NIEUWSBLAD VOOR ZEELA NU. i iche Boot CMRISTELIJK- HISTORISCH 1889. No. 130. 1ÏEN. en Tricot. currentie. 5VENS Dinsdag 6 Augustus. Derde Jaargang. Middelburg. 3hel- Stoomkolen, rtielde. i voordeelig en MUTSEN. [0DELLE1T: 'TJKSJ [ME K.E17ZE :r, ND te huur M. BOUWMAN. J. BOS, Directie. Rotterdam Nieuwe ikkenbrug. VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. D'liuj, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES: Sindebaad Bovendeur. 9IKG ESf. i kunnen wegens hunne iet de V. Z. Medaille.) HUIS; voor ƒ250 per rimarkt D 118. te koop. Te bevragen [EERT te Goes. iACTEN voor levering van Rechtstreeksche aan- [d, aan laagst concurree- ks naar ROTTERDAM 's morg. 4. u. TTERDAM naar GOES Aug 's midd. 12.30 u. te Rotterdam bij den )E LANGE, op 'tHa- ZEEUW, elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden tranco p. p. Enkele nommers. f 0,95 - 0,025 UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer een t# Familieberichten van 1 5 regels 50 eent, iedere regel meer iö cent. nm ;dag, U- ,,30 >,50 ,30 1,50 u. m. u. m. 12,30 3,45 1,— 4,15 6,30 Woensd. en Zat. 7,30 2,20 6,3U 7,50 2,40 6,50 10,30 16,- 12,30 ^30 6,20 12,50 In dezen komkommertijd wordt in ver schillende couranten het verhaal opgenomen van zekeren Bovendeur uit Meppel, die aan zijn familie zijne lotgevallen ter zee heeft beschreven. Op 8 Jan. monsterde hij te New-York op een Amerikaansche bark. Zou ooit een zeeman dit schrijven, zonder den naam van het schip te vermelden Op 10 Jan., de dag des afvaart, was het een donkere buiige koude dag; «de wind gierde akelig door het want, de zee was bedekt met schuim». Spreekt een zeeman zoo Het geluid van den wind, de aanblik van het schuim treffen hem weinig. Hij kiest heel andere uitdrukkin gen om de kracht of hevigheid van een storm te beschrijven. nHcmelhoo^e golven vlogen wild over het schip.» Heeft ooit een zeeman op deze wijze over stortzeeën gepraat? «Om 4 uur brak de groote mast.» 't Is best mogelijk, maar een zeeman zou eerder zeg gen dat en hoe hij overboord ging.'t Werd den volgenden nacht bladstil. Natuurlijk zag Bo vendeur zelfs geen blad van een Canada-populier bewegen op 11 Januari in den Atl. Oceaan, «'t Werd mistig en wij konden geen open hand voor oogen zien.» Zoo dreven zij 4 dagen of eigenlijk 5, want op 16 Jan. zag hij, die geen open hand voor oogen zien kon, een meter of drie vooruit twee kleine lichten, een Uauw en een rood en wat hooger op een wit licht. Er kwam dus een stoomschip recht op hem af, anders had hij de beide gekleurde lichten op zoo korten afstand, zelfs bjj helder weer, niet tegplijk kunnen zien. Hoe het komt dat een groen stuurboordslicht zich als blauw kan voordoen, dit zal een opticus wellicht verklaren, maar 'tis bovenmate vreemd dat een zeeman, al zag hij een blauw, niet van het groene licht zou spreken. Stoombcoten op binnenwateren varen een blauw licht van top. Heeft soms Bovendeur, over zijne onderdeur liggend, op een Drentsch kanaal een stoomscheepje met blauw licht gezien? Op drie meter afstands zag Bovendeur het stoomschip recht vooruit, het duurde drie minuten eerde aanvaring der elkander ontmoetende schepen plaats had, en die aanvaring had onder rombombom (een eigenaardig geluid bij zoo'n gelegenheid) dwars in het schip» plaats. Hoe en waaraan Bovendeur gezien heeft, dat de in den mist verdwijnende boot eene Duitsche van Hamburg was, meldt hij niet. De bemanning verliet de in zinkenden staat verkeerende bark met de beide booten. In de eene laadde zij kleederen, water en wat eten, in de andere gingen de men- schen zitten. Dit zitten is karakteristiek, zou een zeeman dat zeggen Levensmiddelen en mens-hen werden dus niet over de heide booten ver deeld geraakten zij van elkander af, wat zeer mogelijk is, dan had de eene boot menschen zonder eten, de ander eten zonder menschen. Enfin, Bovendeur bleef met een Zweedsch matroos aan boord, dus uit eigen verkie zingen ten laatste bleef die Zweed geheel alleen achter, met gelatenheid den dood in de golven verbeidende. Toch hielp die «goede oude man» onzen vriend Bovendeur twee ledige watervaten aan elkander binden, en met dit boven alles verkieselijk redmiddel koos Bovendeur, die de booten versmaadde, zee, nog eer de bark zonk. In het eene vat had hij wat drinkwater gedaan, dus had hij ook een hamer medegenomen om de bons telkens te sluiten, en een