NIEUWSBL AD CMRISTELIJK- HISTORISCH 1889. No. 13. Dinsdag 29 October. Vierde Jaargang. VOOR ZEELAND. VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. Dliuy. ie Middelburg. l'RIJS DER ADVERTENTIES; „Belasting op het inkomen." LANDBOUW. ik ZEEUW, elken MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. f 0,95 - 0,026 Prjjs per drie maanden franco p. p. Enkele nommers UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 6 cent. Familieberichten van 1 5 regel» 50 cent, iedere regel, meer 10 cent. i. Nu het wetsvoorstel van de heerenGoe- man-Borgesius c. s., tot het heffen van een inkomsten belasting aanhangig is, kan het wellicht nuttig zijn het eens wat meer van nabij te zien. Zooals bekend is, heeft dit voorstel met nog enkele andere de strekking eenige zoo genaamde schadelijke belastingen, zooals liet zout, het patentrecht en de registratie rechten bij overdracht van onroerende goe deren af te schaffen of te wijzigen en daar voor in de plaats te stellen een «progressieve inkomstenbelasting.» Met den voorsteller hebben nog 4 kamerleden de H.H. Rartogh, Kerdijk, Schepel en Zijlker dit wetsvoorstel onderteekend. Op zich zelf verdient deze poging om verbetering in ons belasting stelsel in te voeren toejuiching ofschoon o. i. het middel tot verbetering erger zou zjjn dar. de kwaal waaraan ons stelsel van belasting lijdende is. Zij zijn daartoe over gegaan, omdat uit de verklaring van den Minister van Financiën is gebleken, dat voorstellen in die richting (gelukkig ook) van de regeering niet te wachten zjjn. Het woord «inkomsten-belasting» beslaat in onze poli tiek, zoo men wil zoowel voor het rijk als voor de gemeente tegenwoordig een belang rijke plaats. Natuurlijk moet het eeue progressieve in komsten-belasting zijnimmers hoe grooter het inkomen is, dat men heeft, hoe groo ter de som is, die men in evenredigheid daarvan kan betalen, altijd volgens de voorstanders dezer soort van belasting. Maar die heeren bedenken naar het schijnt niet dat men bij eene matige opklimming al spoedig een groot deel of zelfs zjjn ge heele inkomen in handen van den fiscus speelt. Neemt men b. v. de volgende progressie: van f1000 1%; van f20001% voor de eerste f 1000 pn i'/e over de volgende f1000; van die van f3000: 1 van 11000 1 >/8 van f 1000 (U/s f van f 1000 eene zeer matige progressie dus. Dan nog zou een inkomen van f80,000 ge heel en een van f 70,000 voor de helft aan de schatkist vervallen. 01 neemt men van een inkomen van f 1000 1%van f 10.000 10% dan zal men van fl0(J,000 100% of 't volle inkomen moeten nemen. Men zal zeggen, dit is ongerijmd]maar toch is het zoo. In enkele gemeenten waar eene pro gressieve inkomstenbelasting ingevoerd is, heeft men dit bezwaar trachten te ontgaan door niet mede te rekenen wat men boven 1 10,000 heeft. Maar dit is onzinnig natuur lijk en zou voor het Rijk nimmer kunnen doorgaan. AI bestaat er nu bij de voor standers van een dergelijke belasting een gevoel, dat de rijken zeer goed kunnen betalen, dan brengt dit feit alleen nog niet mede, dat men de billijkheid en rechtvaar digheid geheel moet uit liet oog verliezen. En toch zou dit, zooals hierboven is aan getoond, het geval wezen. Inderdaad wanneer de progressie iets te beteekenen zal hebben dan zal van groote inkomens al spoedig een zoo groot gedeelte worden verbeurd verklaard, dat het begrip belasting geheel op den achtergrond treedt. Wanneer vóór eene inkomstenbelasting nog iets te zeggen zou zijn, dan zou het zijn voor eeneproportioneele (evenredige) en niet voor eene progressieve. Wij ontkennen evenwel, dat er iets met grond kan worden aangevoerd wat voor de billijkheid van eene dergelijke belasting zou pleiten. Al is het bestaande stelsel van belasting niet volmaakt, zoo lang men niets beters daarvoor in de plaats weet te stellen, is het wenschelijk het oude ten minste niet te spoedig te veranderen. Laat ons verder eenige bezwaren opnoemen welke zich bij elke inkomstenbelasting voordoen, en ons daartoe eenige vragen stellen. Is het waar, dat iemands draagkracht kan blijken uit zjjn inkomen (Dezen goeden regel dat men betalen moet, niet naar zijn inkomen, maar naar zijn draagkracht, ver