1869. No. 32. Donderdag 12 December. Vierde Jaargang VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES BEKRACHTIGD. ELKEN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. Enkele nommers f 0,95 - 0,026 UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 een t. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel, meer 10 cent. Die met 1 Jan. zich wenscht te abonneeren op ons bladontvangt de in dit jaar nog verschijnende nos. GRATIS. Naar de bladen melden, heeft Z. M. de Koning de schoolwet bekrachtigd. Daarom achten wij het nu noodig de besturen onzer christelijke scholen indachtig te maken op de volgende punten lo. De wet treedt den 1 Januari 1890 in werkixig; doch subsidie mag eerst 1 Januari 1891 aangevraagd worden aan Ge deputeerde Staten. 2o. Om recht te hebben op subsidie, moet aan onderstaande voorwaarden vol daan zijn o. Het onderwijs moet gegeven worden in alle vakken, die de Wet voorschrijft, n.l. do zelfde als vroeger met dit verschil, dat vorm leer wordt vervangen door handteekenen. 6. Vrouwelijke handwerken moeten wor den onderwezen als tenminste de meisjes daarin elders geen voldoend onderwijs ont vangen. c. Gymnastische bewegingen zonder werk tuigen moeten met die kinderen uitgevoerd worden, wier ouders daartegen geen bezwaar hebben. (Dit laatste vak wordt eerst met 1 Januari 1893 verplichtend, telkens voor ten hoogste twee jaren, kan de minister ontheffing voor dat vak verleenen voor bepaalde scholen.) d. Aan al dat onderwijs moeten minstens 18 uren 's weeks besteed worden, het Gods dienstonderwijs telt dus daarin niet meeen van die 18 uur mogen er hoogstens 2 voor meisjes handwerken besteed worden. e. Voorts moet dat onderwijs gegeven worden volgens een rooster, die in de school is opgehangen en aan den arr. schoolopziener meegedeeld en waarop tevens de vrije dagen en vacantietijden zjjn vermeld. 3o. Men lette ook op het aantal onder wijzers. Voor ieder onderwijzer, volgens voorschrift der wet aangesteld, wordt meer toelage gegeven. Om daaraan te voldoen heeft men echter nog den tijd. Eerst in 1899 moet 't getal onderwijzers op iedere school compleet zyn. DieJ dus geen subsidie voorloopig begeert, die vermeerdere dan ook 't aantal onderwijzers zonder andere oorzaak nietdoch die aanspraak op het subsidie wil doen gelden, die zorge zoo spoedig mogelijk, dus binnen enkele maan den dat het aantal onderwijzers aan 't voorschrift der wet voldoet. Men lette goed op het volgende. Be draagt op een school het aantal leerlingen 25 tot 40, dan is een onderwijzer of onder wijzeres noodig; dat is dan natuurlijk het hoofd der school. Zulk een school krijgt dan 1250 subsidie. Bedraagt het aantal leerlingen 41 tot 90 dan zijn er 2 onderwijzers of onderwijze ressen noodig, (natuurlijk weer met inbegrip van het hoofd der sehool, dus aan hoofd- en hulponderwijzer) en dan heeft zulk een school aanspraak op f 400 subsidie. Zoo zouden wjj kunnen voortgaan, doch wjj drukken liever onderstaand lijstje at. Aantal kinderen. Aantal onderwijzers Subsidie, en onderwijressen. Van 25—40 1 f 250 41—90 2 - 400 91144 3 - 700 145—199 4 - 900 200-254 5 -1200 255—309 6 -4400 310—364 7. -4700 365—449 8 -1900 420—474 9 -2200 475—529 10 - 2300 530—585 11 -2600 Uit onderstaand lijstje bl( kt dat de rijks- toelage bedraagt voor elk hoofd der school Van 90 en minder leerlingen f 250, 91 tot eii met 199 - 300 200 309 - 400 310 i a a 410 a -500; 420 a en