tikelen. ITTOOIJ des Heils." 1889. No. 24. Zaterdag 23 November. Vierde Jaargang. L no 6 7. MAAS, VERSCHIJNT G. M. Kleinkerk, te Goes F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIEN: KOLONIËN. TWEEDE KAMER. i. ORANJE Lz. te lerseke, J. Wemeldinge, J. igen en R. J<tN- te treden zijn moeielijkheil om de lit het gei-tel te ver niet werkelijk gedaan ■de kwaal steeds rond, bezit van te nemen, wanorde der gezondheid ft tot de kwaak Waar- er instorting wordt met i verkregen door het. y's zuivere Pillen, daar >n van de kwaal in het genezen zoo zacht en den bloedsomloop, en zen, dat de roos dade- Pillen versterken ook de lever en de nieren; ijnt de kwaal inwendig, gen der huid mede ver- T f 'Prijscourant gratis ,s. D. V. des avonds de Chr. Geref. kerk 30, Amerikaansche '25, Beste Boter 30, 35 Rozijnen 15, Sucade Middelburg, elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. Enkele nommers f 0,95 - 0,026 UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel, meer 10 cent. In een vorig nummer deelden wij in korte samenvatting het oordeel mede der commissie door den Koning benoemd in zake de koffie. Velen oud-liberalen en conservatieven zal dit rapport onwelkom zijn. Wordt de raad dier heeren door minister Keuchenius gevolgd, dan zal Indië ophouden Neerlands melkkoe te zijn. Dan wordt 't Neerlands lastpost. Dan toch zal voortaan als plantloon voor een pikol koffie betaald worden f 20 op Java en 125 op Sumatra's westkust; en tevens in beginsel besloten worden tot opheffing van de dwang-koffiecultuur. Wil men weten wat het kamerlid o neen, de Haagsche correspondent van de (liberale) Zutfensche Courant hieromtrent aanmerkt, dan leze men het volgende Mocht het plantloon tot f 20 worden ver hoogd, dan zal het nog wel niet geheel uit z(jn met de koffie-millioenen, maar dan zal toch het tekort bedenkelijke verhoudingen aan gaan nemen. Ik weet wel dat ook in het staatsbestuur rechtvaardigheid moet gaan boven de rijksdaalders, maar van dure rechtvaardigheid was tot heden de Tweede kamer weinig gediend. Men wil wel recht doen aan de Javanen, maar alleen als 't het moederland geen geld kost. Toch zal men met dat régime moeten breken. Nu wij niet intijds al het mogelijke hebben gedaan om de bronnen van weivaart te vermeer deren, nu zal het hoogst bezwaarlijk gaan de kosten van ons duur bestuur bij voort during te vinden uit belastingen en hef fingen van een bevolking, die verarmd is en reeds veel meer opbrengt dan zoowel met de eischen eener verstandige politiek als met de eischen der rechtvaardigheid is overeen te brengen. Men kan er zich op voorbereid houden, dat Indië ons in de naaste toekomst veel geld zal gaan kosten. Niet alleen is de ty'd der batige saldo's voorbij, maar wij zullen vrij diep in de beurs moeten grijpen om onder de tegen woordige verhoudingen bij voortduring aan onze staatsrechtelijke verplichtingen tegen over de inlandsche bevolking te kunnen voldoen. Wij behoeven wel niet te zeggen dat wij het in hoofdzaak met dezen (liberalen) schrij ver eens zijn. Maar als uit ons hart gesne den is inzonderheid het nu volgende, waar mede hij zijn opmerkingen besluit en waar van wjj een gedeelte met in 't oog loopende letter afdrukken Met de partijpolitiek heeft dat niets te maken. Of de min. Keuchenius blijft of heengaat, de financiëele positie zal wel vrij wel dezelfde blijven. Het verkeeide zit hem in het stelsel en niet in de personen. Er is sinds jaren te veel verzuimd, en het is onmogelijk dat in enkele jaren weer goed te maken. Deze kostelijke bekentenis van dezen libe raal naast de dezer dagen door ons meege deelde opmerking van Justus over het beleid van mr. Keuchenius, (ook Justus is liberaal) is een tweede rechtvaardiging tegenover hen die den te voortvarend gewaanden