NIEUWSBL AB VOOR ZEELAND. i CHRISTELIJK- HISTORISCH 1889. No. 44. Zaterdag 12 Januari. Derde Jaargang, f» stijdingen. VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. D'liuy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES De Argent ij nsche republiek terdam, 8 Jan. 1889. sleeningen. Vorige. 2i/s 766/, 3 901/4 8 Va 101i/8 8 Va 100% 8i/s ion/, VJh 76% lOli/a IOH/2 S 5 yn 4 853/g 41/a 965/ 5 911/g 971/0 846/, 89 uli 5 69 «8% 4 93 93 -84 3 641/4 641/8 16 S 1021/. 98—*15 5 102% 62% 1023/J 54 5 616/g 0 i 102 1021/g 0 5 100% 100% -100 5 1011/4 1011/4 0 5 100% 5 60i/« 0-100 5 996/8 991/2 6 100 1003/g it 500 41/2 98 1 4 87% 87% 5 876/, 871/s Sch. 4 651/2 5 79% 15% 80 151/4 1013/4 4 84 84 '65 5 102% 102 5 1016/g IOH/2 43/4 33 4 531/8 531/, Stedelijke Leeningen. 31/2 99% 100 31/2 100 100 mcieéle Ondernemingen, LDd. Pdbr. dito A and. a. - 117 VA - 1411/2 41/2102 4 2 41/2 1011/2 - 53% 41/2 102 31/2 93 41/2 1023/A 55 102 IOH/2 523/4 1007/g 537/8 98 1021/2 41/2 1023/g 1023/g idbr. 5 dito 41/2 861/s 861/, Obl. 7 14 legleeningen. Aand. 1491/4 Oblig. 8 95 1. '84 4 1021/4 IO21/4 261/» 27 8H/4 8H/4 5 1021/2 5 84 84i/g 3 613/g 606/, A 109% 1103/4 f. 140 5 103 L. 5 118% 1183A 3 57% 573/4 5 1021/4 1021/4 5 947/, 947/g 5 997/, 997/, 3 631/4 63% 5 68% 68% 5 647/, 66i/4 Aand. 853/g 35% Oblig. 6 1113/8 lij Vs O. 6 82 81 )bl. 5 871/4 871/4 lito 7 ÜO A 331/4 34 116l/2 II6V2 d 4 100 d. 13% 7 871/s 86% 6 611/s 61 Ld 266/g Ld. 57 58 6 1071/s 107 v. looi/. blig. 7 H31/4 6 111 r. obl. 63% 64 6 1111/2 Uil/2 J1. 5 100 naatschappijen. 190 d. 4 1021/2 n. St. ito 54 g- 4 83 id. 60 g- 41/2 99 -Leeningen. f 100 109 109% V 100 1061/j 1053/4 1/2 fr. 100 88I/2 H/2 100 88I/0 fl. 100 108 IO73/4 4 250 111 ti 500 116 u 100 144 O 109 1531/4 ZK. 100 1671/» H 100 153 S fr 100 433/g 43 40* 10% 10% ZEEllW, ïlken MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95 Enkele nommers-0,02» UITGAVE VAN 4 EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regeh 50 cent, iedere regel meer 10 cent. maakt het onderwerp uit van eene bespre king in de Allgem. Schweizer Zeit, en daarin wordt weder juist geer. verkwik kelijk tafereel opgehangen van de toe-tan den, die in Argentinië heerschen. Ook daar, waar de arbeid zoo goed betaald heet, zijn werkstakingen aan de orde van den dag, en dat, als overal, van wegen de lage loonen. Merkwaardig is in dit opzicht een verzoek, gericht door 400: werkstakers tot zekere spoorwegmaatschappij, in wier fabrie ken ze tot dusver arbeidden. Het luidt aldus «De stijgende prjjzen der levensmiddelen, der huren en noodwendige behoeften, waar mee de verdiensten hoegenaamd geen tred hielden, hebben onzen toestand sinds lang onhoudbaar gemaaktsparen kunnen we slechts dan als we honger en dorst willen lijden. Wat wij beweren is zoo algemeen als waar erkend, dat we geen andere verklaringervan behoeven te geven. Onze toe stand wordt iederen dagjongunstiger. De eisch naar vervulling onzer nooden dwingt ons om een verhooging der loonen te verzoeken. Wij hopen dat onze chef het rechtmatige van ons verzoek der maatschappij onder de oogen zal brengen.» Inderdaad zijn, als hier beweerd wordt, de tevensmiddelen in Argentinië de laatste jaren zeer gestegen. Voor den aanvang van den goud- of «dwang» koers betaalde men voor een groote ongemeubelde kamer 9 nacionales per maand f 22,59 ongeveer), thans moet men 20 nacionales betal-n. Een halve liter wijn kostte vroeger 20 ets., thans 50, en dan is hij nog niet van de beste soort. Terwijl men vroeger voor f30 per maand kost en inwoning bekomen kon