CMRISTELIJK- NIEUWSBLAD HISTORISCH VOOR ZEELAND. 1889. No. 65. Zaterdag 2 Maart Derde Jaargang VERSCHIJNT elken MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. G. M. Klemkerk, te Goes EN F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES: EEN GOED OPENINGS WOORD. DE ZEEllW, Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95 Enkele nommers-0,02= UITGAVE VAN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De nieuwe gouverneur van Suriname, de heer jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman heeft ;zqn ambt den 2en dezer aanvaard met een rede, waarin kennelijk gebroken werd met tot nog toe gevolgde gebruiken. Allereerst spreekt er uit een geopend oog voor het gewicht der taak en voor den treurigen toestand der kolonie. .h ijne Heeren! „Ik heb, toen het Z. M. onzen geëerbiedig- den Koning behaagde mij het bestuur over de kolonie Suriname op te dragen, die ver- eerende opdracht niet aanvaard zonder leven dig te beseffen, dat de taak, die mij wacht, zwaar is en van hem, die er zich aan waagt, algeheele toewijding eischt en inspanning van alle krachten. „Suriname, weleer zoo begeerlijk en begeerd, een kleinood in de breede rij dier nederzettin gen waar, door onze vaderen, Oud-Hollandsch vlag werd geplant, kwijnde en verviel verviel in die mate, dat zelfs ter plaatse waar zulke beschouwingen allerminst zouden zijn verwacht, het opgeven der kolonie is ter sprake gebracht als een wellicht niet v«r meer verwijderde mogelijkheid, als een mo gelijkheid, waarin lijdelijk zou dienen berust. Gij zult het mij niet euvel duiden, indien ik hij dit ons eerste ontmoeten, mijne be kendheid niet onveins met een staat van zaken, aan welke het U, mijne heeren Staten der kolonie niet alléén echter U, maar ook i«deren Nederlander die zijn land lief heeft, grieven moet, te worden herinnerd. „Immers die staat van zaken is het, die aan hen die tot het besturen dezer kolonie worden geroepen, zoo moeilijk te vervullen eischen stelt. „Beheeren niet slechts, vooral ook opbou wen is onze gemeenschappelijke taak. „Dat ik mij daarvan ten volle ben bewust, daarover mocht ik deze vergadering niet in het onzekere laten. „Laat ik daarbij echter tevens, mijne over tuiging mogen uitspreken, dat er wegen moeten zijn te vinden, langs welke Suriname kan worden opgebeurd tot de hoogte, waarop het stond in de dagen van weleer. „Gij zult van mij niet verwachten, dat ik, die door eigen aanschouwing nog heb te loe ren wat mijne hand hier zal vinden te doen, optreed met beschouwingen over de wijze hoe het doel, dat het uwe is als het mijne, zou dienen te worden bereikt. Weg ook met alle niet gemeende plicht plegingen „Evenmin dat ik aanvang met verzeke ringen en beloften van plichtsbetrachting, waar gij, ook zonder verzekeringen en zonder beloften, recht hebt te verwachten dat het mijn streven zal zijn te beant woorden aan het vertrouwen, door Zijne Majesteit in mij gesteld. „Dit slechts wensch ik te zeggen dat ik aan mijne overtuiging dat aan Suriname's toekomst niet mag worden getwijfeld en dat van prijsgeven dezer zoo scboone, zoo bij uitstek rijk gezegende kolonie nim mer sprake mag zijn, zoolang Nederland vasthoudt aan de eer van zijn verleden de hoop ontleen dat het mij 'zal mogen wor den gegeven, om met uwe medewerking, zoo te arbeiden, dat eenmaal ook van mij zal kunnen worden getuigd, wat getuigd wordt van hem, dien ik de eer heb te dezer plaats te vervangen: hij ging ons voor jn goede richting. Van beteekenis is ook heVgetuiger.is dat op dien hoogen zetel wordt afgelegd van des gouverneurs persoonlijk geloof. „En met die hoop, mijne heeren, durf ik mij te eer vleien, omdat ik mijn vertrouwen stel op Hem, in Wiens hand het lot der vol keren ligt als der individuen en vanWien ik mij overtuigd houd, dat Hij mij naar deze plaats niet zou hebben geleid als het Zijn wil niet was mij te sterken tot het werk. „In dat vertrouwen schroom ik niet dat werk te aanvaarden en meen ik het, zij het voor korten, zij het, wat ik wensch voor langeren tijd, met God voor oogen te