NIEUWSBL AD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
1889. No. 68.
Zaterdag 9 Maart
Derde Jaargang
VERSCHIJNT
elken MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
EN
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
KINDERARBEID.
Kiezers in de Stemlokalen.
De fabel van Prometheus.
ZEEl
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
Enkele nommers- 0,026
UITGAVE VAN
G. M. Klemkerk, te Goes
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regel* 50 cent, iedere regel
meer cent.
Met instemming lazen wij in het Centrum
«Het wetsontwerp der regeering tot het
tegengaan van overmatigen arbeid van vrou
wen en kinderen bevat onsmisken baar zeer
veel goeds en wij hebben dar, ook van meet
of aan onze instemming er mee betuigd.
En toch, naar wij meenen gaat ook dit
ontwerp nog in een opzicht mank aan het
te absolute dat meermalen in onze wetten
is waar te nemen. Reeds de wet Van
Houten bepaalde dat de kinderen tot
hun twaalfde jaar geen arbeid mogen ver
richten. Deze bepaling is door de regeering
gehandhaafd. Over het algemeen zal een
ieder zich daarmee van harte kunnen ver
eenigen. De 12-jarige leeftijd is ir. de
meeste landen, waar een arbeidswetgeving
bestaat, aangenomen en sommige hebben
het verbod, om te arbeiden, zelfs tot den
13- en 14-jarigen leeftijd uitgebreid. En
geland, het land der sociale wetgeving bij
uitnemendheid, heeft echter, hoewel een
bepaalden leeftijd voor den arbeid van kinde
ren vaststellend, zeer verstandig eenige uit
zonderingen in zijne wetten opgenomen,
welke den arbeid ook onder den 12jarigen
leeftijd mogelijk maken. De gemeenten
hebben het recht aan kinderen te vergunnen
reeds op 10-jarigen leeftijd zekere werk
zaamheden te verrichten wanneer na onder
zoek gebleken is, dat zij behoorlijk onder
wezen zijn en ook over voldoende lichaams
krachten beschikken. Dit voorbeeld is voor
ons zeker niet onleerzaam. Vooral op het
platteland treft men niet zelden jongens
van 11 jaar aan, die hun school hebben
doorgemaakt en reeds genoegzaam naar bet
lichaam zijn ontwikkeld, om arbeid te ver
richten. Wanneer voor dergelijke kinderen
gunstige uitzonderingsbepalingen in het ont
werp werden opgenomen, zou de regeering
hiermee zijn werk niet benadeelen.»
V Is het wel zoo 'erg
Mijn zoon moet in Mei voor een jaar,
misschien wel voor langer, in dienst. Hij
is dan onttrokken aan zijn werk, aan zjjn
tehuis, aan de ouderlijke zorg, aan zijn
omgeving. Ja ik beweer, hij wordt er
uit gerukt. Gerukt uit een levenssfeer,
waarin hij nu twintig jaren geleefd heeft,
en overgebracht in een omgeving, waar hij
glad het tegenovergestelde zal moeten on
dervinden.
Eerst poetste de meid zjjn schoenen en
maakte zjjn kleeren schoon, nu moet hij
het zelf doen. Hier zorgt zijn moeder voor
het stoppen zijner kousen, en verstelt zustor-
lief zijn linnengoeddaar kan hij er zelf
voor zorgen.
Tal van dingen zijn er, waarnaar hij
nooit behoefde om te zien, en die hjj thans
zal moeten gaan behartigen.
Het zal van nu af zijn allerlei gezeur
over een knoop die los staat, een krib die
niet zwart zieteen stroomatras dat scheef
ligt: een muts waarvan het nummer wat
bleek wordthier een kreukje, daar een
naadje, ginds een stofje, dit en dat, te
veel om te noemen. En in plaats van de
vriendelijke terechtwijzingen van zijn ouders
zal hjj thans gesnauw en gegrauw hooren
O Schrijver bedoelt, dat de wet veel te
volstrekt verbiedt, en van geen uitzonde
ringen wil weten.
van den een of anderen snorrebaard, die
van armoede in dienst ging, en i hans over
hem de baas zal spelen.»
Maar vriend is dit dan alles gesteld
dat het allemaal waar is is dit nu alles
zoo erg
Een soldaat die meer voor zichzelf moet
gaan zorgen op eigen beenen leert staan
door eigen oogen gaat zienzelf kleine
diensten leert verrichten; ordelijk leert zijn;
zichzelf leert behelpenweerstand leert
bieden aan de neiging tot verweekelijking;
zich harden leert ook tegen een bits woord,
is die nu zoo te beklagen? 'tls waar, in
den beginne zal hij voelen dat het dienen
niet aangenaam is voor het vleesch. Maar
dat behoeft hem toch immers niet gezegd
te worden?
Wist hij dit dan niet?
Weet gij zelf het niet, die nu al zooveel
jaren bezig zijt uwe kinderen te dienen met
uwe zorg en vriendschap, met uwe offers
van geld en talent en goed?
