i
IHOVE!"
CH RIST ELI JK-
NIEUWSBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELA N 1).
'kante Enveloppen,
Kerkstraat, Goes.
|H ANÜELSB RÜÏKERIJ
RUKWERK,
voor namaak.
aak-, Domino-
tar Uw voordeel.
1889. No. 58.
Donderdag 14 Februari.
Derde laargang.
Paul Rabaut
iS
KLEMKEUR
CNINGrElST
kend als het merk
J KOQMAN,
10
12, -
12.-
12.-
2.-
2,-
..TELEGRAAF.
VERSCHIJNT
F. P. Dhuy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Een bedenkelijk verschijnsel.
GOES.
EVERING VAN ALLERLEI
icurreerende prijzen.
t f 4,per duizend.
per duizend.
MET FIRMA enz. enz.
X
ANDERE
ime keuze aan concurree-
den
NEDERLAND.
p p e 1 ij k kapitaal
rd Duizend Gulden.
geld ter leen onder
and, op gebouwde en on-
Mimen, tegen matige inte-
ikelijke aflossing,
e 1 e g g i n g uitgifte van'
aan toonder of op naam,
f 100 en f 50 tegen eene
'joordiger voor Zeeland,
TE GOES
NIEUWE ZENDING
TVANGEN,
de halve kilo.
ÏROENE WINKEL"
e Kerkstraat Goes.
DDELB.-ROTTERDAM.
Februari.
Dond., Zat.
0. Van Middelburg 8.30.
ijd. 15, Maand. 18 v. Rot-
Vlissingen 7.15. Van
1BOOTDIENST
elburg en Zierikzee.
erikzee Spoorweg Goes,
'ebruari.
Van Zierikzee
Dinsd. 12'smorg. 7,30
Woen.13 6,-
Woen.l3'smidd. 2.30
Dond. 14
Vrijd. 15
Zat. 16
Zond. 17
Maan. 18
Dins. 19
2
i
bruari.
van Antwerpen
Dinsd. 12'simorg. 4.30
Dond. 14 5.30
Zond. 17 li 6,—
Dinsd. 19 i ".30
30
ZEEUW,
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
Enkele nommers-0,02®
UITGAVE VAN
G. M. Klemkerk, te Goes
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 6 een
Familieberichten van 1 5 regel», 50 cent, iedere rege'
meer 10 cent.
Dezer dagen lazen we als gewoonlijk de
aflevering van een weekblad, dat ons al
menig genotvol uurtje geschonken heeft.
Ditmaal echter lazen we het volstrekt niet
met genot, integendeel, zonder het zoo da
delijk te merken, kwam er een ernstig
wolkje op ons voorhoofd en waarom Niet
omdat we daar lazen«als van alle zijden
de wetgevers met zekere haast binnentre
den (in de Tweede Kamer). Dat de leden
•nzer Tweede Kamer wetgevers genoemd
worden, zijn we al zoo gewoon, dat we
hoogstens even glimlachen en denken om
een antwoord uit ons eerste vraagboekje
op de catechesatie. Daar werd gevraagd,
of er waarljjk menschen zijn, diegelooven,
dat er geen God is, en het antwoord zeide
«dat is meer een wenschen dan een dadelijk
gelooven, dat er geen God is.» Zoo denken
wij er ook over, als we van zeke.e zijde
alt\jd weer van wetgevers hooren spreken
inplaats van volksvertegenwoordigers. In
derdaad er zijn vele menschen in ons goede
land, die zoo sterk begeeren, dat de Tweede
Kamer wetten zal geven, dat ze zich alvast
maar verbeelden dit in werkelijkheid te zien.
De prediker der Woestijn, of Getrouw
tot in den dood.
XII.
Reboul opende een kast. Daar rustte
onder een dubbelen bodem, waarvan hij
alleen het geheim kende, de gansche wa
penrusting, die hij indertij! als Camisard
droeg: een lang geweer, een harnas, dat
hg had veroverd op een der, in dej lijdens
geschiedenis der protestanten zoo treurig
bekende dragondersverder een breedge
rande hoed, twee pistolen en ten slotte
een kostbaar zwaard, dat zeer afstak bij
de zoo eenvoudige wapenrusting. Het was
van een zijner voorvaders afkomstig, een
wapenbroeder van koning Hendrik van
Navarre.
