VOORZEELAND.
Le Boot
CHRISTELIJK-
NIEÜWSBLAD
HISTORISCH
s enz.
rgadering
JBE.
1889. No. 22.
Dinsdag 19 November.
Vierde Jaargang.
■EMKERK.
lenkomst
VICAT.
T.
istrneid,
I
1
ember 1889,
barometers,
VERSCHIJNT
F. P. D'iiuy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES;
BOEKBEOORDEEL1NG.
STBOEKJES
M e. a. benevens
aarne ex. ter in-
ingen zoolang de
Bestuurders van
te, Amsterdam,
|TI, en
ds ten acht ure,
bouw FRASCATI,
iïOCK, Off. v. Ger.
P. D. FABIUS en
T als sprekers zul-
iheid tot DEBAT,
van den Bond
VOORHOEVE.
iergen op Zoom
er-Thermometers
oorten
DER-
VEMENTSPUITEN.
oirituswegers.
IJZEN, WTND-
KE KOUSEN,
ubbele en Kinder
lik®
t i k e 1 e n voor
EGING.
)zen, losse Passers
nen,
srlantarens,
in
NCE-NEZ.
op voorschrift
H.H. Doctoren.
uoor zich reizen.
H T H EID staat
npoeder de hand-
middel om het
uiverenhet ver-
het niet voldoet
;ven.
IR DOES Lz.,
3 GOES.
2R, Middelburg,
/issenkerke
Neuzen.
kinderen vraagt
ekwame
STER,)
5 jaar oud. Brie-
3 boekh. D'HUIJ
ir ROTTERDAM
lorg. 6,u.
DAM naar GOES
morg. 3,u.
terdani bij den
INGE, op 'tHa-
3UWMAN.
DS,
ie.
rdam Nieuwe
brug.
DE
ZEEUW,
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
f 0,95
-0,02'
UITGAVE VAN
G. M. Klemkerk, te Goes
Prjjs per drie maanden franco p. p.
Enkele nommers
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel,
meer 10 cent.
IETS OVER JAVA EN ZIJNE
BEWONERS.
In onze Oost kent men die moeite
(namelijk van onze slavende Hollandsche
huismoeders) niet. Op de eene plaats heeft
men natuurlijk meer zorg dan op de an
dere, maar over 't algemeen komt men
gemakkelijk aan den kost, als men zich
een weinig wil inspannen. Wanneer b. v.
de man 's morgens vroeg een p i k o o 1
(vracht) gras snijdt en hij brengt dit om
elf ft twaalf uur aan den man, dan heeft
hij het dubbele van wat hjj met zijn gezin
voor een dag noodig heeft. Die in de .na
bijheid woont van de bergen, vindt in
de bosschen overvloedig dood hout, dat
overal kan worden verkocht, omdat nergens
steenkolen of turf voorhanden zijn. Men
is genoodzaakt om enkel brandhout te
gebruiken. Wie nu eiken dag maar een
pikool hout verzamelt, vindt ruim bestaan,
en blijft daarbij een vrij man.
Wie nu het voorrecht heeft een rijst
akker te bezittel», en een erf met eenige
kokosboomen of aréngpalmen, is een man
van beteekenis; kon het ten minste zijn.
Doch wat is het geval?
Wanneer men iets bezit, kan men de
weelde niet dragen. Verreweg de meesten
zjjn gelijk aan kinderen. Men ziet niet
vooruit. Dit komt wellicht ook alweer door
het klimaat en de vruchtbaarheid van den
bodem. Zit men werkelijk in nood, dan
kan men er ook nog uitkomen, als me» wil.
Zoodra een inlander geld heeft, dan brandt
dit in den zak. Even als een kind ver
langt hij h.v. een kostbaar kleedingstuk.
Mannen en vrouwen dragen genoemde
sarongs en die kunnen zeer duur zijn.
Zoo ook de hoofddoeken welke door de
mannen worden gedragen. Groote sommen
gelds worden vaak hierin besteed, en het
eene kleedingstuk na het andere gekocht.