minister van koloniën in den laatsten tijd voor een politieken leeglooper of doeniet hebben ver sleten. Dech ook nog op een andere zaak valle de aandacht. De minister heeft namelijk in zijn «Memo rie van Antwoord» de verschillende klachten in de sectiën der tweede kamer geslaakt, op de rechte waarde geschat en beantwoord. Allereerst de klacht als zoude hij de ver wachtingen hebben teleurgesteld. Hierop antwoordt de minister: Het parlementair verleden des onderge- teekenden, waaraan hij wordt herinnerd, heeft hem nooit recht gegeven van te ge- looven dat groote verwachtingen van zijne werkzaamheid gekoesterd werden, zoo min als zijne zelfkennis gedoogde, dat hfj zich in staat achtte haar te verwezenlijken. Verneemt hij nu dat zjj waren opgewekt door zijnen als Kamerlid uitgeoefenden aan drang tot hervormingen van allerlei aard en door zjjne oppositie, die zich dikwijls zoude hebben gekenmerkt „door kennis van zaken en door belangstelling in het lot der Indische bevolking", hu mag dan ook te gelijker tijd tot zijne verschooning aanvoeren, dat het ont haal, aan zijne wenschen en wenken vroe ger te beurt gevallen, wel heeft kunnen strek ken om de toestanden, waartegen hij strijd gevoerd heeft, te verergeren, maar niet om hem thans het aanbrengen der verlangde ver beteringen gemakkelijker te maken, noch om die te verhaasten. Met genoegen verneemt de ondergeteeken- de dat onder de velen, die zich te leur ge steld voelen, er zijn of waren, die hem tot het nemen der maatregelen, eertijds door hem aanbevolen, zouden willen steunen, en dat, zoo anderen daarvan zich zouden hebben willen doen terughouden door de vrees, dat hem de in staatszaken zoo noodige voorzichtigheid en gematigdheid zouden ontbreken, deze vrees door de ver kregen ondervinding reeds was gelogenstraft en de ondergeteekende niet dan bij uit zondering kan gezegd worden tot dusverre zich aan buitensporigheden te hebben schuldig gemaakt. Geenszins ongevoelig voor zoo streelende getuigenis, wil hij nu ook trachten de aanspraak daarop niette verbeuren, en hopen dat het thans tot hem gerichte verwijt van werkeloosheid, evenals de daaraan geheel te genovergestelde vrees voor overijling, ook eenmaal moge worden gelogenstraft. De minister herinnert er voorts aan, dat het niet aangaat van hem zoo maar op eens alle mogelijke hervormingen te verwachten, terwijl men onder vroegere ministers over al deze nu zoo noodzakelijk gekeurde her vormingen leukweg zweeg. Te meer daar het niet waar is, wat de tegenpartij het publiek wil doen gelooven, als zoude hy zich ooit als hervormer van Indië heb ben aangediend. H(j zegt: Opdat de teleurstelling, door den onder geteekende verwekt, niet grooter zij dan noodig, stelt hij er prijs op te herinneren, dat hij zich nooit als hervormer van Indië heeft aangekondigd, en dat zij, die hem in die rol zouden willen zien optreden, zeker zouden moeten beginnen hem de ver vulling daarvan mogelijk te maken. En daarna wijst lnj op de reuzentaak, welke eenvoudig de Minister gewillig aan ieder, die er zich toe bekwaam acht, afstaat, de reuzentaak n.l. om tegelijk de noedige hervormingen in te voeren èn te vorderen dat de begrootingen ophouden nog langer evenals vroeger een tekort op te leveren. De Minister beroept zich hier op Mr. N. P. van d e n B e r g, die betoogt dat om Indië tot een hoogeren trap van welvaart en ontwikkeling te kunnen opvoeren van staats wege ot door particuliere nijverheid weder zooveel in Indië zal moeten worden inge trokken, als er in vroegere jaren ontnomen is. Vooral het Indisch bestuur en met name de Gouverneur generaal is en blijft krachtig werkzaam. Men heeft over geest en richting van het bestuur gesproken. Maar de minis ter kan toch zijn geest en richting niet nu reeds, nu hij nog zoo kort aan 