CHRISTËLIJK- R T ETT W f5 ft I A TT HISTORISCH VOOR 7 TT. TT. T A N TT BIJVOEGSEL. 1889. No. 79. Donderdag 4 April. Derde Jaargang, .DE Z A A N li 0 D E" VAN WOENSDAG 10 APRIL 1889. EEN EN ANDER. l iï li 11 w, De kerk als sociale macht. Bij de behandeling der «Arbeidswet» in de Tweede Kamer zeide de heer De Savornin L o h m a n o. a. het volgende Waar ik in de eerste plaats op wil wijzen is: de kerk; want wanneer men de maatschap pij wil hervormen, dan moet men gaan tot die lichamen, die met de familiën en met de men sehen persoonlijk in aanraking komen. Dit kan de wetgever niet. Nu heeft men ook aan de zijde waar de afgevaardigde uit Schoterland staat, op allerlei wijze getracht de Kerk te ver nietigen, en dit is een van de hoofdredenen, waarom op dit oogenblik de toestanden zoo moeilijk te genezen zijn. Ik erken en dat heb ik hier dikwijls uitgesproken dat de Kerk als politieke macht haren invloed verlo ren heeft, en ik hoop dat zij dien steeds meer en meer zal verliezen. Maar daarentegen acht ik de kerk als sociale macht van het aller eerste en allerhoogste belang, mits men haar niet in hare roeping belemmere door kunstma tig bijeen te houden wat zich niet hijeen ge voelt. In de maatschappij kan de kerk alleen optredenwanneer zij in eigen midden eensge zind is. Vandaar dat de anti-revolutionnaire partij een artikel heeft opgenomen in haar pro gram, dat van de allergrootste beteekenis is, en ten nauwste samenhangt met al hare begin selen, het is het' bekende art. 20, dat maar niet zoo kan geëlimineerd worden, als ware het een aanhangsel; het hangt samen met de go- heele opvatting van Staatsrecht, die de anti-re volutionnaire partij is toegedaan. Wat dat ar tikel bevat, vraagt men. Dat artikel betreft de verhouding van Kerk en Staat en ik wensch er op te wijzen, omdat zoo velen in ons land niet schijnen te hegrijpen, dat de tegenwoor dige beweging op kerkelijk gebied ook van groote sociale beteekenis is. Het is mijne innige overtuiging, dat de Pro testantsche kerken alleen dan werkelijk her- Vormend kunnen optreden, wanneer zij niet, zooals tegenwoordig het geval is, gedwongen j zijn om elkander onderling te verscheuren en te vernietigen, maar wanneer elke kerk op zich zelve vrij kan intreden in de maatschappij. Hare sociale roeping heeft de Roomsch-Katho- lieke kerk uitnemend begrepen. Bij de discus sie, die hier hij de behandeling van het wets ontwerp-Van Houten heeft plaats gehad, is dat onderwerp ook ter sprake gebracht; te recht is er toen door Roomsch-Katholieke sprekers op gewezen, dat de Roomsch-Katholieke kerk zich volkomen van hare roeping hewnst is. Ik wijs er openlijk op men moge mij daarover hard vallen zooveel als men wil dat ook in het buitenland de Roomsch-Katholieke kerk wel degelijk hare roeping op dit punt begrijpt. Maar die kerk heeft in Protestantsche landen een voorrecht, dat de Protestantsche kerken missen die kerk is daar vrij van den Staat, maar gebruikt den Staat wanneer zij het noo- dig vindt, wanneer zij zelve den Staat kan ge bruiken. Met onze Protestantsche kerken ech ter is juit het omgekeerde het geval. Zij zijn eerst verhonden geweest aan den Staat, en nu zijn zij wel in schijn daarvan losgemaakt, maar de Staat heeft, door allerlei kunstmatige ban den te scheppen, de Protestantsche kerken kunstmatig aan elkander verhonden, en daar door die kerken gedoemd om met elkander te strijden over de vraag, wie in haar midden haar inzichten zal doen zegevieren. Zoolang zij dien strijd voeren, moeten