meer a - 600 voor elk der onderwijzers, die het hoofd der school bijstaan, voor scholen van 41 tot en met 90 leerlingen f 150 a 91 en meer a -20C; Wij vermelden hier nog bij, dat voor eiken (hulp) onderwijzer die er te weinig is f200 minder subsidie gegeven wordt. Als op een school van 5, 6, 7 en 8 onder wijzers en onderwijzeressen een of meer. de hoofdakte krijgt, dan wordt het subsi die met tlOO verhoogd. Op scholen van 9, 10 en 11 onderwijzers wordt het sub sidie verhoogd, als 2 of meer hunner de hoofdakte verkregen. 4o Schoolbesturen en onderwijzers hebben te zorgen dat hun schoollijsten in orde zijn naar het aantal kinderen dat op 15 Januari 1890 als schoolgaande bekend staat wordt het subsidie bepaald. 5o. Schoolbesturen van vereenigingen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, krijgen geen subsidie. Iedere vereeniging dus, die het nog niet deed, haastte zich hare Statuten aan Z. M. den Koning ter goedkeuring aan te bieden. Eerst als die statuten door den Koning zijn goedgekeurd bezit zulk een vereeniging rechtspersoonlijk heid en kan zij hare aanspraken op subsidie, mits voldoende aan de overige bovenge noemde voorwaarden, doen gelden. Aan mijn Vriend te S. Amice Zoo is dan de teerling geworpen en de Levy's ten spijt Mackay's gematigd ontwerp in de Eerste Kamer aangenomen. Ik weet het, gij zjjt met mij dankbaar, al is het niet voldaan en mij dunkt, de geheele anlir. partij heeft reden tot dankbaarheid. Immers, de regeering heett binnen de grenzen der grondwet gegeven, wat zij kon. Ik feliciteer u dan met de aanvankelijke overwinning, die u en mij, naar ik hoop, van kracht tot kracht doe voortgaan, om onze beste krachten aan het onderwijs te wyden en ook op dit terrein de vaan des Evangelies hoog te houden. Want eene hervorming, Amice, op welk gebied dan ook, zal ze doeltreffend zijn, en anderen ten goede komen, moet op elk terrein van «ns leven een weldadigeri invloed uitoefenen. Maar ik zou gaan vergeten, dat ik aan een vriend schrijf. Ge moet dan weten, Amice, als ge het nog niet weet, dat de /ex-minister Kappeijne op St. Nicolaasdag de doodsklok over de Antir. partij heeft geluid. Ze zal volgens dien gevierden Staatsman, hare overige levensdagen, eene korte spanne tijd slechts, in ellende en kommer door brengen, en op den weg naar het graf rest haar niets meer dan de bedelnap, om haar jellendig bestaan nog eene wijle te rekken. Schoon gezegd, niet waar? Ik had op dit oogenblik den spreker wel eens willen zien, Amice, toen hij dit alles over de hoofden van de fiere zonen der Geuzen profeteerde. Met welk innig medelijden zal hij deze profetie hebben uitgesproken in belang van het land en tot voorlichting en waarschuwing. Geen wonder dan ook, dat Min. Mackay zich geroepen gevoelde den gevierden Staats man eenigszins te kalmeeren en hem te wijzen op het verleden en de toekomst beide der partij, waartoe hij (ik bedoel Mackay) de eer had te behooren. «En zei de hr. Kappeijne, zoo sprak de Minister, dat ons slechts de bedelnap rest, welnu we hebben die steeds met eere ge dragen en zij belet niet, dat wij met dankbaarheid eene bijdrage uit 's lands kas zullen aanvaarden». Over dit schoone antwoord ad rem, ik ben er zeker van, zult ge nog wel meer in de Zeeuw lezen, daarbij, ge kunt zelf ook denken, en zijt door het genoten Bijz. onderw. volstrekt geen crétin (kwezel) geworden op geestelijk gebied. Ge lispelt het den Minister na, wij