«Daar is het», zoo sprak hij. «Kom te
voorschijn. En hij legde het op den Bijbel.
«Hier zeide hij hier. Wanneer gij
niets meer in mijne handen vermoogt,
zoo spreek dan tenminste in mijne plaats
tot hen, die sterk genoeg zijn om te
strijden, en jong genoeg om te hopen».
Op dit oogenblik traden eenige vrienden
binnen.
«Eindelijk» zeide Reboul.
«Komen wij te laat De torenklok
van het vlek sloeg zeven.
«Neen. Ik dacht het; deze dag heeft mg
o, zoo lang geduurd.
Anderen kwamen, ieder op zich zelf, de
een door den tuin, de ander door de voor
deur. Men stelde schildwachten voor iederen
ingang. De nacht; koud en regenachtig,
begunstigde de samenkomst, maar kon
ook mogelijken verraders in het voordeel
zijn. De vergadering was te acht ure
vastgesteld.
«Hebt u ons onderwijl eens niet wat
te vertellen vader Reboul vroegen eenige
jongelieden.
«Vertellen, kinderen Heb ik u niet
sinds geruimen tijd alles verteld
«'t Kan wel zijn. Maar tot dusverre
dachten wij er niet aan, dat wij eens uw
Maar daarom is het zoo nog niet. Zoolang
in den aanvang van elke wet te lezen
staatWij, Koning der Nederlanden
den Raad van State gehoord en
met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan enz»,
zoolang gelooven wij, dat onze Koning,
die bij de gratie Gods regeert ook onze
wetgever is. Dit was dus de reden niet,
waarom we onder het lezen zoo ernstig
keken. Wat dan wel Dit, dat de schrijver
van hetzelfde stuk zich niet ontzag om
spottend te spreken over dingen, die ons
en velen lezers van datzelfde blad heilig
zijn. Of wat dunkt u van een zin al* dezen
«Toen in 1847 de kundige heer Veegens
tut griffier der Kamer werd benoemd, voeg
den zich de heeren J. J. F. Noordziek en
J. Tideman bij den heer Krabbe om geza
menlijk te beproeven aan het Nederlandsche
volk het geestelijk manna zijner lycurgussen
uit te reiken.» Maar erger nog, hoe bevalt
u zulk een zin «Wat deze drieëenheid
met de gebrekkige tachygrapbie vermocht,
heeft ze werkelijk gedaan». Ons dunkt, wie
er zich aan waagt om in een weekblad
•als het bedoelde te schrijven, moet weten,
dat er vele lezers zijn, voor wie het pees-
lot zouden moeten deelen. Vertel maar
wat gij wilt, alles zal ons nieuw schijnen.»
«Welken datum is het heden?»
«De zestiende
«De zestiende December. Juist. Een
dag van een mijner oudste herinneringen.»
Hjj zette zich in zijn noten ïouten leun
stoel bij het vuur, terwijl de jonge mannen
een kring rond hem vormden.
«Ja, dat is hetzeide Reboul zacht
tot zich zelve,» den 16en December een
duizend een. honderd en twee En
toen met luider stem voortgaandeGij
hebt, niet waar, allen tusschen Aïais en
Uzès de puinhoopen gezien van het slot
van Servas Nu, het is juist heden 59
jaar geleden dat het tegen den grond ligt.»
«Dat hebben we zeker aan u te
danken
«Neeneerst aan God, dan aan mij,
dan aan dertig anderen, van welke de
laatste minstens 20 jaren geleden gestor
ven is.»
«Hebt gij dat slot ingenomen.?»
«Niet met storm. Ik heb het aan handen
en voeten gebonden, betreden.»
«Alzoo als gevangene? En gij hebt
ons altijd verhaald, dat gij nimmer gevan
gen genomen zijt?»