Een ander heeft weer begeerte naar
een mooi paard. Eindelijk heeft hij daar
toe het geld, geheel of gedeeltelijk. Heeft
hij nu zjjn zinnen op een bepaald paard
gezet, dan wil hij het ook nog wel wat
te duur betalen, en zelfs tegen hoog woe
kergeld het ontbrekende geld leenen, b. v.
f20 om na een paar maanden f30 terug
te gevenWeer een ander koopt een
geweer, of een horloge enz. enz. En dan
gebeurt het dikwijls dat de schuldeischer
komt, en de padi (de rijst van den stengel)
in ontvangst neemt, voor de schuld. Wat
baat dan een rijstakker En hoe dikwijls
viert de inlander feest, soms dagen en
nachten achtereen, waarop dan velen wor
den genoodigd. Hoe dikwijls put hij zich
op deze wijze uit, maakt schulden, en graaft
om zoo te zeggen, hiermede zijn eigen graf.
Ze mogen dit weten of niet, maar het is
hun onmogelijk om de verzoeking te weer
staan. Nederzitten en de kosten overrekeneri,
vóór men den toren bouwen gaat, is den
inlander een vreemde zaak. Hij handelt
eenvoudig naar de ingeving van het oogen-
blik, al is dit ook nog zoo verkeerd.
Nu weet ik zeer goed dat de vriendelijke
lozer de opmerking kan maken dat het hier
bij ons ook dikwijls zóó gaat. Welnu, alli-
menschenkinderen zjjn van God afgeweken
en doen ongetwijfeld ook veel verkeerds,
doch bjj den inlander is het regel, wat bij
ons uitzondering is. De Europeanen hebben
b.v. in Indie allen inlandsche bedienden om
de huishoudelijke werkzaamheden te ver
richten, en die er een rjjtuig op nahoudt heeft
daarvoor ook zjjn personen noodig. Die
personen verdienen hun vast geld en ont
vangen dit per maand. Doch naarmate
iemand meer verdient, maakt hij ook meer
schuld, door allerlei in te koopen wat niet
noodig i«, of om het geld op een zondige
wijze te verkwisten. Is het nu betaaldag
de le van de nieuwe maand, weest er dan
maar van verzekerd, dat geen enkel be
diende zoolang kan wachten, ja van <e
voren reeds zooveel geld beeft opgenomen,
dat hjj het in maanden niet zai kunnen
afbetalen. Ig de tijd van betalen daar,
dan woidt hun een deel in korting afgehou
den, doch de inlander, die immer te kort
komt, vraagt dan gewoonlijk «Och mijn
heer, kort mij deze maand niet, want mijn
broeder is ziek», of: «mijn vader is dood»
enz. enz. Hij verzint dan maar een leugen,
hem onverschillig welke, als hjj maar geld
in handen krijgt.
Woont men in 't binnenland, en wil men
personen gebruiken, om goederen te halen,
b.v. van de kust, dan zal niemand op reis
gaan of hjj moet minstens tweederde dee-
len ontvangen van de som welke hij nog
verdienen moet. Zullen zjj den volgenden
dag vertrekken, dan zijt ge verplicht orn
reeds des avonds te voren uwe guldens
neêr te tellen. In den regel komt dit nog
al goed uit, doch zjj beheerschen dan toch
alles. Gij zult b.v. gasten krjjgen en hebt
iets noodig en dit moet gehaald worden
van de kust. Gjj wenscht dit binnen vijf
dagen te hebben en in dien tijd kunnen
de mannen de reis doen. Het voorschot is
uitbetaald en zjj beloven u stellig dat ze vroeg
op reis zullen gaan. Doch zjj doen het niet,
want juist heeft hun buurman een feest.
Zjj toeven nog een dag of twee, en komen
eindeljjk een paar dagen te laat met de
goederen. Intus-chen zjjn uwe logées aan
gekomen, maar gjj hebt uw doel gemist,
en als gij nu al uwe ontevredenheid te
kennen geeft, en de menschen onbeschaamd
noemt, men kan nu eenmaal de huid van
den moorman niet veranderen. Zeer bedaard
en met een onnoozel gezicht zullen de per
sonen in kwestie u antwoorden, dat zij op
de goederen hebben moeten wachten, of
wel dat er juist toen zij bij de rivier kwamen
welke zij oversteken moesten, een hevige
b r a n d j i r (overstrooming) kwam, of een
hunner onderweg een lievige koorts kreeg,
al naar mate welke leugen liet eerstin
hen opkomt.