eischt men thans reeds f 90 en zoo gaat het in alles. De loonen zijn niet noe menswaard verhoogd wel zijn vele behoef ten tot het dubbele, drie en viervoudige in prijs gestegen. Zoo is sedert den 1 Nov. het brood aanmerkelijk duurder geworden en kleiner. Voor het beste brood be taalt men per half kilo 25 ct.neemt men het van mindere hoedanigheid, dan bekomt men voor dien prijs bijna 314 kilo. Nu zal men vragen, zegt de berichtge ver van het Duitsche blad, hoe in een land met meer dan 200 landbouwers-kolonien. zoo iets mogelijk is Het antwoord daarop kan kort zijn. Er heerscht in Argentinië een formeele Carneval in het speculeeren, in het op touw zetten van ondernemingen en in het bedriegen, zoowel als in het op nemen van geld en schulden maken. In dien deze speculatie- en leenwoede, die haar voelhoorns over heel la Plata uitstrekt, niet door de gunst, die men haar bewijst, daar aan was vastgeketend, zouden de toestan den gansch anders zijn en stond de goud- koers, de ondergangs des lands, al lang zeer laag of beneden pari. Ten slotte maakt de correspondent nog gewag van vele rampen die de landbouwende bevolking daar treffen, waaronder de over stroomingen van groote rivieren, die tal van menschenlevens kosten en zeer groote schade aanrichten. In waarheid kan hij dan ook zeggen, geen voor Europeanen aanlokkelijk beeld van Argentinië te hebben geschetst. Doch, verklaart hij, de agenten, die de landverhuizing, naar La Plata aan raden, zullen zich wachten zulks openbaar te maken. (Standaard.) V Ontwerf van wet op den arbeid van vrouwen en kinderen. Hieronder volgt, gelijk wij beloofd heb ben, het wetsontwerp op vrouwen en kinder arbeid, dat van wege de Regeering thans bij de Tweede Kamer aanhangig is gesteld. We znllen ook nu op den inhoud van dit ontwerp niet verder ingaan, doch druk ken onze bevreemding uit dat, waar in art. 8 wordt bepaald, dat het aan vrouwen «binnen vier weken na ^hare bevalling» ver boden zijn zal «in fabrieken en werkplaat sen» arbeid te verrichten, hieromtrent niets bepaald wordt vóór hare bevalling. 1. Inleidende bepaling. Artikel I. Onder arbeid verstaat deze wet alle werkzaamheden in of voor eenig bedrijf, behalvelo. werkzaamheden in de open lucht in of voor de bedrijven van landbouw, tuinbouw, veehouderij of veen derij 2o. werkzaamheden buiten fabrieken en werkplaatsen in of voor het bedrijf van hem, bij wien degene die ze verricht, in woont, voor zoover die werkzaamheden ook buiten eenig bedrijf in eene huishouding of stalling plegen voor te komen. §2. Van den arbeid vanjeugdige personen en van vrouwen. Art. 2. Het is verbodeh een kind bene den twaalf jaren arbeid te doen verrichten. Art. 3. Bjj algemeenen mratregel van lieszuur wordt door Ons, hetzij onvoorwaar delgk, hetzg voorwaardelijk, verboden een kind beneden zestien jaren bepaalde soorten van arbeid te doen verrichten, op grond van de gevaren voor de gezondheid of het leven van kinderen, welke die soorten van arbeid, hetzij in het algemeen, hetzij bij niet inachtneming van zekere voorwaarden, door verwelkt wordende stoffen of door de wijze van bewerking opleveren. Art. 4. Het is verboden den arbeid van een persoon beneden achttien jaren of in fabrieken en werkplaatsen dien van eene vrouw vroeger te doen aanvangen of later te doen eindigen dan, in het tijdvak van 1 April tot 30 September te 5 uren des morgens en te 7 uren des avonds, in den overigen tijd van het jaar te 7 uren des morgens en te 7 uren des avonds. Voor bepaalde bedrijven kan door Ons bij algemeenen maatregel van dit