liest men bij een inkomstenbelasting geheel uit het oog.) Neen Iemand met f 2000 inkomen uit vaste goederen of soliede hypo theken, bezit veel grooter draagkracht, dan iemand die f 2000 trekt uit zwakke fondsen. Iemand met een klein gezin kan in den regel bij hetzelfde inkomen beter betalen dan iemand, die veel kinderen tot zijn last heeft. Of is het gelijk, flOCO te verdienen met zwaren arbeid dan die som door coupons te knippen te verkrijgen Is het gelijk of men met veel of in 't geheel geen ziekten en tegenspoeden te kampen heeft gehad; of men verplicht is (zooals vaak gebeurt) een zekeren stand in de maatschappij op te houden, of dat men op eenvoudigen voet kan leven Het is nu eenmaal niet andersde een kan van een inkomen van 11000' f 500 overhouden, een ander kan er nauwelijks of in 't geheel niet mede rondkomen. Is het billijk, dat zij die verplicht zijn ter bevrediging hunner behoeften hun kapitaal te beleggen in fondsen van twij felachtige zekerheid die 5% rente geven, evenveel betalen als zij die soliede fondsen kunnen kiezen met een renteopbrengst van 3%? Staat hst geljjk of men een inkomen geniet van b. v. f2000 uit een dikwerf wisselvallige betrekking of hetzelfde bedrag uit vaste goederen Hoe doet men met de bezitters van gron den, die hunne inkomsten aanwenden tot vermeerdering van de waarde hunner goe deren Met al deze vragen houdt inkomstenbe lasting geen rekening, en zij kan het ook niet, wil men niet in vele moeilijkheden van aftrek enz. vervallen. Bij de opgenoemde bezwaren, die voornamelijk het beginsel betreffen, zijn er nog vele andere welke de uitvoering raken. Het zal wel geen betoog behoeven, dat bij eene rijksinkomstenbelasting de staat zich op onduldbare wijze moet mengen in familiegeheimen. Wij zijn dit geheel eens met den liberalen financier, dhr. J. Pik. Het is een belasting, die geheel is gegrond op een onderzoek door staatsambtenaren naar den stand van iemands fortuin. Zon der die bevoegdheid toch komt er eenvoudig van de uitvoering dezer wet niets terecht, en is het louter een tasten in den blinde. Voor iederen vrijheidsüevenden Nederlander is dit alleen reeds onuitstaanbaar. Maar zelfs al stapt men daarover heen, dan nog zal het in tien van de honderd gevallen niet mogelijk blijken, iemands in komen behoorlijk na te gaan. En hoe zal het in de praktijk gaan Ieder die naar men veronderstelt, een grooter inkomen heeft dan bij de wet onbelastbaar is gesteld, krijgt een aangift- biljet te huis om het bedrag zijner inkom sten op te geven. Dit biljet wordt na verloop van eenige dagen teruggehaald ot het wordt terugbe zorgd bij den bij de wet gestelden ambte naar. Het collegie of de ambtenaar met de beoordeeling der aangiften belast is van meening dat het inkomen te laag is aan gegeven op grond van ja, waarvan, dat is juist de waag. Laat ons nu maar eens aannemen op grond hiervan dat de uiterlijke staat van den aangever een grooter inkomen doet vermoeden dan is aangegeven. De persoon die verhoogd is, meent dat dit ten onrechte heeft plaats gehad. Wil hij nu daarvan ontheven worden dan gaat hij met de bewijzen naar het collegie van Ged. Staten of een ander, bij de wet aangewezen, legt daar zijn zaken bloot en wanneer dit in het oog van dat collegie voldoende genoeg is gebleken, zal hij teruggave krijgen. Het spreekt van zelf dat dit niet anders kan, wil men de opgaven van het inkomen niet geheel illusoir maken. Wiliemand nu niet om de een ofandere reden opneming van zijn zaken geven of kan hij dit niet volledig doen, dan reclameert hij niet, maar betaalt liever te veel, al werd hij dan ook verdacht van niet zeer eerlijk te zjjn. Bij een inkomstenbelasting moet den fiscus een groote macht om onderzoek naar den staat van iemands vermogen te doen gegeven worden, anders heeft men niet den minsten waarborg dat men eenigszins betrouwbare opgaven zal krijgen. Is het dikwerf al moeilijk bij zichtbare grondslagen eene goede controle te houden, bjj onzichtbare objecten is dit bijna on mogelijk. Een belasting te onduiken wordt te verleidelijker naar mate het inkomen grooter isen immers juist om de groote inkomens is het te doen Geen wonder dan ook dat zelfs een