CHRISTELIJK- NIEUWSBLAD HISTORISCH VOOR ZEELAND. 1889. No. 132. Zaterdag 10 Augustus. Derde Jaargang VERSCHIJNT G. M. Kleiiikerk, te Goes F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER AD VERTERITEN: EEN GETUIGENIS. l)e dienstplicht beoordeeld door een deskundige I elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. Enkele nommers f 0,95 - 0,025 UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel rreer cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel, meer 40 cent. Morgen (Zondag) hoopt men in vele kerken onzer provincie te collecteeren voor de scholen met den Bijbel. Te Goes zal er gecollecteerd worden in de Ned. Hervormde, christelijk gereformeerde en christelijk evangelische kerken. Te Wilhelminadorp zonderden reeds en kele gevers hunne bijdrage af voor de christelijke school te Goes. Zij er allerwegen ijver en belangstelling niet om boven vermogen te geven, maar om te geven in verhouding tot de zegenin gen die God de Heere onverdiend schonk. Zjjn daar beweldadigden, die te danken hebben voor bijzondere verrassingen of uit reddingen, voor een verlengd leven dat her dacht, voor een feest dat gevierd weid, van hen in de eerste plaats wordt gehoopt dat zij de collecte voor het christelijk onderwijs niet zullen vergeten. Zijn daar geloften den Heere te betalen, ook daartoe biedt de komende rustdag ge legenheid. Aan wie kan men zijne gave beter besteden dan aan het opkomend ge slacht. Wij bidden dat de Heere de voorgangers, zoo predikanten als ouderlingen, zoo her vormden als doleerenden, zoo evangelischen als gereformeerden genade zal .geven om in hun pleidooi voor de school met den bijbel de gemeente te bezielen en te overtuigen. Te overtuigen niet dat de liberalen ons zooveel kwaads, toedachten, en dat Kappeijne zich zoo bezondigde, toen zij de schoolwet van '78 in het leven riepen. Ook niet dat ons protest tegen deze wet zoo klinkend mogelijk moet zijn maar overtuigen slechts van deze twee dingen Onze lauwheid en halfheid, gelijk die onzer vaderen, bezorgden ons een openbare school waar onze kinderen niet in de vreeze Gods worden opgevoed een school waar het woord des levens ont breekt waar de Naam van onzen gezegen- den Heiland buiten de deur gehouden wordt. En ten andere, dat aan alle verdere ont- christening der school en der natie een einde te maken in Godes kracht de roeping is van elk die zelf de doops belofte aflegde of er mede instemt. Het is meer dan tijd dat dit krachtig getuigenis van alle chris tenen uitga, dat de kinderen onzes volks niet langer mogen worden onttrokken aan den invloed van het evangelieaan de ze geningen eener christelijke historische op voeding. Wij willen geen school waar men den bijbel besmuikt binnenhaalt om hem als de schoolopziener komt stilletjes vlug onder de bank te stoppen maar een school waar dit Levensboek in eere is en door de on derwijzers, zij het ook in het gevoel van eigen zwakheidopenlijk wordt uitge sproken, dat zij naar dit richtsnoer in de school wenschen te arbeiden. Alle christenen moeten daartoe de handen ineenslaan. Als een overstrooming dreigt, snelt al wat loopen kan naar buiten om den dijk te kisten. De ontzaglijkste over strooming is wel de zonde, die naar Paulus zoo teekenachtig schoon beschrijft, door een mensch heel zacht, bijna onmerkbaar in de wereld is ingekomenin zich dragende den dood, die tot alle menschen is doorgegaan. Een overstelping, die alle menschen der aarde te zamen niet vermogen te keeren, maar waartegen dan toch een dam kan worden opgeworpenof ook, zoo een dijk aan wezig isdoor versterking van den dijk het gevaar van doorbraak zooveel mogelijk kan gekeerd worden. Zulk een waterkeering is de christelijke school. Haar te steunen is, in den weg des Heeren, de natie afhouden van het onzalig spoor des ongeloofs, der Godverzaking der ontkerstening, om mocht het zijn ook onze kinderen met haar weldra ontkomen te zien aan den naderenden af aal. En zoo lang het ru in deze bedeeling Gode behaagt onze christelijke scholen in stand te houden langs den weg der middelen, in stand te houden mede door uwe gave, zoo lang geve Hij u en allen genade onze christelijke scholen te geden senook om op morgen 11 Aug. of later zoo men aan uwe huizen uwe gift inzamelen zal, zooveel te geven, dat de chr. school