CH RIST ELI JK-
NIEUW SBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
1889. No. 136.
Dinsdag 20 Augustus.
Derde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. Klemkerk, te Goes
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES;
GRAANRECHTEN.
DE
ZEEUW,
er
pao
ioj
m
ori
ite
iz.
m
va>
tl
rdt
)Of
a
chi
gr
scl
1
ki
hi
elken MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p.
Enkele nommers
f 0,95
- 0,026
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 centijh
Familieberichten van 1 5 regeh 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
zoc
,ot
n.
GOES. Ook voor Iiattendijke, Kloetinge,
's Heer Hendrikskinderen en Wissenkerke
Dinsdag, Woensdag, Donderdag, Vrijdag,
Zaterdag, Maandag, 14 tot 26 Augustus.
Wolfertsdijk Dinsdag 27 Aug. Heinkens-
zand ook voor 's Heer Arendskerke 28 en
29 Aug.
{Slot.)
Wij zeiden hiervoren reeds, wanneer de
nieuwe arbeid dien men verplicht was te
verrichten, niet zooveel opbrengt als noodig
is om het meer ingevoerde (graan) te be
talen dan ontstaat er verarming en achter
uitgangvan nationalen rijkdom. Die verarming,
men bedenke dit wel, treft niet alleen den
landbouw maar het geheele volk.
Duidelijk toch is het dat in dit geval de
graanbouwer zal optreden als mededin
ger tegenover zijn landgenootenhet
eerst waarschijnlijk in veeteelt of zuivelbe
reiding deze producten zullen dus ook in
prijs dalenof minder winstgevend worden
waaruit dan weer grooter mededinging ont
staat tegen allen, die in handel, nijverheid,
zelfs in openbare ambten hun bestaan zoe
ken en dit is oorzaak dat het verlies aan ar-
oeidswaarde niet een enkel bedrijf blijft druk
ken, maar zich verdeelt en verspreidt over
het gansche volk.
De landbouwer, die het gevoeligst getroffen
werd, moet bezuinigen. En bezwaring van
den landbouw beteekent minder werk voor
handel en nijverheid. En minder werk voor
handel en nijverheid brengt ook daar verplichte
bezuiniging te weeg. Algemeene bezuiniging
veroorzaakt algemeen gebrek aan werk. Om
dat er minder wordt voortgebracht en minder
wordt gevraagd, wordt er ook minder ver
handeld, van daar vermindering in den omzet
van neringdoenden, in klein- en groothandel
en geringer winst op hetgeen wordt omgezet.
Het gaat den landbouwers, nijveren, han
delaars, kapitalisten allen slechterin één
woord,loonen,winsten, pachten, renten, alles is
gedaald en deze vermindering van inkomsten
kan geen vergoeding vinden in de lagere geld
prijzen waarvoor men alles aanschaft, omdat
men gezamenlijk minder heeft voortgebracht.
En nu vergete men hierbij niet, wanneer een
land, in zijn geheel genomen, niet minstens
zooveel nieuwe arbeidsproducten voortbrengt,
in den vorm van uitvoerartikelen als noodig
is om het meer ingevoerde graan te betalen,
of zoo lang men niet andere invoerartikelen
in voldoende mate weert en die zelf gaat
voortbrengen, blijft dat land verarmen.
Men hoort nog wel eens zeggen «dat
het geld in het land moet blijven.» En dit
is onzes inziens volkomen juist, mits men
aan het woord «geld» maar geen te bepaalde
beteekenïs hecht, in dien zin dat goud en
zilver alleen rijkdom zouden zijn. Ontkend
kan dan ook niet worden, dat juist die
landen, welke meer uit- dan invoerden de
meest welvarende waren. Het is hier de
plaats niet, dit stelsel verder uit te werken,
maar dit kan men, gelooven wij, wel zeggen,
dat Nederland in vorige jaren meer wist
uit te voeren dan in te voeren en juist
daaraan zijn rijkdom te danken had, en dat
alleen die rijkdom maar ook ten koste
daarvan ons nu nog in staat stelt het
omgekeerde te doen.
»Hield», zoo redeneert men, hield Amerika
»op zijn graan op onze rnarkt te brengen,
»dan zou het inlandsch veel duurder worden.
»Dit was voordeelig voor den boer of liever
»nog meer voor de landeigenaars, die dan
»een hoogere pacht konden bedingen, maar
«schade zou het zijn voor de groote klasse
»der werklieden, die duurder brood zouden
«moeten betalen.»
Houdt deze redeneering we! steek Neen,
wanneer men den mensch r.iet alleen als
consument maar meer als producent be
schouwt. Wij hebben dit, meenen wij,
genoegzaam aangetoond. Als producent wordt
hem de schade vergoed, die hij als consument
zou lijden. Het nadeel van de stijging der
levensmiddelen zou ruimschoots opwegen
tegen het voordeel van de stijging der loonen.