antirevo lutionairen, hebben die (bedelnap) steeds met eere gedragen, en zij belet niet, dat wij met dankbaarheid eene bijdrage uil 's lands kas zullen aanvaarden. Ja, ge gaat misschien verder, want ge kunt nog al geestig zijn, en zegt die nap, inpkats van een beletsel, is juist een geschikt voorwerp, om die gave in te bergen, maar weet dan, Amice, dat de Minister op de cursieve woorden den nadruk heeft gelegd. Nog wilde ik u opmerkzaam maken op een ander schoon gezegde van Z. Excell. toen hij het verwijt de Antir. partij in zeker blad naar het hoofd geslingerd, dat zij de schare trachtte dom te houden, met fierheid van zich afweerde en zich plaatsend met beide voeten op den bodem der Schrift, sprak «Maar wat baat alle wijsheid als gij schade hebt aan uwe ziel En dat in 's lands vergaderzaal. Ware Groen nog in leven, hoe hij zijn hart zou opgehaald hebben. Maar,helaas,ijdele wensch. Het zij ons genoeg, dat de begin selen van dien trouwen Staatsman en Evangeliebelijder, want hij was het on tegenzeggelijk beide, al wilde hij slechts het laatste genoemd worden, zijn doorge- werkt.ja zal nog rusteloos doorwerken als een stroom, die wel langzaam vliet, door ravijnen en berggleuven heen, maar eene diepe bedding graaft en daarom in kracht wint, wat hij in snelheid verliest. Als altijd 1.1. Z., 7 Dec. '89. de R. Amerika. Een overschot van 57 millioen dollars, en maatregelen in uitzicht gesteld gom de overtollige inkomsten te verminderen, of, zonder overdrachtelijke spreekwijze uitge drukt, om de belastingen te verlagen. Daarbij vermindering van invoerrechten, zonder evenwel verstandig land de bescher ming van zekere nationale takken van nijverheid te laten varen. Het wonder land, waar zoo iets geschie den kan, zijn de Vereenigde Staten, volgens de boodschap, waarmee de president juist de vergadering van liet Congres heeft inge leid. Amerika in zijn geheel genomen geniet dus nog al te grooten voorspoed, en men vraagt zich onwillekeurig, of dat ook in verband kan staan met de grondbeginselen waarop deze Statenbond rust en die hij olfi- cieel nog niet heeft verloochend «'t Geheim van allen zegen, is in Gods vrees gelegen, Zijn dienst, Zijn gunst, Zijn woord!» Ook voor Amerika. Nog iets trekt in onze boodschap de aandacht. De president wenscht maatregelen geno men te zien, om de naturalisatie van soci alistische emigranten aan moeilijker voor waarden te verbinden. Hieruit blijkt, dat Amerika, hoe ook gezind aan elk de vrijheid te gunnen die het zelf geniet, die vrijheid toch niet wil opgevat zien als een vrijbrief om den grond slag zelf der Staten, ja van alle samenleving eigenlijk, te ondermijnen. Een verstandig inzicht, dat voor Amerika desnoods het verlies van de vriendschap van Frankrijk en dergelijke revolutionaire landen zou waard zijn. N.P. G.C. 41 December '89. Bij Kon. besluit zijn benoemd tot voor zitters van het bestuur der waterkeering van het cal. waterschap Ellewoutsdijk en den cal. polder Borsele, A. Polderdijk van het cal. waterschap Oud- en Jong Breskens J. G. Gerritsen van het cal. waterschap Bruinisse C. Hagevan het cal. waterschap Stavenisse L. J. Dorstin het bestuur der waterkeering van de calamiteuzenStad- Philippine polder tot voorzitter V. N. Voer man, en tot lid J. B. Snoeck Oost-Beve« landpolder tot voorzitter G. J. van den Bosch, en tot lid J. van der Werffen Adornispolder tot voorzitter J. Du Bois, en tot lid H. Brakman. Voorts