er door verblijd en Zijn naam er door verheerlijkt wordt. Ere voor gij ter kerke gaat, b'iig uwe knieën in het verborgen opdat de God des verbonds de gaven zegene. Heb', gij trage, vergeetachtige, onwetende vrien den, of die door denkbeeldige bezwaren zich laten weerhouden van geven, hen op te wekken zij uw streven. Nehemia blijve ons ten voorbeeld, «God van den hemel, die zal het ons doen ge lukken, en wij, Zijne knechten, zullen ons opmaken en bouwen.» (Neh. 2 20.1 {Slot.) Zij echter die in ernst meenen dat zij geen voorbereidende militaire oefening noodig heb ben, en bij een uitbrekenden oorlog zich eenvoudig als vrijwilliger hebben aan te melden, een wapenrok aan te trekken en een geweer op te nemen, om terstond den vijand te kunnen bestrijden, die vaderlands lievende burgers maken zich aan de aller gevaarlijkste illusie schuldig. Zouden er onder dezen wellicht enkelen schuilen, die eigenlijk betwijfelen of deze zienswijze wel de juiste is, maar die het zco gemakkelijk vinden om te spreken van «geestdrift» en ((vrijwillige dienstneming in oorlogstijd,» omdat zij dan in vredestijd met rust gelaten worden, vooral als zij op hun 25e jaar bjj een ruslende schutterij worden ingedeeld Wij hopen het niet voor ons Nederland sche volk en nemen veeleer aan dat al dezulken werkelijk meenen dat geestdrift en Vaderlandsliefde voor hen in den oorlog voldoende zullen zijn. Zij beroepen zich zoo gaarne op den tiendaagschen veldtocht. Ja, in 1831 kon- de de beide genoemde drijfveeren in het gebrek aan oefening der schutterijen, vrij willigers en studentenkorpsen voorzien, al had dan ook vóór het overschrijden van de grenzen der in opstand gekomen provin ciën, militaire oelening in de kampementen van Brabant plaats. Toen echter beschikte de vijand, met wie ons leger zich te meten had, zelf over geen deugdelijk geoefende en goed georganiseerde strijdmacht. Doch als thans Vorst en Vaderland op nieuw «te wapenroepen, zal de vijand die tegenover ons staat een volledig uitge rust, degelijk geoefend en uitmuntend ge organiseerd leger tegenover het onze stellen. Dan ook zullen zij die te goeder trouw de vrijwilligers van 1831 zich ten voorbeeld hebben gesteld, ondervinden hoezeer sedert dat jaar de toestanden gewijzigd zijn. De heer v. Oordt komt vooral op tegen de argumenten, waarmede de aanzienlijken het koopen van een remplafant voor hunne zonen verdedigen. Hij zegtMen zegge niet «de hooge standen betalen meer belasting, dragen dus ook meer geldelijke lasten voor de verdediging dan de lagere; men mag ze dus wel in de gelegenheid stellen om althans de persoonlijke lasten van den mi litairen dienst, op een ander over te dragen.» Deze uitspraak omvat een miskenning van de plichten, die op ieder burger ten opzichte van de landsverdediging rusten en die on mogelijk door het betalen van een geldsom kunnen worden opgewogen. Dat de vermogenden meer bijdragen aan de legeruitgaven dan de lagere klassen der maatschappij is waar, doch daar staat tegenover, dat eerstgenoemden ook het meest belang hebben bij de bescherming die do Staat zijnen onderdanen verleent(het meest belang) bij den geordenden maatschappelij- kon toestand die, waar noodig, steeds door de, krijgsmacht zal worden gehandhaafd. Doch als Nederlander hebben wij allen dezelfde belangen ten opzichte van de hand having onzer onafhankelijkheid. Op dit punt zijn wij allen gelijk. De nationale eer gaat ons allen evenzeer ter harte en de liefde tot het Vaderland is ons gemeenschappelijk bezit. De loting blijft uit een moreel oogpunt altijd een noodzakelijk kwaad. De wettelijke vrijstellingen hebben met het leginsel van persoonlijken dienstplicht niets te maken. Met behoud der plaatsvervanging is het niet mogelijk een voldoend aantal reserve officieren uit de dienstplichtigen te vormen. Op het oogenblik bezit ons leger 2 militie luitenants, terwijl er volgens de organisatie 326 kunnen zjjn. Een dienstplichtige die naar die betrekking zou vullen streven, wordt afgeschrikt door de onzekerheid of hij, onder de gegeven omstandigheden, bij zijn korps wel lotgenooten aantreffen zou. Een ander groot militair nadeel der plaats vervanging bestaat ^hierin dat volgens art 60 en 11 der wet op de Nationale militie, voor den dienst geschikte personen van hun 21ste