1889, No. 23. Donderdag 21 November. Vierde Jaargang De Unie-rede van Voorzitter. VERSCHIJNT elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f'0,95 Enkele nommers-0,02s UITGAVE VAN G. M. Klemkerk, te Goes en F. P. Dhuy, Ie Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel, meer 10 cent. den Door plaatsgebrek waren we niet in de gelegenheid verslag te geven van de jaar vergadering der Unie, voorleden week te Utrecht gehoudenwij konden slechts zeer beknopt de toespraak meüeaeelen, waarmede de Voorzitter als naar gewoon haar opende. Wij deelen haar thans wat uitvoeriger mede. In hoofdzaak luidt zij volgens De Graafschapper aldus «Allereerst wees de heer de Savorniu Lohman erop, dat wel de opkomst thans niet zoo groot was als op de vorige jaar vergadering maar dat hij noch het Bestuur dit aan mindere belangstelling zullen wijten. Die mindere opkomst lag aan de omstandig heid, dat de vergadering uitgesteld was en nu op een dag moest gehouden worden, die wellicht voor velen minder geschikt was. Het uitstel zelf staat en men heelt dit ook algemeen vermoed in verband, met politieke omstandigheden. Doch hierbij is een enkel woord van toelichting niet overbodig. Men moet wel onderscheiden, opdit niet tot verkeerde gevolgtrekkingen aanleiding zou gegeven worden. De reden was niet gelegen in de omstandigheid, dat de Eerste Kamer nog niet had beslist in zake de schoolwet; maar hierin,dat op 10 Oct. de dag, die voor de Unievergadering bestemd was in de Tweede Kamer eene belangrijke stemming betreffende de afdee- lingen plaats had, waarbij de Kamerleden, die tevens leden van het Bestuur zijn, niet konden worden gemist. Misschien zal men zeggen, d-it het toch wenschelijk zou zijn, wanneer nu de Eerste Kamer de zaak had beslist. Immers zóó wordt er dan wellicht bijgevoegd dan zou er thans reeds een andere toestand voor het onderwijs in uitzicht zijn, waar over in deze vergadering met vrucht kon worden gesproken. Dat is zoowant indien de wet aange nomen is, zal de taak van ons volk ten opzichte van het bijzonder onderwijs veel gewichtiger zijn dan vroeger. Allerlei maat regelen zullen moeten worden genomen dooi Christelijk Nationaal, door Gereformeerd Schoolonderwijs, enz. Op den voorgrond moet evenwel gesteld worden, dat het hier de plaats niet i<= om te debatteerea over de licht- of schaduw zijde der schoolwet. Indien we daartoe waren te zamen gekomen, zou dit te be treuren zijn. Het komt Spreker voor. dat het wenschelijk is de wet eerst te laten doorwerken. Eerst dan kunnen de onder scheidene vereenigingen met goed gevolg de maatregelen bespreken, welke in het belang van onze scholen genomen dienen te worden. Het Christelijk onderwijs beleeft, bij aanneming der wet, eene crisis. Het heeft gebloeid, omdat er druk was. Maar naar mate de druk minder wordt, zal het ge vaar des te groot er worden voor den bloei onzer scholen. Men moet waarlijk niet meenen, dat ten gevolge van de wet do voorstanders der Christelijke school «lam'' zullen geslagen zijn. Neen, juist dan zal de tijd aangebroken zijn om met veerkracht op te treden, meer nog dan vroeger. Thans over de waarde van de schoolwet in deze vergadering te spreken zou onvoor zichtig zijn ook ondoelmatig. On loelmatig omdat de wet of aangenomen of verworpen moet worden en eene discussie hier geen invloed kan hebben op eene eventueel ge- wenschte verandering in eenig artikel der wet. Er zijn er wellicht, [ook in «de Unie,» die aanneming niet wenschenmaar de verantwoordelijkheid van het verwerpen moeten niet wij op ons