerste rede maidenspeechin de zitting
van jongstleden Dinsdag.
Als vertegenwoordiger van een district,
dat vele landbouwers telt, sprak hq een
woord op zijn pas, toen hq, zich aanslui
tende bq de adviezen van den heer v. Nunen,
het volgende sprak
Wanneer ik met een enkel woord aan
deze beraadslaging wensch deel te nemen,
dan is het in de eerste plaats om mijne
instemming te betuigen met hetgeen door
de heeren De Ram, v. Nunen en Goekoop
in het midden is gebracht omtrent de (nood
zakelijkheid van) herziening met enkele be
palingen der wet op de personeele belasting
in dien zin namelijk dat de landbouwers en
handwerkslieden, voor hunne werkboden
voortaan geene belasting meer te betalen
hebben en hun worde toegestaan afwisse
lend gebruik te maken van hunne paarden
gespannen voor rijtuigen op veeren.
Hq voegde daaraan de volgende opmer-
k'ln dezen tijd toch moeten alle middelen
worden aangewend om de lasten van den
landbouwer te verlichten. Behalve die be-
palingen zou naar mijne meening bij de her
ziening van die wet ook in aanmerking moe
ten komen een betere regeling van de paar
den der le klasse.
Ik bedoel hier niet die paarden, welke
uitsluitend zijn paarden van gemak of van
weelde, maar van de paarden, thans ook in
de eerste klasse gerangschikt door vracht
rijders gebruikt voor wagens op veeien
voor het vervoer hunner goederen, maar
ook een enkele maal voor hunne personen
of gezinnen. Dat deze paarden niet gelijk
gesteld kunnen worden met luxe-paarden
zal ieder moeten toegeven, en toch doet de
wet dit.
Waag ik het dit onder de aandacht van
den minister te brengen, nog een ander
punt is er dat vooral dringend regeling be
hoeft, namelijk de huurwaarde van de be
lastbare perceelen. Die regeling toch is thans
zeer gebrekkig en kan met de tegenwoor
dige bepalingen der wet ook niet veel wor
den verbeterd. En die regeling is thans te
meernoodig omdat het kiesrecht van de huur
waarde afhankelijk is en misschien nog
wel langen tijd zal blijven.
Als antirevolutionair, vriend van Zondags
rust en in tegenstelling met Heidt ook van
Zondagsheiliging, voegde de spreker er nog
het volgende aan toe:
Een andere zaak die ik met een enkel
woord wenschte ter sprake te brengen, is
de Zondagsrust der ambtenaren, speciaal
der mindere ambtenaren der belastingen. In
de Memorie van Beantwoording heeft de
minister zich bereid verklaard, wanneer ZEx.
gevallen ter kennis worden gebracht, daarin
zooveel mogelijk te gemoet te zullen komen.
Met bescheidenheid zou ik den minister
wel willen vragen nog een stap verder te
gaan en een schrijven te willen richten
aan die hoofdambtenaren, welke inferieure
(mindere) ambtenaren onder hunne bevelen
hebben, om Zondagsrust bij hunne onder-
hoorigen te bevorderen of althans niet tegen
te gaan, wanneer dit met de eischen van
den dienst is overeen te brengen.
Aanvankelijk belooft het korte zaakrijke
woord van den afgevaardigde uit Oostburg
eenig succes. Tenminste als wij in aan
merking nemen wat de minister van finan
ciën de heer Godin de Beaufort hem ten
antwoord gaf
Wat betreft den zesden grondslag der
personeele belasting, door verschillende spre
kers ter sprake gebracht, kan ik mededee-
len naar aanleiding van hetgeen daarom
trent voorkomt in het voorloopig verslag
over hoofdstuk VIII, ik reeds een onderzoek
heb doen instellen. Ik heb er een der hoofd
ambtenaren op mijn Departement mede
belast en deze heeft zich reeds met verschil
lende specialiteiten op landbouwgebied in
de verschillende deelen des lands in betrek
king gesteld. De reeds door hem ontvangen
mededeelingen geven grond tot de verwach
ting dat de bestaande bezwaren met niet
al te veel moeite zullen zjjn weg te nemen
en dus het tijdstip niet al te ver meer ver
wijderd is, waarop een wetsvoorstel zal
kunnen worden ingediend. De voornaam
ste moeilijkheid zal wel zqn waarborgen
te vinden tegen misbruiken, opdat van de
aan de landbouwers te verleenen vrijstel
ling geen partij kunne getrokken worden
door hen die inderdaad geen landbouwers
zijn,
Ten aanzien van het door den heer Glin
derman ter sprake gebrachte omtrent Zon
dagsrust en een desbetreffende aanschrijving
aan de hoofdambtenaren antwoordde de
minister het volgende
De heer Glinderman heeft vervolgens
hier ter sprake gebracht de Zondagsrust
voor de ambtenaren. Ik kan hieromtrent
slechts herhalen dat, voorzoover het maar
eenigszins met de eischen van den dienst
is overeen te brengen, de Zondagsrust wordt
verzekerd. Als bewijs hiervan zou ik nog
kunnen bijbrengen dat verleden jaar juist
met dat doel aan een der grenskantoren het
personeel is uitgebreid. De hoofddirectie
der directe belastingen mocht daarvoor
destijds een schriftelijke dankbetuiging ont
vangen van het Hoofdbestuur der „Veree-
niging tot bevordering der Zondagsrust."