tot hun 35ste jaar, dus driemaal als plaatsvervanger kunnen optreden, ter wijl zulks voor zijn oefening niet noodig is. In die 3 X 5 of '15 jaar wordt dan één man geoefend in plaats van drie. Ook de schutterij wordt er door geschaad, om dat de plaatsvervanger, die na zijn ontslag uit de militie schutterplichtig zou zijn, nu tot tweemalen toe weder bij het leger wordt ingedeeld en dus aan de legerreserve onttrokken wordt. Dikwijls doet zich daaren boven het geval voor dat de plaatsvervanger, die eerst bij het eene wapen diende, b. v. bij de infanterie, na verloop van vijf jaar, als hij weder als zoodanig optreedt, bij een ander wapen, b. v. bij de artillerie geplaatst wordt. Hoeveel van het aan zijn opleiding als infanterist bestede kapitaal gaat daardoor verloren Trouwens hetzelfde bezwaar doet zich ook bij de schutterij voor, waar oud miliciens van infanterie, artillerie, cavallerie en genie in een infanterie- of artilleriekorps worden dooreen gemengd. Door die herbaalde inlijving bij het leger wordt de plaatsvervanging voor sommige personen een broodwinning, wellicht voo^ hen zei ven zeer voordeeligdoch tengevolge waarvan het Vaderland nadeel ondervindt. Veelal wordt de plaatsvervanging om eerst genoemde verdedigd, ja zelfs aangeprezen 1 Is het leger een instelling ten doe! hebbende om behoeftige personen aan geld te helpen; of een oefenschool voor het volk met het oog op de verdediging des Vaderlands Maar dan is ook die verdediging een eerste plicht van iederen weerbaren staatsburger, en dus is plaatsvervanging een onzedelijk beginsel. Wordt daarenboven bewezen, dat die plaatsvervanging onze weerbaarheid vei'- mindert, >mdat zij oorzaak is dat het aantal geoefende «oldaten in oorlogstijd geringer zal zijn dan voor dezelfde uitgaven mogelijk was, dan is zij reeds hierdoor alleen ver oordeeld. Bovendien plaatsvervangers, die 't uit Vaderlandsliefde doen, kunnen immers vrijwilliger worden. Velen hunner doen dit reeds, doch ook zoo verminderen zij de getalsterkte des legers. Maar is het dan niet beter plaatsvervan gers die vrijwillig, dan gegoede miliciens die tegen hun zin in dienst komen Ant woord plaatsvervangers doen het net zoo min uit liefde. Bovendien is er een groot verschil tusschen het vrijwillig dienen in vredestijd, dan nog wel, omdat er veel geld mede wordt verdiend, -— en het met geestdrift strijden in oorlogstijd. Ook op den geest van het leger zal de invoering van den persoonlijken dienstplicht een gunstige» invloed uitoefenen. Moeten allen zonder onderscheid (behoudens de vrij stellingen) voor hun nummer opkomen, dan zal ieder de overtuiging hebben, dat de verdediging des Vaderlands ons aller plicht, en dat de dienstplicht geen noodelooze kwel ling is, die alleen op den minderen man drukt. Persoonlijke dienstplicht komt ook onze landweer, onze legerreserve, enze schutterij ten goede. De Duitsche landweer ontleent hare beteekenis aan het feit dat hare man schappen vroeger in het leger gediend hebben. Dit is mede het geval in bijna alle andere landen van Europa. In Frankrijk echter was zulks in 1870 en 71 nog niet het geval, omdat ook daar toen ter tijde de plaatsvervanging een behoorlijke legerreserve onmogelijk maakte. De mobiele nationale garde in Frankrijk had eenige overeenkomst met onze dienstdoende schutterij, doch hare oefeningen waren beter dan de onze. Zeker was de ongeoefendheid dier gardes in 1871 mede onder de oorzaken dat de Fransche legers, ondanks geestdrift en vader landsliefde, ondanks moed en pruiseuhaat, zoo algemeen door de Duitsche verslagen werden. Ook onze schutterijen zouden in oorlogstijd als kaf voorden wind verstuiven. Niet dat de officieren geen geestkracht bezitten of de schutters hun plicht verzuimen zouden, maar de geheele instelling deugt niet. Aan de schutterij wet van 1827 kleven tal var. foutere, die een gezonder, toestand onmogelijk maken. De Staatscommissie heeft haar rapport aan den Koning ingezonden. Ons wacht een nieuwe legerorganisatie, een herziening ook van de schutterijwet, die 'len meerdere met lamheid slaat en den mindere tot tijd- doodende vaak nuttelooze diensten verplicht. De persoonlijke dienstplicht zal een gun- stigen invloed hebben op de inrichting onzer schutterijen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1