nemen. De liberalen zijn thans aan het woord. De Rechterzijde heeft gesproken of zij goed of kwaad ge daan heeft door deze wet te steunen, zal later blijken. Voorts het is mogelyk, dat in een debat over de schoolwet een woord kan vallen, dat naar buiten gedragen door de liberalen wordt aangegrepen om als wapen tegen de wet te gebruikeneen woord, dat nu niet in de Eerste kamer door vrienden kan wor den toegelicht, zooals dit het geval is ge weest met het woord door Ds. Pierson in Christelijk Nationaal gesproken. Maar bovendienin deze vergadering i« de schooltoet geen hoofdzaak. Het onder wijs behoort niet tehuis op politiek terrein. En dat er eene schoolwet is, en noodig is, is te betreuren. Daardoor toch moeten wij ons op politiek terrein bewegen. Onze werkkring bepaalt zich niet tot een strijd op politiek terrein maar bevat eene roeping tegenover het Nederlandsche volk. De eenige vraag, die voor ons van be- teekenis is, luidt «Hoe zullenj wij zorgen dat ons volk eene goede volksschool ver krijgt In heel Europa is geen land, Engeland nu uitgezonderd, waar men heeft, wat hier is. Overal, en ook in Noord-Amerika, is het onderwijs staats- of gemeentezaak. Wij hebben dus eene zware taak. Daarom ook geen tijd vermorsen met eene bespreking over de wetmaar over de zaak van het onderwijs. Engeland heeft langen tijd, door parti culier initiatief, een bijzonder onderwijs gehad. Maar het Engelsche volk is ten slotte voor die taak te kort geschoten. De staat heeft later die school zoo aan banden gelegd, dat zij niet veel van de openbare verschilt. Zoodra toch een bijzondere school was gesticht, kwam de staat met zijn toe zicht tot in het kleine toe. Ons standpunt moet een heel ander blij ven. De kwestie van betalen aan onze scholen, treedt niet op den voorgrond. Maar dit dat wij de moeilijke taak van den staat moeten overnemen om een goede school te hebben. Het openbaar onderwijs is gekomen in handen vun de overheid en de schoolmees ters. Of liever, het onderwijs gaat uit van de schoolmeesters, onder toezicht van den staat. Met die controle lachen "de heeren on derwijzers evenwel. Zij weten zeer goed, dat de schoolopzieners al heel weinig van de school weten. Die heeren redeneeren alleen over de woorden neutraal en neutraliteitmaar overigens weten zij er niets van. De heeren Levy c.s. komen dan ook niet bij elkaar om over het onderwijs te spreken. Daar mede bemoeien zij zich niet Hoe voortreffelijk de onderwijzers zijn ieder heeft zijn eenzijdigheid, ook die stand. Daarom is het zoo gevaarlijk, d it de onderwijzers alleen die taak hebben. De ouders moeten ook een woordje roede spreken. Een openhaar onderwijzer staat boven het publiek en boven de ouders. En dat komt er van, als men de school aan de onderwijzers overlaat, en de ouders er buitensluit. Een van beidenhet on derwijs is regeerir gszaak öf volkszaak. Volkszaak zeggen wij, en daarom [niet bij elkaar komen om de wetten te bespreken, maar om over het onderwijs te beraadslagen. En daartoe is de Unie de aangewezen plaats. Twee punten komen hier vooral in aan merking. 1°. De Unie is niet bang voor splitsing. Wanneer in eene gemeente strijd komt over het een of ander, zegt de Unie: Vrienden, indien samenwerking onmogelijk is geworden, gaat dan uit elkaar. 