akertje om te scheppen en te drinken. In het andere vat deed hij wat harde beschuit, natuurlijk nadat hij een goed sluitende opening in het vat had gemaakt, groot genoeg om er beschuit in te doen en uit te halen, want watervaten hebben van nature geen opening die wijd genoeg is. Op deze vaten dreef Jarmi Bovendeur twaalf dagen, totdat hij werd opgepikt (het eerste bastaard engelsen zeemanswoord in de heele geschiedenis) door eene ongenoemde Spaansche bark, aan welker bemanning de lezer kan gaan vragen of de historie van Bovendeur's redding waar is of niet. In de Gids van Augustus geeft Professor De Goeje eene ontleding van het verhaal der reizen van Sifidebaad den zeeman. Hij zoekt en vindt de eerste sporen van dit over heel de wereld bekende verhaal reed* hij Aziatische en andere schrijvers van de negende en tiende eeuw. Hij gaat na hoe de verschillende in omloop zijnde vertellingen over Sindebaad uitgebreid of verkort zijn, welke schrijvers elkander hebben nageschre ven enz. Hij spoort op hoe de dichterlijke oosterlingen b\j het vermelden der gevaren, verbonden aan zeereizen naar Indië, hunne lantaisie lieten werken, hoe z\j waarheid en sprookjes dooreen mengden. En te gelijker tijd dat Prof. De Goeje dit alles onderzoekt en schrjjft, verschijnt in Nederlandsche couranten de historie van Bovendeur Zou de onderstelling al te gewaagd zijn dat het verhaal der lotgevallen van den Meppelschen held, die alle oppervlakkig den schijn van waarheid hebben, doch werkelijk vol onwaarschijnlijkheden zijn, door Prof. De Goeje is in de wereld gezonden, om voor aardigheid eens te beproeven in hoever een hedendaagsch publiek vrede kan hebben met een hedendaagschen Sindebaad? Geschiedenis en Neutraliteit. Het Nederlandsch (Openbaar) Onderwij zersgenootschap, te Assen vergaderd, heeft ver leden week onderzocht of men geschiedenis op de school kan onderwijzen en toch neu traal blijven dat wil zeggen dat men, gelijk de wet onzinnig genoeg is te eischen, niets leert dat strijdt met de begrippen van an- dersdenkender, in casu ouders der school gaande kinderen. Er werd heel wat gesproken door erkende ervaren schoolhoofden. Een hunner zei o.a. het volgende Bestaat er gevaar voor de zedelijke ont wikkeling? Bezit men tact om de verschijnselen van het dagelijksch leven met de verschijnselen der historie te vereenigen en maakt men niet van de geschiedenis „moraal", dan werkt men wel degelijk de zedelijke ontwikkeling in de hand. Goed vertellen is in dezen hoofdzaak. Kan men ook in conflict komen met de ouders der kinderen, die op het punt van historie eene andere overtuiging bezitten? Door tact bij de keuze en inkleeding der feiten en een streven naar onpartijdigheid kan men het doel van het onderricht berei ken, zonder billijke reden tot ergernis te geven. Hij had ook gezegd dat men door ge schiedenis te onderwijzen, eerbied voor onze vaderen moest wekken. Een ander zei toen "Wie zijn de vaderen waren dat de Ro meinen, de Batavieren, de Edelen, de Poor ters, de Oranjemannen of de Patriotten? Zijn deze allen onze vaderenop welke wijze moet men dan eerbied voor die vaderen in boezemen? De geschiedenis is in den regel geschiede nis van enkele groote mannen. Nog anderen spraken over dit onderwerp, doch wipten wel wat veel om de kaars heen, tot er eindelijk een de koe bjj de horens greep met deze woorden Het spijt, mij geen antwoord te hebben ontvangen op de nuchtere vraag: „Hoe moet de geschiedenis onderwezen worden?" Mag de onderwijzer zeggen, dat gansch Nederland treurde bij den dood van Willem I terwjjl te 's Hertogenbosch een Te Deum werd gehouden? Blijft de onderwijzer neu traal, indien hij slechts deze of dergelijke feiten noemt? Is het wonder dat de vergadering op het voetspoor van den inleider tot de wel wat schipperachtige slotsom kwam Niet neutr aal, maar met volle over tuiging, als een rechter, die de getuigen gehoord heeft, uitspraak doende, worde de geschiedenis behandeldsteeds kenmerke zich de onderwijzer als echt „paedagoog," (op voeder). Het verslag in de bladen vat dan ook den indruk van het debat over neutraliteit en geschiedenis saam in dit povere, alles zeggende slotwoord «Tot een bepaald besluit kwam de ver gadering niet.» De mannen \an het vak wisten er dus geen raad mee. 