«Geduld een beetjeDit slot deed ens
ontzettend veel schade. Er lag daar een
garnizoen, dat uit niet veel, maar uit de
wildste en roofgierigste soldaten uit onze
gansche provincie bestond. Dat nu dit
garnizoen ons in toom hield, en zooveel
van onze mannen trachtte te do'oden als
mogelijk was, niets natuurlijker; dat was
hun plicht en hun handwerk. Maar onze
dorpen plunderen als zfj bestonden; en
midden op den dag, op den koninklijken
weg allen, wie zij beliefden protestantse!)
te verklaren te berooven en de gevangenis
van het slot op te vullen met kinderen
en vrouwen zie, dat was roovershand-
werk en daar moest een eind aan komen.
Maar hoe Het slot bestormen We
zouden ons hoofd te barsten geloopen
hebben.
Het hoe liet onzen aanvoerder, de Cavalier
telik manna zulk een heilige beteekenis
heeft, dat daar allerminst mee mag gespot
worden. Mocht echter de schrijver nog niet
weten, wat onder het geestelijk manna
verstaan moet worden, dan leze hij Joh.
648 v. v. En dat het grievend is op bo
venstaande wijze de drieëenheid gebruikt
te zien, behoeft zeker wel geen nadere
aanwijzing.
En waarin was het aangehaalde te lezen
In Uilenspiegel misschien O neen, wie
Uilenspiegel binnenlaat, weet vooraf, dat
hij een spotter in huis toelaat, van wien
geschreven staat, «dat hem niets heilig is».
Neen, deze spotternij staat te lezen in No.
6 van Eigen Haard in een artikel over C.
A. Steger geschreven door Johan Gram.
En dat juist noemen wjj een bedenkelijk
verschijnsel. Dertig jaren achtereen is het
onderwijs dienstbaar gemaakt aan de op
leiding tot alle christelijke en maatschap
pelijke dengden en als vrucht daarvan moe
ten we het aanzien, dat in een deftig blad
als «Eigen Haard» spottend over dingen
gesproken wordt, die ons heilig zijn. Zoover
is het in ons land gekomen, dat we eerlang
zells Eigen Haard de deur zullen moeten
wijzen zooals wij ze gesloten houden voor
geen rust. Eindelijk kwam hij op eene
gedachte. «Luister zoo zeide hij mij
gij laat u de handen op den rug binden.
Gij zijt een dier rondtrekkende bedelaars,
een verkapte Camisard, dien ik met een
afdeeling van 30 man koninklijke soldaten,
volgens mij gegeven last; aan den bevel
hebber van het slot heb over te leveren.
Ik kom dan aan de poort. Men zal mij
■wel opendoen. Ik betreed met eenige
mijner manschappen, is het mogelijk met
alle dertig, het binnenplein, engij
begrijpt de rest.» «Ik begrijp alles», ant
woordde ik. «Als gjj er maar voor zorgen
wilt dat de touwen doorgesneden worden
zoo spoedig het er op aankomt om de
vuisten te gebruiken.»
Zoo gezegd, zoo gedaan. Alleen om de
boodschap nog meer schijn van waarheid
te geven, kreeg ik vier of vijf kameraads.
We gingen, zij en ik als Camisarden, onze
geleiders als soldaten. Cavalier als officier;
want aan uniformen hadden we geen ge
brek. De onder onze kogels gevallen sol
daten verschaften er ons genoeg.
De commandant ontving ons, ik meen
onze geleiders op het vriendelijkstwant
wat den gevangenen aangaat wij werden
in een afschuwelijk hol onder den grond
gestopt, zonder licht of lucht waar wij
geen drie dagen in leven hadden kunnen
blijven. Doch wij .waren er nog geen drie
minuten in, als wij een geweld van belang
hoorden. Luide kreten en haastige voet
stappen weerklonken. We werden uit ons
hol verlost, kregen wapenen, en het
slot behoorde ons. Een hooge rook- en
vuurzuil verkondigde een uur later wgd
en zfjd de overwinning der Camisarden.