Het richten van een aanschrijven tot de
inspecteursj in de verschillende provincies
ben ik bereid in overweging te nemen. Ik
verwacht evenwel van een dergelijke aan
schrijving niet veel, omdat de dienst in de
verschillende provinciën nogal uiteenloopt.
Een algemeene regeling in deze is niet mo
gelijk. De aanschrijving zou dus zeer alge
meen moeten luiden, zoodat zij eigenlijk
niet meer zou zjjn dan een wenk.
Ons dunkt velen zullen den heer Glin
derman dankbaar zijn, dat hij de aandacht
der regeering op een en ander vestigde.
EEN AANVAL OP DE JACHTWET.
Jarenlang had de heer van Kerkwijk de
j gewoonte, telkens bq de begrootingsdebatten
over hoofdstuk VIII (Justitie) zijne grieven
tegen de jachtwet bloot te leggen. Hij heeft
thans een bondgenoot gevonden in den
Middelburgschen afgevaardigde, den heer
Lucasse.
In een duidelqke rede, waaraan wij het
volgende ontleenen, zette deze spreker zijne
bezwaren uiteen. Opgegroeid onder eene
landbouwende bevolking en thans zitting
hebbende voor Walcheren, waar vaak tal
van landbouwers ofschoon niet alle (men
denke slechts aan de in ons blad gevoerde
polemiek tusschen de landbouwers Wejjnand
te Biggekerke en Janse te Kolijnsplaat)
den overlast der haasjes eu derzelver belagers
ondervinden, sprak het vanzelf dat de
heer Lucasse de jachtwet onder handen
nam. Hq zei onder meer
Dat de regeling van de jacht zooals die
nu is, herhaaldelijk aanleiding geeft tot
klachten van de zijde van den landbouw is
algemeen bekend. Voornamelijk heeft zich
te beklagen de landbouwer of grondeigenaar,
op wiens grond deraen het recht van jacht
bezitten. Deze ondervindt van de tegen
woordige regeling veel last.
Immers opzettelijk wordt de vermeerdering
van het wild bevorderd door het verbod om
gedurende een geruimen tijd van het jaar
dat wild te dooden; het leeft ten koste van
den landbouwer en wordt van diens
oogst onderhouden. En is eenmaal de
jachttijd geopend, dan komt de last van de
zijde van den jager die het jachtveld door
kruist en de te veld staande vruchten zelden
spaart; een last vooral groot wanneer er zoo
genaamde klopjachten worden gehouden.
Buitengewone machtiging om schadelijk
wild te dooden is slechts een halve maat
regel.
Wel kan, zegt de minister, de toepassing
van art. 26 der jachtwet hier baat geven
door het aanvragen van een buitengewone
machtiging om het wild dat schade aan
richt, te doodenmaar zulk een buitenge
wone machtiging wordt slechts verleend in
buitengewene gevallen. In gewone omstan
digheden, waarin ook reeds het wild groote
schade aan de veldvruchten veroorzaakt,
wordt echter die machtiging niet ver
leend, terwijl het artikel niet kan helpen
als de j ager zelf schade veroorzaakt. Door
artikel 26 kan in werkelijkheid de landbouwer
weinig gebaat worden.
Het eenige middel waardoor verbetering
kan worden aangebracht, is wetswijziging
en afzonderlijke regeling van de jacht en
visscherjj, daar deze onderwerpen weinig
of niets' met elkander te maken hebben.
De heer Lucasse, dankbaar voor een toe
gezegde regeling, geeft eenige wenken hoe
die dient te zijn, ook en vooral met inacht
neming der rechten van hen, die het heerlqk
jachtrecht hebben.
Bij die nieuwe regeling zal dan wat de
jacht betreft mijns inziens aan den eigenaar
van gronden waarop derden het jachtrecht
niet hebben, vrijheid gegeven moeten wor
den om ten allen tqde het wild, waarvan
zij last hebben, te dooden; en aan den
eigenaar van gronden waarop derden het
recht van jacht hebben, zou men dan, meer
dan tot nu het geval is, bescherming tegen
schade door wild en jager te veroorzaken
kunnen verleenen.