liberaal blad (de provinciale Drenthsche courant, redacteur Dr. Heijs van Zouteveen) zich onlangs volgender wijze over een inkomsten belasting uitliet. «Van inkomstenbelasting «in eiken vorm zijn wij tegenstanders. On- «waar is 't, d-it iemands draagkracht kan «blijken uit zijn inkomen.» «De inkomstenbelasting is daarenboven een «inquisitoriale, plompe, onbescheiden be- «lasting, die aanleiding geeft tot allerlei «achterklap en kwaadsprekerij, en een premie «is op de oneerlijkheid. Jongens van zeven «jaar kochten hier ter stede 't boekje van «den hoofdelijken omslag en zeiden«Pa «heeft finkomen, Jantjes pa maar f «Een prachtige instelling.» Openbaarheid der aangiften is onzes inziens terecht bij een inkomstenbelas ting noodzakelijk, maar dan komt men ook tot dergelijke dwaasheden. Een bestuurslid van eene liberale kies- vereeniging te Groningen kwam over een inkomstenbelasting sprekende tot de vol gende opmerking: «de vrijheid der Neder- «landsche burgers wordt tegenwoordig ernstig bedreigd nog wel van de zich noemende liberale of vrijzinnige partij.» En de heer Rochussen, ook lang niet een der onzen, zegt»dat de inkomstenbe lasting fraai is alleen op een afstand, en niets n uuu' lijker dan de antipathie die zij verwekt, in welken vorm men haar ook poogt te verwezenlijken.» 28 October '89. De «algemeene beschouwingen» o''er de Staatsbegrooting in de afdeelingen der Tweede Kamer golden in hoofdzaak den Minister van Financiën, die om zoo te zeggen nog niets heeft gedaan, of-choon in de openingsrede van 1 Mei 1888 o. a. nadere regeling van de verhouding tusschen Rijks- en gemeente-financiën een dringende eisch des tijds genoemd werd en verruiming van het belastinggebied der gemeenten in uit zicht werd gesteld, wat echter in de ope ningsrede nu weer is vastgeknoopt aan de herziening der belastbare opbrengst van de ongebouwde eigendommen, waarvan de afloop nog lang niet te verwachten is. Evenmin merkte men op, is nog iets terecht gekomen van de andere beloften, en men vroeg dan ook om nu eens duidelijk te vernemen, wat de Minister denkt te doen en wanneer. Bij den Minister Mackay drong men aan op split«ing van de meervoudige kiesdistricten. De Minister Ruys en Havelaar krijgen in het Verslag, een «pluimpje». De regeeringsgezinde leden antwoordden, dat de werkzaamhéid van meer dan één Minister niet zoozeer op wetgevend gebied ligt en voor diep ingrijpende maatregelen langdurige voorbereiding onvermijdelijk is. 11. C. Bruiuisse. Gemeenteraadsverkiezing. Uitgebracht 176 stemmen waarvan dhr. Johï. Elenbaas(l) 93, en de candidaat der A. R. Kiesvereen. dhr. H. J. P. Beaufort 82 stemmen verkregen, zoodat de heer Joh. Elenbaas is gekozen. 1 biljet blanco. De kapitein J. van den Berg, van het 3e reg. inf., wordt van Vlissingen overge plaatst naar Bergen op Zoom. Bij Zr. Ms. besluit is benoemd tot lid van liet college van regenten over bet huis van bewaring te Zierikzec F. F. Leu- pen leeraar aan de hoogere burgerschool aldaar. Bij kon. besluit is de commissie van deskundigen, benoemd kij Zr. Ms. besluit van 25 Juni jl. die gehoord is over de vraag of het rotkreupel der schapen als besmet telijk moet worden aangewezen, en welke der in de wet van 20 Juli 4870 genoemde maatregelen bij het heerschen of bij het dreigen dier ziekte moeten toegepast worden, met dankbetuiging voor de door haar bewe zen diensten ontbonden. De aardappelziekte in kelders en silo's. Iedereen weet dat het bederf of de aard appelziekte niet zelden in de kelders en silo's voortwoekert, en dat de knollen daar aan vooral blootstaan, wanneer zy misschien te vroeg worden gerooid, alvorens het zieke loof geheel is afgestorven. De ervaring leert ook dat, in dit geval, de kans van bederf toch wisselvallig is en de eene party soms verschoond blijft, terwijl de andere sterk wordt aangetast. Uit eigen ervaring en waarneming deelt de bekende Deen Jenssen, in het Landma- ends-Blade" daaromtrent iets mede, waaruit de meeste aardappeltelers nut kunnen trek- kén. De kans op bederf in den kelder staat in verband met de weersgesteldheid tijdens het rooien dei aardappelen. Het komt er nl,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1