2". De Unie raadt aan zoo lang saam te blijven, tot iedere partij weder kan op bouwen wat verbroken was. Splitsen eerst als er geen andere weg is, en de zaak van het christelijk onderwijs er niet onder Onze Yereeniging draagt den naam van 1 nie, I lat is ook hare roeping. Wat was tie kracht en de zwakheid van de Unie der Vereenigde Nederlanden Hare kracht lag hierin, dat iedere provincie zich zelfstandig kon ontwikkelen, vrij stond; hare zwak heid was, dat niemand wikte toegeven. En het eind was, dat de Republiek ten gronde ging tegenover de macht welke uit Frank rijk kwam. Wij staan ook tegenover eene groote macht: de macht van het ongeloof. En daarom moeten wij elkander kunnen dragen, zoolang niet een andere weg geopend is, opdat daardoor de naam des Heeren niet ontheiligd worde en de zaak van het Koninkrijk Gods daaronder niet lijde.» Hoe het loopen kan. Het kamerlid ds. J. H. Donner, schrijft in het Christelijk Weekblad aan zijn vriend van jaren.» „Het kan in deze wereld al wonderlijk loopen," zoo hoorden wij meermalen onze ouders spreken over hetgeen er in hun tijd gebeurde, en wjj zeggen, nog meer verwonderd over wat onze oogen zien en onze ooren hooren: „het loopt in de wereld nog wonderlijker dan toen wij kinderen waren." Het zijn nu elf jaren, dat de wet.Kap- peyne, de scherpe resolutie, werd aangeno men. In dien tijd heeft Mr. J. Kappeyne van de4Coppello zijne plaats aan de Minister tafel moeten inruimen, en heeft hij op het Binnenhof aan de overzijde, in de Eerste Kamer een plaats gekregen. Het ultra liberale Ministerie-Kappeyne is gevallen, en is opgevolgd door het twijfel achtig, half conservatief, en half liberale Ministerie-Heemskerk, en dit door het tegen woordige Ministerie-Mackay. Mackay gaf ons een gewijzigde school wet, hij verbrak de roede van Kappeyne, waarmede deze de minderheden tuchtigde, en de Tweede Kamer nam haar met eene groote meerderheid aan, waaronder zeventien liberalen. Thans is de gewijzigde schoolwet van Mackay onder de behandeling der Eerste Kamer,en gaat het, in onzen tijd niet won derlijker dan weleer? de vader der schoolwet van 1878, Mr. Kappeijne van de Coppello, is tot rapporteur, wat meer zegt, tot president van de Commissie van rapporteurs gekozen. Ik beken, het moet den voormaligen mi nister Kappeijne, aan wiens eerlijkheid niet te twijfelen valt, hard valien, wanneer hij zoo onder zijne oogen zijn werk ziet afbreken. Het laat zich verwachten, dat hij als presi dent-rapporteur en straks bij de openbare beraadslagingen niets onbeproefd zal laten om den Jin zijne schatting verderfeljjken toeleg van het Ministerie-Mackay en van de Tweede Kamer te doen mislukken. De strijd in de Eerste Kamer zal heftig wezen. Mackay zal het ook daar zwaar te verantwoorden hebben, vooral tegen dien colossus Kappeyne, die in zijne bestrijding de meerderheid der Kamer aan zijne zijde heeft. Toch vreezen wij niet dat ons leger hoofd vallen zal, de zeven gladde steenen uit de beek doen ook in onzen tijd nog wonderenonze hope staat op den Heere der Heirscharen, die de lasteringen tegen de slagordeningen Israels niet ongewroken zal laten. BUITENLAND. Brazilië een repukliekGeheel onver wachts, ofschoon niet zonder tegenstand werd de keizer onttroond en weggezonden. Men kan niet nagaan of de omverwerpers van het gezag lang wil van hun vermetel optreden zullen hebben. Velen in Brazilië verwondert overigens de geheele geschiede nis niet. Een hunner schrijftHet ver wondert mij dat het al niet eerder gebeurd is. Na de troonsbeklimming van Pedro II, toen minderjarig in 1831is Brazilië niets anders geweest dan een bond van staten die voortdurend met elkander over hoop lagen en in eigen boezem verscheurd werden door partijtwisten. Brazilië is honderdmaal zoo groot als Nederland en heeft nog geen tien miljoen inwoners. Onder