De Zoon des menschen kwam immers
ook niet om gediend te worden, maar om
te dienen En waartoe is de mensch an
ders op aarde? Heerschen, heer zijn is
gemakkelijker. Maar dat recht heeft de
mensch verbeurd.
Dienenmaar wie doet dit al niet? De
zuster of meid die uw spijze bereidt, uwe
kleederen wa cht, uw bed opmaaktde
brievenbesteller die uw ^brief brengt; de
dominé die uwe kinderen onderwijst; de
meester op de *chool; de dokter, die u een
drankje voorschrift; de burgemeester die
mede voor uwe belangen waaktzelfs de
koning die u regeert, wat doen zij anders
dan u dienen, dan uw zoon dienen
En dient ook uw zoon weer niet op zjjn
beurt Wat is er dan tegen, dat hij het
nu eens voor een tjjd in dezen vorm doet
Maar mijn zoon is zoo zwak, hij kan niet
tegen het leven in de kazerne. Ik zou hem
liever een plaatsvervanger geven.
Omdat hij zwak is Maar zoudt gij dan
denken dat onder onze behoeftigen geen
zonen zijn met een zwak gestel Öf bekom-
mert gij u slechts over zwakke rijker., die
deze zwarigheid kunnen afkoopen, en niet
om zwakke armen die dit niet kunnen
Uw christelijk gevoel zegt anders.
8 Maart '89.
De minister van Binnenlandsche Zaken
heeft aan de Tweede Kamer een nota van
inlichting gezonden op het adres van O.
A. Biouwer en A. T. van der Wal, kiezers
uit het district Dokkum, over de toepassing
van art. 40 ai. 2 der kieswet.
Daaruit bljjkt, dat de voorzitter van het
stembureau adressanten, nadat zjj hun
stembriefje hadden ingeleverd, niet onvoor
waardelijk heeft verboden, in de zaal te
blyven vertoeven, maar alleen om daar aan-
teekening te houden van de kiezers, die aan
de stemming kwamen deelnemen. De Mi
nister erkent, dat art. 40 al. 2 der kieswet,
bepalende dat de kiezers zich op de plaats,
voor de inlevering der stembriefjes bestemd,
uitsluitend bezighouden met stemmen
tot zulk eene toepassing aanleiding geeft,
maar uit de geschiedenis van genoemd ar
tikel leidt de Minister af, dat daarin niet
een verbod ligt opgesloten, als de burge
meester van Dokkum aan adressanten
kenbaar maakte. De Tweede Kamer im
mers gaf aan art. 31 van het ontwerp kies-
wet de beteekenis, dat de uitsluitende be
zigheid van het kiezen betrekking had tot
kiezersvergaderingen of kiesver-
eenigingen.
Het geldt hier weer maar: Heeft bjj u
de letter of de geest der wet gezag In
Zeeland zijn blijkbaar de burgemeesters het
met minister Mackay eens.
Jongstleden Donderdag hield de anti
revolutionaire kiesvereeniging «Noord-Beve
land» een goed bezochte, zeer geanimeerde
vergadering. Na eenige huishoudelijke za
ken, kwam aan de orde het stellen van
een candidaat voor de Provinciale Staten.
Verschillende namen werden genoemd, ook
van Noord-Beveland, doch algemeen was
men van oordeel dat een candidaat uit Goes,
ditmaal het meest gewenscht was. De
secretaris schetste het groote gewicht dezer
verkiezing als een voorsmaak van hetgeen
ons in Mei a. s. te wachten stond.
Hij herinnerde er aan hoe de Middel-
burgsche courant bij de jongste verkiezing
te Tholen gezegd- had dat van den uitslag
af zou hangen of de liberalen met moei
de periodieke verkiezingen in Mei a. s. tegen
zouden gaan. Ofschoon de uitslag te Tholen
ons gunstig was, mogen wij toch niet af
wachten ot de liberalen soms den moed
verloren hebben, 't moet ons juist aansporen
tot onverdubbelden ijver om met alle ge
oorloofde middelen aan onzen candidaat
de overwinning te schenken. Bij de jongste
gemeenteraadsverkiezing te Goes was de
meelfabriek de stembusleuze, nu zal het
Goesche Sas dienst doen om den liberalen
candidaat aan te prijzen. Het is intusschen
voor ieder duidelijk dat tot behartiging der
Goesche belangen niemand op een liberaal
behoeft te stemmen. Ook een anti-revolu
tionair zal, die behartiging, dit niet nalaten.
Het kan den volke niet genoeg worden
verkondigd dat er wel provinciale belangen
te behartigen zjjn, maar ook dat door de
Staten de Eerste Kamer gekozen wordt en
dat onze meerderheid in de Tweede Kamer
ijdel zijn zou, indien men door bleef gaan
om liberalen naar de Staten te zenden.
Nadat breedvoerig op een en ander gewe
zen was, werd met algemeene stemmen
tot candidaat gestold, de heer B. M. den
Boer, raadslid te Goes.
