n. zaadblom, sche Boot )ONNER-MEIJLER, UETTEN en lange TURF S of BONKER t worden tegen 1889. No. 34. Dinsdag 17 December. Vierde Jaargang NKOLEN. BROERSE, ienstbode, J. BIJLKVELD, oop de Pons peri. >er flescli f 0,90. Vitte Annijs 55, 50, Liefde 60, ikeur 60 cent en nac van af f 1,30 ïsch f 1,10. an Barometers, k in lossing J. P. MAAS. VERSCHUIMT G. M. Kleinkerk, te Goes F. P. Dhuy, Ie Middelburg. PRIJS DER AD VERTE ATI E$: Christendom en Socialisme. KNAAP of MAN, zijt bij nder gaatjes. ima kwaliteit aat, Ylissingen. m n— Middelburg. rdt te Vlissingen gevraagd renstand. Te bevragen i |n L DE COINTRE te Mi tOBBE, 197Bergen op Zoc, "i n Kamer-Thermometer lende soorten |R-, POEDER EN LAVEMENTSPUITEN. en Spirituswegers. 30GD0UZEN, WIND- LASTTEKE KOUSEN, ikele, dubbele en Kinder- 108, ®yois@©a®®iL@, ten artikelen voor VERPLEGING. 'asserdoozeti, losse Passers Tekpennen, Tooverlantarens, wisMifKJdiKiiag. ialiteit in en PINCE-NEZ. Brillen op voorschrift le van H.H. Doctoren, '.mand voor zich reizen. unstig bekend .RANDEERD. wit en vet. ES naar ROTTERDAM ec. Vrnorg. 5,u. )TTERDAM naar GOES dec. 'smorg. 11,u. te Rotterdam bij den 3E LANUE, op 'tHa* M. BOUWMAN. J. BOS, Directie. Rotterdam Nieuwe akkenbrug. elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. Enkele nommers f0,95 - 0,026 UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regel* 50 cent, iedere regel, meer 40 cent. Die met 1 Jan. zich wenscht te abonneeren op ons bladontvangt de in dit jaar nog verschijnende nos. GRATIS. De ook bij ons welbekende jeugdige predikant dr. v. Gheel Gildemeester te 's Graven hage, heeft over bovengenoemd on derwerp aldaar Woensdag jl. gesproken voor een 2000 tal hoorders. Eenige honderden hadden in de ruime overvolle zaal geen plaats kunnen vinden. Wel een bewijs dat het onderwerp belangstelling vond. Doch ook in Zeeland is er belangstelling voorde sociale quaestie, die brandende quaestie van den dag. Wij meenen onze lezers dan ook geen ondienst te doen, met het uitmuntend verslag dier vergadering grootendeels uit liet Dagblad van Zuid Holland en 's Graven- hage over te nemen. Hij begon met te zeggen dat menigeen van de vraag zelfs niets wilde weten. Christenen niet, die de socialisten niet ver trouwen socialisten niet, die de Christenen voor huichelaars aanzien. Toch waren er verscheidenen, die in deze gewichtige vraag belangstelden, en voor dezen trad spr. op. Eerst stelde hij de vraag: Wat is socia lisme? Is het de onzinnige verdeeling van alle rijkdommen? De socialisten zelf leeren dat niet. Maar het socialisme is eene theorie omtrent de oplossing van het sociale vraag stuk. Dit sociale vraagstuk is de vrnag der gansche moderne maatschappij naar de plaats, die zij tegenover zich zelf heeft in te nemen: een ernstig zelfonderzoek der maat schappij. Op den voorgrond gedrongen door den socialen nood, was dit vraagstuk niet beantwoord door excepties opwerpen en af dingen. Zegt men: „de vlijtige arbeiders hebben toch wel werk," dat is veel te op timistisch voorgesteld; neen, ook onder hen heerscht werkloosheid. Of zegt men„maar de jenever!" Welnu, de socialisten bestrij den juist den sterken drank. Na over de oorzaken van dezen maatschap- pelijken nood /gesproken te hebben, kwam spr. aan de theorie van het socialisme, en las daartoe voor de eigene woorden van den heer Domela Nieuwenhuis; in hoofdzaak de theorie dat het groot-kapitaal op onrecht matige wijze