De werkman zal inderdaad de stjjging van
den broodprijs meer gevoelen, maar daar
entegen zal hij ook meer loon genieten
voor al de voortbrengselen, waaraan hij arbeidt
en die hij zelf niet verbruikt.
De ervaring heeft ook dit genoegzaam
geleerd. Was er ook bij ons geen algemeene
welvaart b.v. van de jaren 1850 tot 1870
toen men bij meestal goede oogsten
wij stemmen dit toe ook goede prijzen
kon bedingen?
En terwijl wij Amerika en Australië in
bloei en bevolking zien toenemen, is er voor
ons land achteruitgang, omdat wij het voor
naamste middelzeiven weer graan produ-
ceeren tegen behoorlijken prijs niet gebrui
ken, althans tot er voldoende compensatie
voor den arbeid zal gevonden zijn.
De langzame maar zekere werking, van
het nadeel dat den landbouw voor een zeer
groot deel door invoer van vreemd graan
is toegebracht verbreidt zich over alle klassen
der maatschappij. Vele landbouwers zeggen
hun bedrijf vaarwel, en beproeven hun geluk
in iets anders, indien zeal niet verplicht zijn
arbeider te worden.
Zoeken zij hun heil in veefokkerij of zui
velbereiding, dan doen zij natuurlijk kwaad
aan hen, die deze bedrijven reeds uitoefenen.
De landeigenaren zjjn meer dan vroeger
genoodzaakt voor zich zeiven of hunne kin
deren plaatsing te zoeken in handel, industrie
of wat ook, er ontstaat overvloed van me
dedinging in verschillende bedrijven en on
dernemingen en als gevolg daarvan alge
meene vermindering van winsten. De boe
renarbeiders begeven zich naar fabrieken,
en elders, vandaar overal veel aanbod van
handenarbeid en algemeene verlaging van
loonen met al den nasleep van werkeloozen
arbeid, bedeeling enz.
De kapitalen, die den landbouw verlaten
voor zooverre daarin niet verloren zijn gegaan,
dringen zich op aan handel en industrie,
daar dus ook te veel aanbod van kapitaal
en daling van interest. En het eind resultaat
kan geen ander zijn algemeene concurrentie,
allerwegen daling van de waarde der gronden
en de grondrente.
De pachters zullen bij verhooging der
graanprijzen ook gaande weg verhoogd
worden
Zou deze vraag wel ernstig gemeend zijn?
En al ware dit zoo, zou dan die verhooging
onzen nationalen rijkdom niet ten goede
komen en ook niet den landbouw
Men is in den laatsten tijd er meer en
meer toe overgegaan om bouwlanden te
veranderen in weilanden of waar dit niet
kon het graan als veevoeder aan te wenden
d. w. 7. het graan, dat vroeger de nuttigheid
bezat menschenvoedsel te zijn wordt nu omge
zet in zuivel, vleesch en mest.
Is deze arbeidsverandering nu voordeelig
geweest, dan moet ook bljjken, dat onze
landbouwerstand welvarender wordt, dat Ne
derland zooveel meer boter, kaas, vleesch
produceert en verkoopt, dat daarmede niet
alleen het ingevoerde graan wordt betaald,
maar ook nog winst wordt overgehouden.
Nederland voert nu voor 40 millioen
gulden graan meer in dan een tiental j^jpeft
geleden, en wat voert het nu meer uit aan
zuivel en vee? Het gemiddeld uitvoerbe-
drng aan kaas was over de laatste jaren
9,800,000 K.G. en de neger, daaraan vooraf
gaande jaren 9.700.000 K.G. geen noemens
waardig verschil. De uitvoer van boter is
sterk vermeerderd, dat is waar, maar wie weet
niet dat de kunstboter daarin een groote
rol speelt. Nederland bezat in 1886 volgens
de statistieke opgaven ruim 900.000 melk
koeien d. L 25.000 stuks minder dan in
1874. Men kan nu zelf nagaan, hoeveel
natuurboter wij nu meer produceeren dan
destijds.
En de uitvoer van vee? In 1874 be
droeg deze ruim 3% van Onzen geheelen
veestapel, in 1886 ruim 1%. De uitvoer
van paarden enz. is dalende, dat van slacht
en rundvee dalende, en van schapen nog
maals dalende.
Door meer uitvoer kunnen we dus de
zooveel millioenen granen, welke ingevoerd
worden, niet verevenen en uit niets bljjkt
dat de landbouw, in zijn geheel, op groote
winsten als gevolg van het voeren der in-
landsche granen aan het vee kan roemen.
Waarom zijn er in ons land nog geen
rechten op granen ingevoerd?