zij wel hare sociale roeping uit het oog verliezen. Ziedaar wat ik duidelijk op den voorgrond wilde stellen. Men moge er om lachen, het zij zoo. Maar ik voor mij rangschik vele van die mannen, die vaak met minachting door alle liberalen in den lande onder de zooge naamde doleerenden worden gerekend, onder de sociale hervormers. Alleen langs den weg van losmaking van kunstmatige handen zullen de Protestantsche kerken hare roeping kunnen vervullen, en daardoor zal meer goed uitge oefend worden dan door alle redevoeringen in volksvergaderingen of arbeidersparlementen ge houden. Wat ik hier zeg, is reeds 15 jaar geleden uitnemend betoogd (in het bekende geschrift Confidentie») door den man, die in de Eerste Kamer de paus der doleerenden genoemd is; een man, dien ik het een voorrecht acht tot vriend te hebben. Men mag op zulk een man schimpen en zeggen: zulke mannen beoogen slechts persoonlijke eerzucht, maar ik houd mij overtuigd, dat juist zulke mannen naderhand zullen blij ken den dank van het land te hebben verdiend, en de ware hervormers van het sociale leven geweest te zijn. Ik heb de roeping der kerk op den voor grond gezet, om des te beter en gemakkelij ker op het gebied van den Staat te kunnen medewerken met alle leden dezer Vergadering. Ik hen het niet eens met degenen, die meenen, dat tusschen rechter- en linkerzijde der Kamer op dit punt geene samenwerking mogelijk zon zijn. Wanneer men der kerk geeft wat der kerke is, namelijk volledige, vrije ontwikkeling, i zooals zij zelf goed vindt, dan geloof ik, dat op het gebied der wetgeving beide richtingen goed zullen kunnen samenwerken. Want ik beweer allerminst datdoo r de zaak aan de kerk over te laten, de taak afgedaan is, en de wet er buiten kan blijven. In den regel bemoeit de wet zich met botsingen tusschen particulieren. Maar het is niet te ontkennen, dat er ook hotsingen kunnen komen tusschen groepen van belanghebbenden. Die zijn te ge vaarlijker, wanneer de eene groep maatschap pelijk zwakker is dan de andere. Wie is DE kapitalist, wie is DE uitzuiger? Aan de redevoering van den heer Gilde- meester, terzelfder gelegenheid uitgespro ken, ontleenen wij het volgende Een stap voorwaarts noemde ik dit ontwerp, maar dit acht ik dan ook hoog noodig, want dit is zekerde toestand is treurig, allertreurigst. De enquête getuigt daarvan, en ook op andere wijzen zijn deplorabele feiten aan het licht ge komen. Ja, ik ken ze ook, die uitzuigers onder de fabrikanten en de werkgevers; degenen, die geen hart hebben voor hun volk. Bij het vele dat reeds bekend is noem ik nog een feit. Ik ken eene fabriek, waar jonge meis jes arbeiden. Op zekeren avond zou er eene illuminatie plaats hebben. Voor dien avond kregen zij vrijaf, 't geen een kreet van blijd schap uitlokte. Toen men nu naging wat die kinderen dien avond gedaan hadden, bleek het, dat verreweg het grootste gedeelte zich ter ruste had gelegd. Te mogen gaan slapen, dat was het waarvoor zij zoo dankbaar waren; want ze waren afgebeuld. Men weet, welk eeu genot het anders voor kinderen is, eene algemeene illumi natie te gaan zien. Maar, indien de fabrieks kinderen veelal een hard leven hebben, evenzeer is het waar, en dat mag men niet vergeten dat de strijd voor degenen, die niet op de laagste rangen geplaatst zijn, veelal ook zeer zwaar is. Ik heb verleden week eene sociaal-democrati sche meeting bijgewoond. Daar stond een man op, die een kind vertoonde uit Tvventhe, dat'er erbarmelijk uitzag. Hij zeide ongeveer het