in privaatbezit is gekomen, verder dat de productie behoort te worden geregeld, en de producten behooren te komen aan de arbeiders. De eisch dat het privaat bezit algemeen bezit wordeen dat de staat zooveel produceere, dat aan de redelijkerwijs gevoelde behoefte van allen kunne worden voldaan. Hoe werkt nu het socialisme Spr. ging de oorzaken na waarom het socialisme aan hang vindt en voortgang maakt. Eene partij, dievéel belooft en - nog niet hare beloften behoeft te vervullen; en daarbij rekening houdt met de grcote nooden op maatschappelijk gebied, zal natuurlijk altijd aanhang vinden. Komende tot zijne bezwaren tegen de sociaal-democratie ontwikkelde spr. die in deze orde: Het socialisme is onvaderlandslie vend. Hier in Nederland kiest het, gelijk overal, partij als sociaal-democratie, welnu, zegt spr., wanneer, om tot uw geluk staat te komen, eerst het paleis in het Noord einde moet worden omvergehaald en ons koningskind „opgeruimd" dan gaan wij met u niet mede. Vervolgens: het socialisme is osprac- tisch. Het rekent niet met de werkelijk heid, niet met de persoonlijkheid en niet met de zonde. In den social istischen staat zal door een ander worden buslist wat uwe redelijkerwijze gevoelde behoeften zijn; zoo komen wij onder een dwangstaat. Daar zullen de luien teren op den arbeid der vlijtigen. Daar zal zeer veel misbruik van de vrijheid gemaakt worden, totdat er een dictator opstaat om met geweld de mis bruikte vrijheid te vernietigen. Zegt men van de dominé's dat zij het volk paaien met den hemel, en hen hier op aarde laten verhongeren, nu „gij, mijne democra tische heeren," zoo zeide spr., „geeft dan toch ook wissels uit op eene oneindige toe komst. Maar practisch Is dat niet!" En eindelijkhet socialisme is onchriste lijk. In theorie wil het dat niet wezen; in de praetijk wordt het dat stellig. Het begint met het Christendom voor onverschil lig te verklaren; maai- komt er toe, alle hoogheid omlaag te trekken, en straks het slechtste in den mensch te vleien. Dit deed spr. denken aan het woord van Kingsley„het is goedkooper door den duivel hervormd te worden dan door God." Het had spr. zeer veel belang ingeboezemd, de houding van den heer Domela Nieuwenhuis in de Tweede kamer na te gaanen telkens had hij tot ziclizelven gezegdhoeveel groo- ter zou uw kracht en hoeveel nobeler uwe houding wezen, wanneer gij de kracht der liefde van Christus kendet in uw leven I" Aan het slot dezer rede die bijna volle twee uren duurde, vroeg spr.: „Is er in de Christelijke maatschappij altijd wezen lijk eene Christelijke publieke opinie? Of hebben wij eerlijk en openlijk boete te doen over veel, dat zonk beneden peil De Christen behoort toch te verstaan dat hij zijne goederen niet hééft voor zichzelven maar voor anderen. Hij behoort te zeggen: „al het mijne is het uwe;" opdat niet de socialist straks met ruw recht zegge: „al het uwe is het mijne." En tot de niet bezittenden en tot de socialisten in het bijzonder richtte de spr. zich met te zeggen men meent het mo gelijk zeer goed met u, doch men misleidt u. Het socialisme ontneemt u den hemel, en het bederft de aarde er bij. Men zegt u7/8 van het menschdom is socialistsp r. zegt 7/8 van de socialisten zijn het metééns zelfs. Zij worden aangetrokken door een en ander, dat goed is in het socialisme, zoo als normale arbeidsdag en loonsverhooging; maar dit is eigenlijk niet uitsluitend soci alistisch. Doch de