zulke omstandigheden kon de eenheid van het rijk niet bewaard blijven. Niet onmogelijk dat dit ontzaglijke en zoo schaars bevolkte rijk gesplitst wordt in een aantal kleine republieken, die een herhaling te aanschouwen zullen geven van de geregeld terugkomende omwentelingen elders in Zuid-Amerika. Hoe kon Brazilië alleen als monarchie zich staande houden te midden van tal van republieken De keizer was dan ook de man niet, daartoe mede te werken, hij de filosoof, de kamergeleerde. Wie weet of Brazilië, het jonge rijk, nog geen vier eeuwen geleden ontdekt, met z(jn weelderigen plantengroei, door deze staat kundige omwenteling niet een goede toe komst tegengaat. Echter niet zonder verzet dewijl de marine niet op de hand der nieuwe regeering is en deze al te veel bestaat uit teleurgestelde slavenhandelaars en gelukzoekende militairen. De keizer heeft zich naar Europa begeven en zal zich te Lissabon metterwoon vestigen. 20 November '89. Tweede Kamer. De heer Guyot heeft zttting genomen. In de centrale sectie (dat wil zeggen voorzitters der afdeelingen uaast den vourzitter der kamer) werden gekozen 2 liberalen v. d. Loeff en W. v. Dedem en 3 antiliberalende Geer, Schimmelpen- ninck en Lohman. Goes. Naar wij vernemen heelt ook de heer J! H. Hanninck 2e Generale Brand meester alhier voor die betrekking bedankt. Terneuzen. Op het verzoek van dhr, v. IJselstein alhier om ontheffing van het ver bod van invoer van levende schapen, die aan het station te Hulst zouden worden geslicht, ten einde daarna via deze gemeente naar Engeland te worden uitgevoerd, is door den minister van binn. zaken afwijzend be schikt. Het verslagder staatscommissie over het vraagstuk der koffie in Nederl. Indië, komt tot de volgende slotsomDe inkoopsprijs per pikol worde gebracht op f20 met handhaving der verplichte levering. Tot afschaffing der gedwongen cultuur worde in beginsel besloten, in toepassing te brengen vijf jaren na het afkondigen van eene desbetreffende regeling. Gedurende die 5 jaren worden voorbe reidende maatregelen jgenomen o. a. worde aan de bevolking die uit eigene beweging in het gebergte koffie gaat planten, in verschillende opzichten vrijdom of verlichting van lasten toegekend worden de planters al aanstonds vrijgelaten in de keuze van het terrein en in de wijze van grondbewer king en aanplant; diene van stonden aan op den voorgrond te staan, dat gevolg worde gegeven aan art. 56 6 Regeerings regle ment. Dit alles wat betreft de cultuur op Java en in Menado. Voor Sumatra's Westkust wordt eene eenigszins andere regeling aan bevolen, nl. verhooging van den inkoops prijs tot f 25, met handhaving der verplichte cultuur, docb met vrije keuze wat betreft de gronden en de wijze van aanplant; verder invoering van eene hoofdelijke belas ting, als equivalent van den hoogeren prijs. Nog wordt aanbevolen; op Java af schaffing der betrekking van inspecteur der koffiecultuur, herbossching van vele streken, oprichting zoo noodig van gouvernements ondernemingen in betaalden arbeid, als voorbeeld en aanmoediging. In eene afzonderlijke nota verklaart de heer Wessels zich voor onmiddelijke vrij verklaring der cultuur, met vrije beschikking der bevolking over de koffie, en voor het drijven der staatscultures in vrijen arbeid. Bij de Tweede Kauier is ingediend een wersontwerp, houdende nadere bepa lingen omtrent de heffing van invoerrechten naar de waarde der goederen. Het antirevolutionaire raadslid te Groningen jhr. mr. O. Q. v. Swirideren

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1