't bewind is, gaan veranderen. En over de hierboven genoemde koffie- com missie zegt hij Wie thans echter van het der Kamer aangebodene rapport der bovengenoemde commissie heeft kennis genomen, zal wel licht reeds, wegens het hierdoor ontstoken licht, met hare benoeming verzoend zijn, en gereedelijk erkennen dat overschatting van eigene of anderer kennis reeds al te veel aan de koffiecultuur en hiermede ook aan land en volk geschaad heeft; De minister neemt heel wat op, dat in Indië te hervormen is, en waarvoor naar ons lompe leekenverstand zeker wel 18 jaren zullen uoodig blijken, in plaats van de 18 maandendie de minister tot heden aan het bewind was. Hij noemt onder anderen de opium-, landrente-, heerendiensten- en cultuurregelingen liet opmeten van velden, aanleggen van bevloeiingswerken, het bouwen van spoor wegen, het leggen van een telegraafkabel, het oprichten en uitbreiden van stoomvaartlijnen; onderwijs en opleiding voor verschillende ambten en bedrijvea de bezoldiging en betere voorziening in het lot van inlandsche hoofden en rechterlijke ambtenaren leger en vloot, verdediging, politie en openbare gezondheid enz. Is de minister dan te schroomvallig om aan die groote taak te beginnen Die zijne «Memorie van Antwoord» las, weet inderdaad beter. Bovendien blijkt uit zijne «Memorie» dat zijn toegezegd Voorstellen betreffende de ontginning van het Obiliën kolenveld en de tinmijnen van Bilitonen tot den aanleg van een nieuwen Staats spoorweg. Door aangebrachte wijzigingen zal het j iarlijks als van ouds terugkeerende te kort op deze begrooting in plaats van 12 miljoen 8 miljoen bedragen. Wat wij nog meer krijgen zullen, dient te worden afgewacht. Blijke straks uit de openbare besprekingen dat meer ingrijpende quaestiën zoo spoedig doenlik aan de orde komen. Keuchenius is een ernstig man, die in stemmen kan met iederen billijken aan drang, en die blijkens wat hij over opium schrijft, niets liever wenscht, dan dat het hem zal mogen gegeven worden het god- delooze opium-pachtstelsel te verbreken. Doch hierover later. 22 November '89. Gisteren werd behandeld het voorstel der regeering om de zoogenaamde arbeidsenquête (onderzoek naar verschillende toestanden in de arbeiders wereld) te doen voortzetten door een staatscommissie. Het ontwerp werd door velen uil alle partyen warm verdedigd doch bestreden op beginsel-gronden door de heeren Heemskerk en De Savornin Lob man. De heer Lohman wees er op dat de minister nu toch, tegen de bedoeling der Kanier in, den veldarbeid in dit ont werp had opgenomen. Doch niet daar lag sprekers hoofdbezwaar. Hij stelde de vraag waartoe dient eene enquête. En 't antwoord luidt: om te zien of een wet goed werkt. En dit nu kan deze enquête niet; er is nog geen wet die werkte. Wil men een on derzoek naar de werking der onderwijswet en naar den toestand van de reglementee ring der prostitutie, gaarne. Langzamerhand schijnt zich toch de over tuiging te vestigen dat er slechts eene klasse is die verongelijkt wordtdie der arbeiders. De werkgevers beginnen vaak zeer gegronde klachten der arbeiders te onderzoeken. Verzamelt men nu die klachten, dan zou men den toestand zoo wat kennen. De geheele enquête wordt dus overbodig. Maar ook ten derde, als de kwalen ont- deki zijn,moeten er geneesmiddelen komen,en die zijn er niet, tenzij men den socialistischen weg van algeheele staatsbemoeiing op wil. Nu zal men gaan «onderzoeken» en als vrucht daarvan «wetten maken». Is dat het geneesmiddel De arbeider is niet geholpen door wetten. Hij zal er u niet dankbaar voor zijn. De ellendige toestanden blijven ongeler.igd. Waarom Omdat men verzuimt de maatschappelijke krachten en verhoudingen te leiden. Sprekers ideaal isKamers van arbeid zooals in 1875 reeds van antirevolutionaire