afschaffing van het pri vaatbezit zou het „hartelooze kapitaal" nog „hoofdeloos" er bij maken; maakt een li chaam van vuisten en knuisten en een maag, maar zonder hoofd. Zoudt gjj dat wenschen? En nu kwam spr. aan met datgene, waar toe eigenlijk de vergadering belegd was, de mededeeling van de oprichting van een Christelyken Volksbond, waarvan de grondbeginselen door hem werden voorge lezen. Deze Christelijke Volkshond staat op den grondslag van het Christelijk geloof en van de liefde voor Vorstenhuis en Va derland. Hij verwerpt de hedendaagsche sociaal democratie als onvaderlandslievend, onprac- tisch, onchristelijk. Hij streeft naar eene vreedzame oplossing van het maatschappelijk vraagstuk, en in het bijzonder naar de verheffing van den werkmansstand. Dr. Van Gheel Gildemeester ontwikkelde hierop nog nader de richting, waarin de Christelijke Volksbond zich beweegt. Eene uitnoodiging om op deze grondbegin selen deel te nemen werd door den spr. tot alle aanwezigen gericht. Nog met een enkel woord sprak hij over het Christelijk beginsel. Dit is zeer stellig het standpunt der vereeniging. Wil iemand onze vergaderingen bijwonen, die nochtans voor zichzelf niet gelooft, hij is welkomal leen hij moet weten dat wij niet altijd over onze grondbeginselen, over het Chris tendom discuteeren. En nu, zeide spr., vraag ik één ding, nl. dit dat gü niet op ons wijst en zegtzijn dat nu perfecte Christenen Want daarvoor geven wij ons niet uit. Maar wij willen het zijn en hopen het te worden. En gij, die revolutionair wilt we zen, weest het eens goedbegint eens met de beste revolutie, daar binnen; en zegt eens: „Ik wil mij niet langer af keeren van het veel gesmade Christendom. Van zulk een revolutie is wat goeds te wachten. (Leven dige toejuiching.) In de discussie, die nu volgde en duurde tot 12 uren, begon de heer Domela Nieuwenhuis in aangenamen vonn, in eene rede die 50 min. duurde, den spr. te weerleggen. Hij sprak zijne teleurstelling uit dat deze spr., die zich zoo eerlijk en objectief over de socialisten uitliet, als hij het nog niet van een tegenstander had vernomen, desniet tegenstaande zoo vlak tegenover de sociaal democratie positie nam. Want, dit was den heer Domela Nieuwenhuis toch duide lijk, dit program van den Christelyken Volksbond wasjuist tegen het socialisme gericht. Het was natuurlijk moeily'k eene zoo uitvoerige rede als van den spr. in eene improvisatie te weerleggen, maar de heer Dimela Nieuwenhuis ging toch de voor naamste punten na. On vaderlandslievend"; dit begreep hij nfet goed. Want het Christendom was irctmers internationaal? Hoe kon dat dan zoo op de liefde voor een vaderland aandrin gen? Maar hy en zijne party genooten waren altyd in minder gunstige conditie, als zij over dit punt spraken, en zouden daarom, om niet met den strafrechter in aanraking te komen, dit punt maar liever voorbijgaan. „Onpractisch"ja, dat was hun reeds zoo vaak gezegd, maar het moest bewezen worden. Op de „redelijkerwijze gevoelde behoeften" had spr. gewezen. Welnu, men kon drie rubrieken makennoodige, on- noodige en overtollige dingen; en daar zouden de menschen het spoedig over eens zyn. Dat de luien zouden teren op den arbeid der vlijtigen had spr. voorspeld. Hy stelde daartegenover dat niemand van natuie lui was. Hebt gij wel eens ooit een lui kind gezien? (Velestemmenjawel! gerust! luien ge noeg!) Ja, dat waren kinderen van Christenen, die rekenen niet