«En heelt men zoo vraagde een
u deze overwinning niet duur laten be
talen
«Men beproefde het wel. Acht dagen
later, 'twas Zondag voor Kerstdag, hielden wij
onze Godsdienstoefening in de omstreken
van Mao-Cauve. Plotseling verschijnt de rid
der van Guines aan het hoofd der bezetting
van Alois; daarbij 3 tot 400 gewapende
burgers en ongeveer 50 edellieden te paard.
Uilenspiegel en Asmodée.
Misschien werpt de schrijver ons teger
«Er was geen spotternij bedoeld». Des
erger, dan is het godsdienstig gevoel
zoo verstompt, dat men spottende uitdrul
kingen gebruikt, zonder te gevoelen, diA
men dit doet. Arm Vaderland 1 wat zal ipl
van u worden, als uwe kinderen nog lang((f
worden opgeleid tot zulke christelijke e<
maatschappelijke deugden gj
f, prys Vuui puiivv
50 kilo.
VLAS. Gedurende de week was de handel
>p het land levendiger, vooral in de betere
loorten; afwijkende genoten evenwel minder
■raag. Heden bedroeg de aanvoer 19111 steen
lollandsch en 2220 steen Zeeuwsch, welk e
engevolge de hooge vraagprijzen slechtse
oor de helft koopers vonden. Over het ge.
eel was de stemming zeer flauw.
LIJNZAAD onveranderd met kleinen aan- 3<|
ler. ui
13 Febr. '89.
Aan de Deli-Courant wordt in eer»
correspondentie uit Holland geschreven:
Voorzien van een blauwe toegangskaai
door den griffier afgegeven, stond ik de I
20en November 's morgens klokke elf op d
gereserveerde tribune der Tweede Kamer. Eaï
We waren slechts met ons tachtigen, maatlji
tachtig die wel tegen 400 konden op weger ij ij
Vooreerst ik zeg dit zonder jjdelhïid-jJ
door onzen moed en dan ook voornameljj
door den schrik, dien onzen naam begon i 3i|
te boezemen. De edellieden wilden het eers
beginnen. Wij gaven hun de volle laaj
doodden er 55 en verwondden een dozijr
zonder een nieuwe aanval af te wachtter
stormden wij op hen los. We wierpen zi
op de soldaten terug, de soldaten over dei
kop gerend, drongen achteruit op de bur,
gers en in een oogenblik was alles, edellielJ!;i
den, soldaten, burgers, in wilde vlucht. W !8-
vervolgden hen zoo ver wij konden, bijni
tot aan de poorten van Alais, keerden toei V
terug, en vervolgden rustig onze godsdienst
oefening. Wij hadden geen enkel verlies —tl
zelfs niet de geringste kwetsuren ontvanV-
gen. Let er op kinderendat vermag;!
men, als God en ons goed recht op onz» f.l
zijde zijn.» ab,|
Reboul werd nu hoe langer hoe levend:
ger. Zijne oogen schitterden, als snoof h
weer den kruitdamp van den veldslag. D vi
kring om hem heen was ook dichter gewoi: ij
den, maar hem vragen deed niemand. Waar 1
toe ook Men behoefde den bloedige
stroom zijner herinneringen maar eenmarari
in beweging te brengen, dit was genoeg
«Ja zoo begon hij weer mijn'
vrienden. Maar gij ook, onze pijnigerEPn'
onthoudt het ook l Als dapperheid nir
helpt, komt list. Als de te hevig vervolg
de leeuw zich moet verbergen wordt
een slang.
Nog geen veertien dagen na de innt
ming van het slot, drongen we op dezeltd h
wijze op Sauve in, een groot vlek, bijn
een stad, met rruren en torens en eeoe
volledige bezetting. Het is waar, wjj te de
toen 300 man. Vijftig van ons hadde e
zich als soldaten verkleed. Onder trommeies.
slag, de officieren voorop, rukten w h,
tot voor de poort, en gaven ons u
vdor eene troepenefdeeling die op vervor
ging der rebellen was uitgezonden. Mefi
opent en ontvangt ons als wapenbroeder
(Wordt vervolgd.)