Toch zal altijd rekening moeten worden
gehouden met de rechten van derden, die
op den grond het recht van jacht be
zitten, de uitoefening van welk recht, hoe
ook beperkt, toch niet zal kunnen
worden belet.
Daarom komt het mq voor dat de grond
eigenaar meer en meer zal moeten overgaan
tot afkoop van het jachtrecht dat op zqn
grond drukt. Naar het mij voorkomt, wordt
daarvan te weinig gebruik gemaakt, maar ik
geloof dat daarvoor ook alleszins afdoende
redenen bestaan; want wanneer de grond
eigenaar het jachtrecht op zqn grond druk
kende, wil afkoopen, zal hij in vele
gevallen stuiten op den onwil van
den eigenaar van het jachtrecht,
die niet gaarne zijn jachtterrein ziet be
nadeeld, en dan schiet voor den grond
eigenaar niets anders over dan een zeer
kostbare procedure te beginnen. Immers
de afkoopermoet gerechtelijk een aanbod
doen, daarna den eigenaar der jacht voor de
rechtbank dagvaarden met verzoek dat
door haar na verhoor van deskundigen de
afkoopsom worde bepaald. Bepaalt nu de
rechter die in den regel met de taxatie van
deskundigen zal medegaan, de som maar
iets hooger dan het aanbod, dan moet de
afkooper, omdat hq een te laag aanbod deed,
en hij dus in het ongelijk wordt gesteld,
volgens art. 56 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering al de kosten der pro
cedure betalen, die zeer hoog kunnen
loopen. Vrees voor deze dingen weerhoudt
den grondeigenaar van afkoop.
Maar zegt de minister ik heb er
nog niets van gemerkt dat art. 56 aanleiding
moet geven tot belemmering van dien
afkoop.
De heer Lucasse antwoordt hierop
Dat wil ik wel gelooven; want louter
vonnissen van jachtafkoop worden natuurlijk
niet in eenige verzameling van rechtskun
digen aard opgenomen, omdat er geen „be
langrijke" quaestiën bij betrokken zjjn.
Toch bestaan zulke vonnissen wel dege
lijk. Ik zou daarom bij het maken van een
nieuwe jachtregeling er bijzonder op gelet
willen hebben om de procedures ter zake
van jachtafkoop, eenvoudiger, gemakkelijker
en minder kostbaar te maken. Dan zou
b. v. kunnen worden bepaald dat, als de
afkooper gerechtelijk een aanbod heeft ge
daan, de eigenaar der jacht de som moet
bepalen, die hij vordert. Voorts zou (aan
eigenaren van verschillende aangrenzende
of nabq elkander gelegen gronden liggende
onder het rechtsgebied van denzelfden
bevoegden rechter, moeten worden toegestaan
om gezamenlijk in rechten in èèn geding
tegen den jachteigenaar op te treden, op
dat niet langer ieder afzonderlijk zulk een
geding behoeve te voeren. Daardoor zouden
de afkoopen minder kostbaar zqn en de
kosten beter gedragen kunnen worden. En
konden vele procedures voor het kantonge
recht, in plaats van zooals nu bq de recht
bank gebracht worden, dan zouden deze
nog eenvoudiger en minder kostbaar woi-
den, omdat men bq de kantongerechten
niet de verplichte vertegenwoordiging heeft.
Ik hoop dat de minister deze denkbeelden
zal willen overwegen en er bq een even-
tueele jachtregeling op zal willen letten.
De landbouw zal er door gebaat, en de,
jachteigenaars zullen er niet door geschaad
worden.
Vooral dit laatste geve bij 's ministers
toegezegde overwegingen den doorslag. De
zaak van het jachtrecht is te ingewikkeld,
om ze, gelijk radicalen en socialisten willen,
met een pennertreek uit den weg te ruimen.
Landbouwers en jachteigenaars hebben
hunne rechten. En dit hield de geachte
afgevaardigde uit Middelburg zeer terecht
in het oog.
23 December '89.
Tot gemeente-secretaris van Westka-
pelle is benoemd de heer P. de Vos, cand.-
secretaris, in plaats van zijn vader, den
heer P. de Vos, die op zijn verzoek eervol
werd ontslagen. M. C.
De gemeenteraad van 't eiland Marken
heelt tot gemeente vroed vrouw benoemd
mej. Anna Buijse van Zierikzee.
Bij Kon. besluit is benoemd tot adjunct
controleur der directe belastingen enz. te
Roozendaal de heer P. O. v. d. Vliet, ont
vanger der directe belastingen en aeijnzen
te 's Gravenpolder c, a.