Wij meenen te mogen zeggen, dat het
is, omdat de consumenten tegen een luttele
vt meerdering hunner uitgaven opzien, maar
zij vergeten to veel, dat zij zeiven op de
eene of andere wjjze producenten zijn. dus
ook afhankelijk zijn van de koopkracht van
anderen en blootgesteld aan de mededinging
van allen die er naar streven het kwijnende
bedrijf te verlaten. O. i. is dat ijveren voor
slecht begrepen eigenbelang. Niemand zal
toch ontkennen, dat de prijzen der granen
in verhouding tot de productiekosten te laag
zijn en het zeer wenschelijk was, dat die
prijzen meer normaal werden, en dit kan
niet anders geschieden dan door beschermende
rechten. Vrjje ruiling, zooals de vrijhande
laar ook nog voor ons land wil, is een
machtig mooi woord, maar dan moeten wij
ook kunnen ruilen onder gelijke omstandig
heden en dit is nu niet meer het geval.
In den aanhef van ons schrjjven noemden
wij als oorzaken van het verval van den
landbouw, de minder goede oogsten in de
laatste jaren en de enorme invoeren van
vreemde granen slechte cogsten voor zoover
die van de weêrsgesteldheid afhangen te
veranderen, ligt buiten ons bereik, maar
den invoer van vreemde granen te beperken,
door het heffen van invoerrechten, hebben
wij wel in onze macht. Welnu laten wij
daartoe in 't belang van den landbouw over
gaan. De broodprijzen zullen dan waar
schijnlijk iets stijgen, maar zou dit toch
waarlijk zulk een groote ramp zijn Wij
zeiden waarschijnlijk-, niet altijd is dit het
geval bij het heffen van rechten. In het
naburige België zijn voor een paar jaar
rechten op den invoer van vee ingesteldirr
en zoo wij juist zijn ingelicht, is daar ti8'6
lande de prjjs van het vleesch niet verhoogd ze
Deze rechten komen dus ten nadeele vai'ru
den invoerder (dat is buitenlandschen inen
voerder), Zou het hier ook niet het geva®
kunnen zijn met het brood Bjj he:?.
heffen van een matig recht komt zeker he|'z
nadeel voor een groot deel aan de zijde vai'
den buitenlandschen producent of handelaar10®
die met minder winst dan tot nu toe noi..
altijd met voordeel graan naar ons land ka^'f
brengen.
Maar, zal men zeggen, is dat het geva'®
dan helpt ook onze landbouw niet Wa
belet ons dan toch het invoerrecht zoo noodi
te verhoogen In ieder geval zullen wjj df
voordeel er bij hebben, dat een zeer mati
invoerrecht bereids 4 4 5 millioen guide F!
in de schatkist zou brengen, waartege
andere belastingen, zooals zout, zeep, geslachFU
zouden kunnen worden afgeschaft, wat tocl1
ongetwijfeld de broodconsumenten op hu100
óeurt zou ten goede komen.
Wij zijn van oordeel, dat dit te doen ee
goede finantieele politiek zou zjjn en daaroi
begroeten wjj het ontwerp Bahlmar. althar
in beginsel met ingenomenheid. G. 881
Ta
De Rekenkamer.
0.
>rW
-
Wij hebben in Den Haag een algemeen f
rekenkamer, die jaarlijks de verschillend!112
uitgaven nagaat en onderzoekt of er nic
enkele artikelen zjjn ingekocht of uitbetaa
die wat goedkooper hadden gekund.
En dan trekt het de aandacht dat dit collegi^
hetwelk op ongeveer één enkele uitzonderin
na uit liberalen bestaatofschoon cf
politiek uit de rekenkamer verre bljjft --
vele buitensporige uitgaven meende op 1-
merken onder de werkloonen der heere
van het middelbaar onderwijs.
Bjj voorbeeld in 1887 was er volgens d
kundige college te veel uitgegeven ondi.
anderen aan een inspecteur der gymnasi
die man had in 14 weken f 672 aan zittin:
geld ontvangen. Twee dito van het midde-1'
baar onderwijs trokken in 7 weken f320<-
f258. Een dito van het lager onderwi'
trok in 11 weken f390 en in 8 weké 13
trok er nog een f288. Aan een district',
schoolopziener werd in 13 weken f 468
later voor 6 weken zitting t 228 betaalde-
Een directeur eener rijks hoogere burgee 1
school trok in 18 weken f 624en eark
leeraar aan diezelfde inrichting bracht vo
11 weken dienst 1530 in rekening. 1<36,
Een directeur eener rijkskweekschool mo^1
f 330 voor 9 weken zittingstjjd (in examer^'
commissiën wordt hier bedoeld trekken). E3 J
onderwijzer bij diezelfde inrichting trok
15 weken f612; een ander f276 in 2$
weken, en nog een ander in 6 weken f 2Sj.it's
Nog ontving een directeur eener Rijksno, ft
maalschool f528 voor 11 weken werks K
een leeraar bij die inrichting verdiende 0
10 weken tjjds f496, dat is f50 per weéj}z'
't Wordt tijd dat de oogen eens op
gaan voor het feit, dat er aan soram^
zaken zooveel geld vermorst wordt, dat jfr
heeren van de examencommissies zich knap
duur betalen laten en dat het niet zontstuj
reden is, dat door onze schoolmannen lkn
verkiezingen veelal zoo warm voor een liber
tweede kamer, een liberale regeering,
liberale wetgeving geqverd wordt f®