Zoo zien wij dat de inlanders in den regel
practische menschen zjjn, die er zich nog
al door weten te redden.
Nu, zij zijn werkelijk praktisch, vooral in
het maatschappeljjk leven, als in het bouwen
van huizen, in het aanwenden van eenvou
dige middelen tot bereiking van hun doel,
zoodat er wel wat van hen te leeren valt.
Maar overigens zijn zij kinderen in het ver
stand en mannen in de boosheid.
Er valt van de inlanders zeer veel te
zeggen. Hier hadden we vooral de Java
nen en Soendaneezen, welke op Java wonen,
op het oog. Wij hebben getracht een alge-
meenen indruk van deze menschen te geven.
Later spreken wij wel eens over het werk
der zending. Nu wij eenigszins kennis met
de menschen gemaakt hebben, kunnen wij
gemakkeljjk nagaan, hoe bezwaarlijk het
gaat hen met vrucht onder het Evangelie
te brengen.
Hoe moeiljjk dit echter is, gelukkig gaat
het werk der prediking langzaam onder hen
voort. Ook eenmaal zal over Java het licht
des Evangelies opgaan. Laten wij maar niet
vertragen om jjverig mede te werken aan
het heerlijk werk der zending. Is er één
werk op aarde dat door God gewild is, dan
is het zeker wel dit Het licht moet schijnen
in de duisternis, en daar wij het licht be
zitten, is het onze taak, het in de duistere
heidenwereld te ontsteken. Daartoe moeten
wij kennis nemen van land en volk, en
daarom hebben wij getracht iets te zeggen
van de bewoners van het eiland Java.
Keuchenius verdedigd.
Het verwondert niemand dat de minister
van Koloniën slechts onder de liberalen in
Indië zijne verdedigers vindt. Daar alleen
wonen dan ook de tot oordeelen alleszins
bevoegden. De Nederlandsche liberalen zijn
te veel tegen hem ingenomen, dan dat zjj,
voor het meerendeel mannen der theorie,
een onpartijdig oordeel zouden kannen vel
len. Maar de Neerlands Indische liberalen
kennen de toestanden van nabjj.
Hunne vaders gingen met Keuchenius
om hun zelf is hjj geen vreemde, zij man
nen van de praktjjk hebben van nabij ge
zien, hoeveel het liberaal wanbeheer der
laatste veertig jaren in Indië bedierfen
kunnen zocwat den tijd bepalen die noodig
zal zijn om dat alles weer te hersteller.
Zij beseffen, dat men vjjftig jaar kan noodig
hebben om een zaak in orde te brengen,
waar men slechts vjjf minuten noodig had
om haar in de war te doen loopen.
Wij hebben dan ook tot nog toe meer
op met de uitspraken der Indische dan
met die der Nederlandsche pers.
Aan een dezer der zake kundigen geven
wij weer eens het woord.
„Het schijnt een fatum te zjjn dat op
Indië rust, dat de mannen, die zooveel zou
den kunnen doen, zich in hoofdzaak tot
administreeren bepalen. Ook de Gouv. Gen.
van Rees, en met hem de minister Spren-
ger van Eyk, hebben in den eersten tijd
van hun bestuur een tijd gehad, waarin zjj
alles van de Kamers gedaan konden krijgen;
hoe hebben zij van die buitengewoon gun
stige gelegenheid gebruik gemaakt? Zjj
hebben de ramp der Atjeh-concentratie
doorgedreven, de waterstaat in wanorde
gebracht, belastingen opgedreven maar
op nieuwe banen van ontwikkeling hebben
zjj Indië niet geleid.
„Wij zijn, over 't algemeen, in Indië geen
aanhangers van een derstaatkundigepartijen
in het Moederland. De richting der kolo
niale staatkunde, in Ons Program dooi
de antirevolutionairen afgebakend, is in
menig opzicht die der koloniale-liberalen;
en het is ons ganscheljjk onverschillig wie
er minister is wanneer de goede richting
slechts wordt gevolgd.