Nog werd in beginsel aangenomen om
bij eventuele ontbinding of bij de periodieke
verkiezing in Mei voor de Staten een
Roomsch Katholieke candidatuur te steunen.
Z. M. de Koning sliep gisteren nacht
vrij rustig en was gedurende den ochtend
zeer kalm. Het gebruik van vloeibaar voed
sel blijft gering. De toestand onderging
de laatste twee dagsn geen verandering.
Krniningen. Ook in deze gemeente cir
culeert een adres gericht aan de Provinciale
Staten, om deze gemeente te houden bij
het hoofdkiesdistrict Goes.
De liberale kiesvereeniging te Brui-
nisse heeft met 47 tegen 4 stemmen can
didaat gesteld voor den gemeenteraad d n
heer C. Bolier Cz.
De gezamenlijke liberale kiesvereenigin-
gen in het kiesdistrict Goes hebben den heer
J. J. Ochtman candidaat gesteld voor de
verkiezing van een lid der provinciale staten
terwijl de gezamenlijke anti-revolutionaire
kiesvereenigingen in dat district zich ver
klaarden voor de candidatuur van den heer
B. M. den Boer.
Liberaal candidaat voor de verkiezing
voor de 2e kamer te Dordrecht is de heer
S. M. Hugo van Gjjn, wethouder aldaar.
Als anti-revolutionair candidaat wordt
onder anderen genoemd Jhr. mr. J. J. Pompe
v. Meerdervoort, kantonrechter te Goes.
De heer W. E. Willink Ketjen heeft
zich thans tot de Tweede Kamer gewend
met een adres, waarin hij, zeggende, dat
alle pogingen, door hem aangewend, om
herstel van onrecht te verkrijgen, mislukt
zijn, «een beroep doet op het eergevoelen
de waardigheid van de Vertegenwoordiging,
haar eerbiedig verzoekt hem in staat van
beschuldiging te stellen of te doen stellen,
wegens beleediging, der regeering en uwe
vertegenwoordiging aangedaan, door open
bare beschuldigingen van roof, beloltebreuk,
wetschennis, logen en meineed.»
Dinsdagavond sprak te Middelburg in
het kerkgebouw der Chr. Ger. gem. afd.
L. D. ds. J. J. Impeta van Alten a/d Rjjn
over bovengenoemd onderwerp, voor de
Chr. Jongel. vereenig. Koop de waarheid
en verkoop ze niet. Spreker schetste zijn
aandachtig gehoor van ongeveer 200 per
sonen de fabel, die hierop neerkomt.
Prometheus (spreek uit Prometuis) was
de zoon van den halfgod (titan) Japetos.
Hij vormde op last van Jupiter, den opper
sten god, menschen uit leem en water en,
om hen te bezielen, dat wil zeggen hen
tot goden te maken, stal hij het vuur van
den hemel, waarom Jupiter hem in gram
schap met diamanten boeien aan een rots
van den Caucasus (het Z. van Aziatisch
Rusland) liet vastklinken. De uitvoerder
van dit vonnis was Vulcanus, de zoon van
Jupiter en Juno. H\j deed het na te ver
geefs beproefd te hebben Prometheus van
zijn vermetele daad terug te brengen.
In zijn smart bezoekt hem Iöde gewezen
gunstelinge van Jupiter, doch thans door
Juno's ijverzucht vervolgd. Hij, de gefol
terde, troost haar met de voorzegging dat
zij na lang zwerven, Jupiters gunst her
winnen zal en dat uit haar in het 13e
geslacht een zal geboren worden, die hem,
Prometheus, verlossen zal.
Mercurius die van Io's geheim gehoord
heeft, en er gaarne meer van weet, vraagt
vergeefs bij Jupiter om genade voor den
gefolterdewiens lijden inmiddels nameloos
wordt, want een gier kwam hem de telkens
weder aangroeiende lever uitpikken.
Zijn lijden duurde 3000jaren, en daar
verschijnt zijn reddder. Hercules doodt
den gier en verbreekt zijne banden. Jupiter
wordt tot vergiffenis gestemd, mits er een
plaatsvervanger zij. Chiron biedt zich als
zoodanig aan, en daalt ter helle neder.
Prometheus' trots is gebroken.
Daarna schetste spreker ons de beteekenis
dezer mythe. Als alle mythen is ook deze
min of meer verward. De oudheid had
geen helder besef van zonden, ook niet van
de moederzonde. Zij tastte naar de waar
heid, maar begreep ze niet.
Het oordeel over den diepen en rijken
zin dezer fabel is verschillend.
Wie kan met Prometheus bedoeld zijn?
Niet Satan, wiens bestaan door Grieken
en Romeinen werd ontkend.
Ook niet Christus, zooals de kerkvader
Tertullianus meent.
Spreker meent dat Adam wordt bedoeld;
de man, naar zijn lichaam uit de aarde,
naar zijn geest uit den hemel voortgekomen,