tot belastingontvanger te Vlissin- gen H. J. v. Mierop thans te IJselstein. Goes. De opbrengst der Nieuwejaars- collecte op 11 Dec. 4889, bedraagt f238,94, tegen f 238,53 in het vorige jaar. TWEEDE KAMER. Na afdoening der In lische begrooting zyn enkele hoofdstukken der staatsbegrooting afgehandeld. Bij Hoofdstuk Justitie voerden verschillende sprekers het woord. Onder anderen de heer Lucasse over het jachtrecht. De heer Domela Nieuwenhuis, die natuur lijk alle /aken door een sociaal-democratischen bril beziet en vele zijner medeleden naar een anti-sociaal-democratischen bril doet grijpen, had weer heel wat aan's ministers adres; onder anderen over de zijns inziens te lange gevangenschap van den sociaal democraat Geel, die in 4887 wegens een moordaanslag op een commissaris van politie te Amsterdam tot 8 jaren tuchthuisstraf veroordeeld werd. Hij vroeg in naam der vrijheid en der voorzorg of de minister dezen te zwaar gestraften, o neen onschuldig lijdenden gevangene wilde ontslaan. Hij knoopte daaraan eenige beschouwingen vast over de partijdigheid der rechtsspraak in Nederland. Zijns inziens heeft men tegen woordig een klassen justitie. De minister van Justitie stond op om te zeggen dat hij inzake de straf van Geel dacht als vroegeren met enkele algemeenheden te protesteeren tegen de onware, een volks vertegenwoordiger onwaardige betiteling van de justitie in Nederland, wier onpartijdigheid hij boven verdenking achtte. Aan rechter- en linkerzijde beide der kamer vond spreker toejuiching, een feit dat dhr. Heldt terecht betreurde. Immers als de kamerleden het gebruik gaan invoeren den minister toe te juichen dan wil 't publiek op de tribune dit voorbeeld ten opzichte van Nieuwenhuis volgen. Bovendien stempelt het deze lieden als ministriëelen en wordt de heer Nieuwen huis er noodeloos door geprikkeld. Boven dien zijn er gevallen bekend van feilbaarheid en te weinig betrachte onpartijdigheid (der rechtbanken. De toekomstige geschiedschrij ver zal er wel enkele geboekt hebben uit de drie ot vier laatste jaren. Het tegendeel door handgeklap uit te maken is niet de taak der volksvertegenwoordiging. Verklaar baar is de prikkeling waarvan Nieuwenhuis in zijn antwoord blijk gaf. Hij zei onder anderen dat minister du Tour indertijd Jeanne Loretle had weggebracht. Hij deed dit echter in een vorm waardoor hij zich vrij hield vara den schijn van beleediging. Hij zei niet te zullen vragen of de heer du Tour zulks gedaan had. Zooals bekend is, had de heer Borgesius reeds vroeger gezegd dat er er aan justitie onder het beleid van du Tour dingen gebeurd waren, die het dag licht niet zien mochten. Nieuwenhuis her innerde aan den onschuldig gestraften offi cier, aan v. Heeckeren, aan de Utrechtsche studenten, enz. en vraagde of de vonnissen gelijkluidend zouden zijn geweest als het niet baronnen of maintinees uit de groote wereld, maar werklieden had gegolden een gevolgtrekking die allen grond mist en aangelegd was op effect bij de ontevredenen onder de werklieden. Zijne rede werd van de publieke tribune luide toegejuicht. Ook de heer v. Kerkwijk besprak noodzakelijk heid van de herziening der jachtwet met het oog op de wilde eenden. Ook Heldt drong aan op vrijlating van Geel dewijl hij in hem een opgezweept slachtoffer van het socialisme ziet. Het rechtsbegrip van Heldt mag evenals dat van Domela Nieuwen-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1