„Ik kan ook nog niet geheel de hoop van
mjj afzetten dat de weldra in te dienen
begrooting voor 1890 zal toonen dat de
werkeloosheid van den heer Keuchenius
slechts schijnbaar is geweest; dat uit
die begrooting zal hljjken dat deze Minister
inderdaad een warm hart heeft voor Indië
en zjjn bevolking; dat daar een einde zal
worden gemaakt aan de sinds lang in het
licht getreden onmacht van het centraal
gezag (te Buitenzorg) dat eindeljjk met kracht
zal worden gearbeid aan de voor den inlan
der zoo dringend noodige, maar zoo schan
delijk verwaarloosde bevloeiingswerken; dat
eindeljjk regelingen zullen worden getrof
fen, die den inlander eenige vrjje beschik
king geven over zjjn tjjd, die nu grooten-
deels in beslag wordt genomen door heeren
diensten, dessadiensten en cultuurdiensten;
dat de opiumpacht niet langer op Indië zal
rusten als eene ware vervloeking.
„Alles kan niet op eens; regeerings-regle-
ment enz. kunnen nog blijven rusten; ook
de ovengenoemde onderwerpen kunnen niet
plotseling alle geregeld worden maar
de Minister doe iets, hjj toone den goeden
weg te willen inslaan
„De tjjd snelt voorbjj; een Minister van
Koloniën moet beseffen, dat zjjn verant
woordelijkheid groot is; dat hij voor zjjn
taak niet berekend is wanneer hjj in hoofd
zaak, alles bjj het oude laat."
Een treurige statistiek.
Hat Centrum schrijftTot welk een
hoogte het zedelijk bederf in Frankrijk
gestegen is, blijkt wel uit de volgende
cjjfersIn Saksen neemt de bevolking ieder
jaar met 46 zielen op de 1000 toe, in
Pruisen met 9, in Oostenrijk met 8, in
Engeland met 42, in Schotland met 9, in
Rusland met 8, in Frankrijk 3 zegge
drie. Dit treurige» cjjfer zegt meer dan
boekdeelen vol zouden kunnen getuigen.
En, zooals uit de officiëele statistieken en
regeeringsverslagen blijkt, houdt de ver
mindering der geboorten nog steeds aan.
Met recht vraagt men zich af, wat er op
i .ien weg van Frankrijk worden moet. Door
hulpmiddeltjes wil men thans het gevaar
afwenden en een der afgevaardigden de
ontwerper der wet, waarbij ieder vader van
zeven kinderen van de personeele belasting
wordt ontslagen heeft beloofd een nieuw
voorstel te doen, waarbij aan alle vaders
van 4 kinderen groote voordeelen worden
verzekerd.
48 November '89.
Goes. Zaterdag vergaderde de voreeniging
tot weezenverpleging voor Zuid- en Noord
Beveland onder leiding van dhr. v. d. Bilt
la Motthe. Er werd verslag uitgebracht
over 4888, welk verslag zeer gunstig luidde.
De verloting en daarbij gehouden tentoon
stelling slaagde uitstekend. Op het punt
van liefdadigheid bleek ook hier eensge
zindheid, bij uiteenloopende meeningen op
staatkundig- en godsdienstig gebied. Het
zuiver overschot der tentoonstelling, ruim
f 2700 is in de kas der vereeniging gestort,
en door het bestuur belegd in pandbrieven,
Nederlandsche hypotheekbanken.
De vereeniging telt 63 leden en 245 be
gunstigers. De ontvangsten over '88 be
droegen f7089,85; de uitgaven f7098,265,
dus een nadeelig saldo van f8,445. De
minder gunstige geldelijke uitslag is toe te
schrijven aan buitengewone verp'ichting
voor de weeze A. Mol die 28 Nov. 4888
na een lijden van 4 maanden op ruim 44
jarigen leeftijd te 's Heer Abtskerke bij hare
pleegouders M. Stevense en vrouw aan een
borsttering overleed.
Het verslag eindigt met de woorden
«Moge dit verslag de overtuiging bij u
versterken, dat de vereeniging niet zonder
vrucht is werkzaam geweest, en die over
tuiging u bewegen den bloei der vereeniging
te bevorderen.»
De begrooting voor 4890 in ontvang en
uitgaaf f 4752,50 met een post voor on
voorzien 1247,50 werd goedgekeurd. De
aftredende leden des bestuurs mevr. v. d.