verrichten. Hartelijk, ofschoon zonder plichtplegingen, sprak hij ten slotte de bestuursraden enz. aan. „Het wil mij voorkomen dat ik mij van eene zinledige, weinig bij den ernst van het oogenblik, passende phrase zou bedienen, indien ik het verzoek tot U richtte mij uwe medewerking niet te onthouden. „Wij - gij en ik - zijn geroepen te zamen deze kolonie te besturen, en onge twijfeld zijt gij van het gewicht van dien gemeenschappelijken arbeid, niet minder doordrongen dan ik. Omdat gy zijt die gij zijt mannen door het vertrouwen uwer medeburgers aangewezen om het belang van allen te behartigen, is, ook zonder dat die wordt gevraagd, uwe medewerking ver zekerd aan 's Konings vertegenwoordiger, die met hetzelfde doel tot U komt. „Daarom zal ook verschil van inzichten nimmer afbreuk behoeven te doen aan onze onderlinge waardeering. „Gij zult, waar wij te eeniger tijd wel licht mochten uitéén gaan bedenken wat ook mij steeds voor oogen zal staan dat, ook bjj vasthouden aan afwijkende meening, bij my als bij U, Suriname's belang en Su riname's welvaren het zijn, waardoor in laatste instantie onze meeningen worden bepaald. „Moge God zijn zegen doen rusten op ons werk. „En hiermede verklaar ik alsnu, in naam van Zijne Majesteit den Koning en als diens vertegenwoordiger, het bestuur over Suriname te aanvaarden." Zij deze antirevolutionaire gouverneur een waardig opvolger van zijn niet minder waar- digen liberalen voorganger. Suriname bloeie weder op onder Lohmans bestuur. Obstructionisme. «Obstructionisme» is expres treuzelen, opzettelijk tijd zoek maken, allerlei over hoop halen en noodeloozen, omslag aanrich ten, om maar te leuteren, te dralen, te talmen, de zaken op te houden en het liedje van verlangen te kunnen zingen. En dat is het, wat blijkens de gisteren bekend geworden besluiten de Liberalisti sche partij dan toch werkelijk aandurft waar ze voor eigen partybelang heil in zoekten dat, met of zonder afspraak, de krijgstactiek is, die men in Noord en Zuid in toepassing brengt. Wat nauwljjks te gelooven viel, is ge schied. Een vraag om advies, door de Regee ring aan de Staten gericht, is door deze Staten bijna overal nogmaals aan een an der adres voor voorbereidend advies doorge zonden doch sommigen met een termijn van ruim veertien dagen. Dit is niet in een enkel collegie ge schied, maar in alle collegies der Staten, waarin de Liberalistische partij meerderheid is, in Zuid-Holland nog wel onder aanvoe ring van prof. Buys. En dat nota bene, waar het gold een onderwerp van hoogst eenvoudigen aard, en dat reeds veertien dagen lang ter kennisse der Staten gebracht, ten overvloed* nog zóó breed en lang in de pers besproken was, dat er op geen manier meer iets nieuws van te zeggen valt. Een ontwerp met slechts één quaestie, die alles beslist, t. w. de vraag of onze indeeling van de Tweede Kamer ook voor de Provinciale Stalen bruikbaar is. In die éene vraag zit al het ontwerp. Met die ééne vraag is het lot van heel de Tabel beslist. Wie daar tegen is, die is tegen geheel de voordracht. Wie daar voor is, steunt ze. En over die simpele vraag hebben de heeren nu reeds veertien dagen gelezen en gehoord en gesproken, en weten dus perfect goed en precies wat ze antwoorden zullen. Het antwoord hoeft niet meer gezocht maar is er. Dat merkte men nu reeds overal aan de stemming. De Liberalisten maken er een zuivere partijzaak van. Elk liberaal maakt amok. Edoch, in plaats van nu den moed te hebben, om dit terstond uit te spreken, moet er nu getalmd en getreuzeld, moet er tijd toek gemaakt en geleuterd, enkel om maar over den termijn te komen, en te maken, dat de beslissing niet tijdig ge noeg kan vallen, om nu nog in Mei het volk zich te laten uitspreken. Eerst moet nu dat ontwerp naar Gedep. Staten. Dan zullen de heeren weer samen komen. Daarop gaan ze in de afdeelingen. Uit die afdeeling komt een rapport. En dan, over zóó en zóóveel tijd, zullen de heeren, als het niet langer op te houden is, te elfder ure hun afwijzend oordeel aan het Kabinet opzenden. Dat gaat te ver. Om maar meester in de Eerste Kamer, in Gedeputeerde Staten en in de Provin ciale Staten te blijven, zetten de Liberalis ten alles op haren en snaren. Aan de tegenpartij moet het regeeren onmogelijk worden gemaakt. De stem van het volk moet zoolang mogelijk gesmoord worden. 