mee! (Gelach en applau- dissement). Maar een kind is niet lui: het wordt het soms door de opvoeding; door dat men het werk laat doen, waar het geen lust in heeft. Als men hem dat be val, zou hij óok lui zijnEn dan had spr. eene revolutie voorspeld, een Robespierre of een Napoleon; ja, natuurlijk, dat kon niemand zeggen; de geschiedenis kwam toch niet altyd weer terug. Bovendien had spreker geenerlei recht om het socialisme te beschuldigen van onprac tisch te zyn. Wat had dan het Christendom al uitgericht in de 18 eeuwen van zyn bestaan Het had eene maatschappij gemaakt, waarin het onrecht ten hemel sehreii. (Groot applaus). En nu, wat spr. gezegd had dat het soci alisme onchristelijk was; ja, dat was het ook. Het was den socialisten volkomen on verschillig of iemand geloofde in één God of in drie of in honderd of in geen. En het behoefde den Christenen ook niet te hinde ren om aan den geluksstaat hier op aarde mede te werken. Kwam dan de geluksstaat hierna in den hemel ook nog, des te beter, dat zou dan meevallen. Maar het program als zoodanig was niet in strijd met het Christendom. De socialist Baye gaf als zij ne meening te kennen, dat geen socialist het koningskind een kwaad hart toedroeg. Maar wel vreesde men dat hetm eene slechte omgeving, en door eene slechte opvoeding, zou opgroeien tot eene heerschzuchtige vrouw;en daarvan wilden de socialisten niet gediend wezen. Zij verlangen wat recht is voor alle men schen. En als zij maar eens drie maanden baas waren, zou ten minste de honger, de ellende de wereld uit zijn. Ja zeker, zij wilden de kapitalen onteigenen, want die waren gestolen, en het was geen recht dat sommigen duizenden en honderdduizenden konden uitgeven, en andyron geen brood hadden. De socialist Ipenburg beweerde, dat alle dominé's huichelaars waren, schoon mis schien sommigen onbewust. Zyne kame raden moesten zich niet laten paaien door mooie praatjes van „ernstigen zin en goeden wil" en dergelyken; want als zij by die heeren aan huis kwamen, moesten zij toch op de mat staan of werden weggezonden. De dominé's stonden allen zonder onderscheid aan de zyde hunner verdrukkers. (Applaus en gesis.) De socialist Van Emmenes zeide nog dat de socialisten altijd het best de orde hand haafden op de vergaderingen, en dat de Christenen wegliepen als hun tegenstanders aan het woord waren, ('t V'as bijna half 12 en velen verlieten do zaal; kort nadat hij uitgesproken had, ging v. E. zelf ook weg.) De gewezen socialist Van den Bosch zeide dat, als hij hier optrad, meer socialisten hem kenden dan Christenen. (Groot rumoer in de vergadering; de orde isbijna niet te handhaven.) Hy zeide verder dat hij in 't vorig jaar ziek geweest was en op den dood had gelegen, en hy toen bang was geweest en niet met zyne socialistische gevoelens de eeuwigheid durfde ingaan. (Ge lach, gesis en rumoer; vele stem men „stilte!") Als Domela Nieuwenhuis gezegd had, dat de socialisten ernstig de waarheid zeiden, dan had de spreker daar van weinig gemerkt, toen hij nog socialist was. Eens had hy een party genoot het spre ken belet, omdat die in een herberg alles kort en klein had geslagen. (Groot rumoer; verschillende springen op de banken; v. Asdonk roept: „dat ben ik geweest, ik protesteer"; en verder onver staanbare woordenhet leven houdt aan). Dr. Van Gheel Gildemeester staat op en zegtWel, mijne heeren, ik maak u mijn compliment over uw handhaven der orde; gy kunt