't Is te begrijpen. V> ij zouden dan ook wel eens willen zien, hoe de onderwijzer de geschiedenis van den tachtigjarigen oorlog enz. in verband mei de kerkhervorming naar waarheid vertellen kan, zonder de ouders der roomsche leer lingen te ontstemmen. Of zou het waar zijn wat men wel eens beweerd heeft, dat op menige openbare school de cursus in de vaderlandsche ge schiedenis loopt van Claudius Civilis tot Karei V en dan vacantie neemt tot waar men komt aan Napoleon Geschiedenis onderwijzen en objectief (voorwerpehjk) zijn, dat gaat nog. Maar neutraal te zijn is een onmogelijkheid. Wij hebben dit altijd gemeend en worden thans door de vergadering van het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap in deze meening versterkt. De heeren toch weten er zeiven geen raad op. Hoe zou het dan mogelijk kunnen zjjn Benoembaarheid voor de Eerste Kamer. Zooals men weet werden vroeger de leden der eerste kamer gekozen uit de hoogst aangeslagenen in de belasting. Later zorgde minister Heemskerk er voor dat nog enkele andere soorten van Nederlanders, behalve de rijksten op de lijst gebracht werden Hierdoor komt het dat Zeeland Jhr. mr. Six kon afvaardigen, in zijn betrekking als oud-minister. Nu heeft minister Mackay deze lijst van personen die men in de eerste kamer kiezen mag, nog veel meer uitgebreid. Wij heb ben nu al een lange lijst van betrekkingen die aanspraak geven op een plaats in het Hoogerhuis. Wij wezen er reeds vroeger op. Er komen betrekkingen onder voor, die ons doen denken, dat minister Mackay ook het oog heeft gehad op lieden, die voeling kunnen houden met het volk. Aan zulke mannen heeft de eerste kamer behoefte. Wij tellen er onder: oud-leden van gede puteerde staten, voorzitters van enkele col leges, onder anderen dat voor de Zeevissche- rijen anderen. Goed zoo, zeggen wij. Elke poging die aan de eerste kamer het karakter ontneemt, dat alleen «geldmannen» er in mogen ze telen, verdient waardeering. Met bepaalde volksbelangen moeten ook de leden dei- eerste kamer op de hoogte zijn. Maar eilieve waarom dan niet oud-leden der eerste en tweede kamer, oud-volksver tegenwoordigers en oud-raadsleden van de groote steden (voornamelijk de handels steden) benoembaar verklaard Wie kan beter dan zij de volksbelangen kennen en bepleiten en in de eerste kamer met zijn aandrang en voorlichting aanvullen, wat mogelijk in de tweede werd verzuimd. Wij gaan zelfs nog een stap verder. In het gezicht der 20e eeuw dient alles wat aan de misbruiken van den regententijd herinnert, uitgewischtdat wil zeggen de indruk dient weggenomen dat in een tak der volksvertegenwoordiging nog iemand kon beDoemd worden, die niet, of iemand kon geweerd worden, die wel op de hoogte is van wat in het volkt leeft. Ons dunkt, dat in onzen t(jd, nu raads leden en kamerleden zich al meer met het volk, met de kiezers in verbinding stellen, de oud-kamerleden en raadsleden als boven bedoelde uit de eer=te kamer niet moesten geweerd worden. Door volksmannen in de tweede kamer te brengen, werd de tweede kamer populair. Zend zoo ook volksmannen naar de eerste kamer en de eerste kamer zal ophouden in 's volks oogen een «ding van niets» te zijn. De iwta Huber. Uitbreiding van staatsbemoeiing, vraagt de heer Huber. Neen, zegt minister Mackay, integendeel inkrimping. De gemeenten zullen nog meer achteruit gaan, als de 30 pCt. verminderd wordt; zegt genoemd Kamerlid. Geel hun dus meer rijks-subsidie. Neen, zegt de ministerdat is niet nood'g, en 't zou niet baten ook. Zou er reden voor zijn om zoo te denken Oi.s dunkt ja. Immers de gemeenten ontvingen in 1878 dertig procent van het Rijken vrij al gemeen is men het er over eens, dat die subsidie de liberale gemeentebesturen ge prikkeld heeft om steeds meer geld aan het onderwijs uit te geven. Zoo de gemeenten in plaats van 20 procent 50 pt. verkrijgen, dan zullen de liberale Burgemeesters en Wethouders in gemeenten, waar men dit reeds met succes beproefd heeft, nog meer gaan uitgeven, en haar in steeds grooter schulden steken. Het komt ons voor dat men beter zou doen als men de gemeentebesturen den raad gaf wat minder scheutig met andere uitga ven te zijn. Als de gemeentefinantiën op streek gebracht zijn, vervalt mr. Hubers bezwaar. Dan is rijkshulp onnoodig. Bo vendien kan aan zwakke gemeenten, bij de wet werd dit vastgesteld, nog een bijdrage gegeven worden uit de staatskas; en ook

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1