's Lands zaken moeten rusten en roesten, tot het laatste kansje voor de heeren ver keken is. En inmiddels moet er op huichelachtigen toon in de pers geroepenDat het Kabi net niet werkt. Standaard. Y Nog een gebrek. Weet u, welk gebrek «in ons oog» de schoolwet nog aankleeft Dat het aantal onderwijzers geregeld wordt naar het getal leerlingen dat op 15 Januari de school bezoekt. Er zijn gemeenten waar de scholen op dien datum bevolkt zijn met 200 leer lingen. Dit getal vermindert in Februari, Maart en Aprildaalt in Mei tot 50, en in de volgende maanden tot nog lager dan 50. Waartoe nu zooveal op een getal van 200 leerlingen aangestelde onderwijzers met een zoo beperkt getal van 40 leerlingen en nog minder noodig. Nog een gebrek is het puntenstelsel op de examens van hoofd- en hulponderwijzers; en dat b. v. op geen dezer examens onder zoek gedaan wordt of deze heeren wel de gave van onderwijzen bezitten. Een ge leerde, maar die geen zes jongens op school zoet houden kan, wordt op die wjjze eer der hoofd eener school, dan de practicus die echter minder te huis is in de donkere schuilhoeken der hedendaagsche wetenschap. Dit gebrek is voor {jaren reeds ontdekt door mr. Hubrecht, professor Naber en andere uitstekende liberalen. Nu zijn er ook nog anderen, «in wier oog» speciaal aan het bijzonder onderwijs onrecht wordt aangedaan in zake rijksver goeding, opleiding en schooltoezicht. Maar die zullen het wel mis hebben, want zq zijn antirevolutionairen V Persoonlijke Dienstplicht. Wat wil dit zeggen? Het wil zeggen, dat ieder loteling, die «er aan» loot, voor zjjn nommer opkomt, onverschillig of zijn vader burgemeester of orgeldraaier, dominé of arbeider is. Persoonlijk, dat wil zeggen ieder voor zijn persoon. Ieder voor zijn persoon ver plicht in dienst te gaan als hq een «laag» nommer getrokken heeft. Dus afschaffing van de plaatsvervanging. Geen plaatsvervangers, geen remplacanten meer in dienst. Maar wil liet dan niet zeggen dat voor taan alle jongens die een laag nummer trekken, dienen moeten Wel neenzoogenaamde eenige zoons of zoons met gebreken, of zoons die een broeder in dienst hebben, of gehad hebben, zijn immers niet dienstplichtig. Die hebben geen dienstplicht, dus ook geen persoonlijken dienstplicht. Persoonlijke dienstplicht wordt alleen begeerd voor die miliciens, die een dienst plichtig nommer trekken, geen lichaams gebreken hebben, geen eenige zoons zijn, geen broederdienst of andere redenen van vrijstelling hebben. Maar nu heb ik twee zoons. Mjjn cudste zoon trok vóór eenige jaren een laag nommerdoch ik kocht voor hem een remplagant. Hoe moet het nu met mijn anderen zoen Wel, die is dan natuurlijk vrij door broederdienst. En als de persoonlijke dienstplicht in gevoerd wordt? Wel natuurlijk, dan is hij nog vrij. Uw tweede zoon is immers niet dienstplichtig, want uw oudste voldeed aan zijn dienst plicht dus heeft uw tweede zoon ook met den persoonlijken dienstplicht niets te maken. Maar ik heb drie zoons. Mqn oudste heeft een plaatsvervanger gehadhoe moeten dan de twee anderen Wel dan zqn de twee anderen vrjj. Alle redenen tot vrqstelling, die nu nog gelden, gelden ook, wanneer de persoonlijke dienstplicht wordt ingevoerd. Persoonlijke dienstplicht wil niets anders zeggen dan dit: Zonen, die dienen moeten voor hun nommer, moeten voortaan per soonlijk, zelf, voor hun nommer op. Zij mogen geen plaatsvervanger stellen. Y Gehecht of vastgehecht 1 «De natie is gehecht aan de neutrale school.» Zoo heette het jaren lang bij de libera len. Dr. Cohen S t u a r t gaf dit indertijd toe. Alleen met eene kleine wijzi ging «De natie is vastgehecht aan de neutrale school.» Ds. Gispen drukt het, [zouden wjj zeggen, nog beter uit. In een der bekende

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1