wezenlijk een tegenstander het woord gunnen, en toonen welk een liefde voor de vrijheid en voor de menschen u bezielt;! (G e- lach; aanstonds stilte.) Komende tot zijne repliek, moest hy beginnen met een persoonlijk feit: hy zegt: „Ipenburg heeft gezegd dat alle dominé's huichelaars waren, en dat wy u, mijne heeren, toch maar uit de hoogte behandelden, en u op de mat lieten staan. Dat is nu juist van hèm niet mooi, omdat te zeggen. Ik heb hem twee volle uren op mijn studeerkamer gehad, by gelegenhéid dat hy mij f56 kwam vragen voor een on bekenden vriend, dien hy mjj niet eens noe men wilde. Het was 't vorig jaar, kort na myn spreken in „Walhalla" en ik had niet meer; ik had zooveel aan verschillende socialisten „geleend" en gegeven, dat ik het niet meer had. Ik moet zeggen dat het niet mooi is van dezen socialist om om nu hier zóo te spreken. (Aanhoudend applaus.) En nu, wat de verschillende sprekers te berde gebracht hebben: het belangrijkste was natuurlijk het door den heer Domela Nieuwenhuis gesprokene. De heer Van Gheel Gildemeester beantwoordde hem kortelyk. Dat kon hij ook wel begrijpen, dat hij hem niet had overtuigden hier zouden ja en neen wel tegenover eikander blijven staan. Ook is er met de heeren moeilijk te discus- siëeren. Louter onwaarheden zeggen zij nooit; maar het is altijd waarheid en dwaling door een. De waarheid van de afschaffing van het privaatbezit is dit, dat ik niet voor mijzelf mag leven, noch met hetgeen ik heb, noch met hetgeen ik ben. De dwaling is, datalie- mans zaak niemands zaak is. De socialisten knippen menschjes van papier, knippen ze uit op de studeerkamer en trachten er dan het leven in te blazen, maar dit zal niet gelukken. En nu moet spr. iets zeggen dat hy' liever gezwegen had: maar als Domela Nieuwen huis van het christendom gezegd heeft: 18 eeuwen christendom hebben ons gebracht waar wij nu zyn" aan zegt spr.„gij kent het christendom niet." Hij leest voor uit „Myn afscheid van de kerk": „onze gods dienst moetin haar program schrijven: gy zult arbeiden, wat geen der andere gods diensten heeft." Spr. slaat de handen ineen van verbazing, en vraagt: zjjt ge de tien geboden vergeten? Staat daar niet: „Zes dagen zult gij arbei den en al uw werk doen!" Heeft de heer Domela Nieuwenhuis zooveel begrip van de ethische beteekenis van het christendom O liy moet zeggen dat hem dit leed doet; maar zegt dat het ware christendom den mensch in staat stelt tot wat waarlijk goed is, en dat de beste menschen, door alle eeuwen, die geweest zyn in wie de Geest van Christus heeft gewoond. En nu nog een woordje over het rumoer daareven: neen, mijnheeren, dat was niet goed. Wanneer daar een mensch een ernstig woord zegt, een mensch belijdt„ik ben aan den oever van de eeuwigheid teruggeschrikt", dan moest gy niet lachen! Dan moest gy niet schreeuwen: „u laat hem het vuile werk doen." Natuur lijk bedoelt hy niet dat een economisch systeem hem zijn vrede geroofd had, maar dat hy met zijn atheïsme de eenwigheid niet in durfde gaan; en dat een leven, waarin hij alleen maar haat gezaaid had, hem bitteren nasmaak achterliet. Dat is misschien nog het gewichtigste van alles wat wij heden avond gehoord hebben. Mijne heeren! Wij zullen óok eens staan aan den oever van de eeuwigheid, en ook gij die nu spot zult dan het spotten wel verleeren. Maar uw onrust, waar zóo persoonlijk uw

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1