zijde gewenscht werd waarin bazen en knechts, werkgevers en arbeiders door hen samen gekozen zitting hebben, geschillen enz. behandelen. De heer Goeman Borgesius die den heer Lohman het woord «struisvogelpolitiek» toebeet, toonde daardoor niets te begrijpen van wat de Goesche afgevaardigde in zijn principieel verzet tegen deze sanctioneering van uitbreiding der staatsbemoeiing en dus van het socialisme bedoelde. Dat ten slotte het wetsvoorstel met al- gemeene stemmen, en dus ook die van den heer Lohman werd aangenomen, ligt daaraan dat de minister op dit laatste door dhr. L. gewensehte punt de aandacht gevestigd houdt en voorziening in dien geest in de toekomst, zij het ook al in de verre toekomst, aan de orde stelde. Het was een belangrijke zitting. Op de besprekingen komen wij terug. GEMEENTERAAD VAN VLISSINGEN. Zitting van 22 November des namiddags ten half 2 ure. Voorzitter de heer Tutein Nolthenius. Na lezing en goedkeuring der notulen van de vorige zitting en mededeeling van eenige door Ged. Staten vroeger genomen raadsbesluiten, wordt tot lid van het al- g<. meen armbestuur herkozen het altredende lid van dat college, de heer J. A. de Wolff. Tot lid der commissie van toezicht op het lager onderwijs, wordt met algemeene stemmen inplaats van het naar elders ver trokken lid, den heer B. van Bekurn be noemd, de heer F. P. J. M. Mulder, in specteur over het loodswezen. Aan school D wordt als onderwijzeres benoemd mej. E. P. J. Siegers, onderwijzeres alhier, met wie waren voorgedragen mej. M. R. Bourdregz, onderwijzeres teMiddelburL en mej. J. J. van Boven alhier. Als onderwijzer aan school O, ter voor ziening in de vacature, ontstaan door het eervol verleende ontslag aan den heer A. E. A. van Unen, wordt benoemd de heer C. J. de Steur, onderwijzer aan school D, die dientengevolge eervol als onderwijzer aan school D wordt ontslagen. Op het daartoe strekkende adres van J. Willemse, timmerman te Vlissingen, wordt besloten aan adressant in koop af te staan 120 M2 gemeentegrond, gelegen aan de Ruijterstraat, tegen den prijs van f4 de M2 met bijbetaling eener som van f 109,80 voor trottoirkosten. Het verzoek van den heer P. A. van Beers, tot het leggen van een voetpad voor de veranda aan zijn koffiehuis op den hoek van de Aagje Deken- en nieuwe Kolve- nierstraat wordt afgewezen. Wordt besloten het adres van den heer J. P. Dutilh, houdende verzoek om restitutie voor de herstelling van den wagen, ten dienste van de firma van Gend Loos, te stellen in handen van Burg. en Weth. Naar aanleiding van een aan Burg. en Weth. kenbaar gemaakt verlangen wordt besloten tot het verkrijgbaar stellen van graszoden, voortkomende uit de afgraving van de voormalige vestingwallen a f 0,10 de M2. Het verzoek tot het verleenen eener jaarlijksche bijdrage voor de kweekschool voor bewaarschoolhouderessen te Leiden, wordt ingewilligd. In beginsel wordt op voorstel van Burg. en Weth. besloten over te gaan tot eene gedeeltelijke voortzetting der werken aan den Noordzeeboulevard met de zoogenaamde «Rotonde», waarvan de kosten zijn ge raamd op f17000. Tot tijdelijk opzichter bij de gemeente werken, wordt op voorstel van Burg. en Weth. benoemd de heer P. A. Jongepier, op eene bezoldiging van f 60 's maands, ingaande met 1 Dec. a. Ten slotte wordt tot eene derde wijziging der gemeentebegrooting van 1889 besloten, waarna de zitting wordt gesloten. Goes. De kohieren no. 4 en 5 voor de belasting op het Personeel zijn aan den ontvanger uitgereikt voor het dienstjaar 1889/90. Men kome dus zijn verschuldigde voldoen. Ter uitvoering van het verbod van uitvoer van varkens, worden alle houders van varkens uitgenoodigd ter secretarie aangifte te doen wanneer zij zich van hunne

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1