vol gende: daar hebt gij een der kinderen, die af gebeuld en vermoord worden. Men zegtdie kinderen hebben ook hunne poëzie. Weet gij, welke poëzie? Wanneer zij den heelen dag op een drafje geloopen hebben, want zij zijn in dienst van een arbeider die op stuk werkt, en dus van die kinderen zooveel mogelijk arbeid verlangt, dan zijn zij 's avonds dood vermoeid, en dan valt zoo'n kind allicht in slaap, omdat het niet meer kan. Dan droomt het. En wat droomt het Het herinnert zich het verhaal, dat het gehoord heeft aan moeders schoot, van Jezus, die gezegd heeft: «Laat de kinderkens tot mij komen, want hunner is het Koninkrijk der Hemelen«. En dan droomt het kind, dat het in den hemel is, hij Jezus, dat het daar mag rusten en gelukkig is. Maar op eens voelt het een schop in de ribben, en hoort het«Lui wammes, lig je daar te ronken? Allo, voort, aan je werk!» Nu is het uit met de poëzie. Het kind bemerkt, dat het niet is in den hemel, maar in de hel. Ik wil gelooven dat dergelijke toestanden latfcll niChPil, CU UUO MO ptLTiUÓAMiu ..Mvu,4 te ontbinden, dan kon men dat nog doen en met te meer gemakkelijkheid en succes. Dan bleven zij de mannen van de volks rechten Maar zie nu viel dit tegen. De tweede kamer ging omdat wil zeggen de liberale partij kwam in de minderheid en een regeering trad op uit de zoo fel bestreden rechterzijde. Nu werd het zaak op te passen. En op alle punten der linie klonk de roep Klemt u ji vast aan uwe eerste kamer. Die is dan toch nog liberaal. En dit nu is een daad van onrecht ge weest, die de liberalen nooit zullen goed praten. „cv uiovi ivi oiuio up it mei aanslaande hun mandaat hopen terug te geven. Liberalisme en Socialisme een. Dat heeft Gioen van Prinsterer altijd gezegd. In den laatsten tijd is het ook door bekwame liberale woordvoerders ruiterlijk erkend. Van Houten zei het laatst openlijk te EnschedeVan nature behooren de so cialisten bij de liberalenLaten zij ons die hun het naast staan, toch steunen En Kerdijk kwam er verleden Woensdag in de Tweede Kamer openlijk voor uit, dat tusschen het socialisme en liberalisme yen wezenlijk verschil bestaat, aangezien beiden aannemen, dat voor de grenzen zacii na it> r «Druan ji. van eiaen aroeiu te onthouden, behalve- op 9 Maart jltoen een tweetal besluiten geteekend werden. De hoop, dat dien dag eene gunstige wending in den toestand zou zijn gekomen, bleek ij del, terwijl integendeel daarna ernstiger verschijnselen zich voordeden.» Na gewezen te hebben op bovengenoemd advies der doctoren en den verdereD loop der geschiedenis te hebben medegedeeld, besloot de minister zijne rede met deze woorden: «Niet dan met diepe smart kwijt de Raad van Ministers zich bij dezen van die droe vige taak. Hoe gaarne hij U ook gewezen had op de eene of andere omstandigheid die de gelegenheid zou kunnen openen eene be- ieuen aigemeenen penningmeester, aen neer M. Volkrijk Liebert. Na verslag van het verhandelde op de vergadering van het hoofdbestuur, gehouden 23 November vorig jaar, werd door den penningmeester de rekening van de afdeeling over 1888 overgelegd en goedgekeurd. Zij bedraagt in ontvang f 2345.81V3, in uitgaaf f 2361.47 en sluit dus met een nadeelig saldo van H5.65Vb. De heer O. J. Labrijn werd tot vice- voor zitter gekozen. De vergadering besloot adhaesie te betui gen aan de bekende voorstellen van de zuster afdeeling Oostburg tot wijziging van het reglement betreffende in- en vervoer 4an rundvee. M. C.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1