verbod vrijstelling worden verleend voor jeugdige mannelijke personen, onder zoodanige voor waarden als zullen noodig blijken. Art. 5. Hij, die een persoon beneden achttien jaren of eene vrouw arbeid doet verrichten, is verplicht te zorgen dat die arbeid worde afgewisseld door rusttijden van een gezamenlijken duur van tenminste twee uren, waarvan één rustlijd des voor- en één des namiddags telkens ten minste een kwart uur en één des middags ten minste een uur bedraagt. Hij zorgt dat de bedoelde personen en vrouwen gedurende den rusttijd des middags niet verblijven op een besloten plaats voor dsn arbeid bestemd. Art. 6. Het is verboden een persoon beneden achttien jaren of eene vrouw op Zondag arbeid te doen verrichten in fabrie ken en werkplaatsen. Voor arbeid, door Israëlieten verricht, kan door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur van dit verbod vrijstelling worden verleend, onder zoodanige voor waarden als zullen noodig blijken. Art. 7. De ertt 4 en 5 zijn niet toepas selijk op arbeid in of voor het schippers- of zeevisschersbedrjjf aan boord van vaar- tuigen verricht. Art. 8. Het is verboden eene vrouw arbeid te doen verrichten in fabrieken en werkplaatsen binnen vier weken na hare bevalling. Art. 9. Wanneer een persoon beneden achttien jaren of eene vrouw buiten de schafturen aangetroffen wordt op eene besloten plaats waar arbeid wordt verricht, wordt die geacht aldaar zelf arbeid te ver richten, tenzij het tegendeel blijke. Art. 10. Hg die een persoon beneden achttien jaren arbeid doet verrichten, moet in het bezit zijn van een kaart, houdende opgave van den naam, de voor namen, den dag en de plaats van geboorte van dien persoon, van den naam en de woonplaats van het hoofd des gezins, waarbij of van het gesticht waarin die persoon inwoont en van hem, die den arbeid doet Verrichten. Deze is verplicht die kaart aan de bij art. 13 bedoelde ambtenaren op aanvrage te vertoonen. Die kaarten worden ingericht naar een duor Ons vast te stellen model en worden geteekend en afgegeven door den burge meester der gemeente, binnen welke de jeugdige persoon arbeid zal verrichten. De kaarten en de daarvoor noodige ge boorte-extracten worden kosteloos verstrekt. Binnen vier en twintig uren na het eindigen van genoemde taak is men verplicht de betrekkelijke kaart, na daarop den dag van opneming en van ontslag te hebben vermeld, terug te bezorgen bij den burge meester, die haar afgaf. Art. 11. Hij die een of meer personen beneden achttien jaren of vrouwen arbeid in fabrieken of werkplaatsen doet verrichten, is verplicht te zorgen, dat ter plaatse waar die arbeid wordt verricht, steeds op eene zichtbare wijze is opgehangen, eene door hem onderteekende lijst, vermeldende de namen en de voornamen van die personen of vrouwen en den aanvang en het einde van de bij art. 5 bedoelde rusttijden voor elk hunner in het bijzonder. 3. Strafbepaling. Art. 12. Overtreding van een der bepa lingen dezer wet, behalve die van art. 15 of van een der bepalingen van de algemeene maatregelen van bestuur, overeenkomstig art. 3, art. 4 of art. 6 dezer wet uitge vaardigd, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste vijf en zeventig gulden. Indien tijdens het plegen van het feit nog geen twee jaren zijn verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schul dige wegens gelijke of eene andere over treding dezer wet, behalve die van art. 15, onherroepelijk is geworden, kunnen deze straffen worden verdubbeld. Art. 13. Met het opsporen van de over tredingen van deze wet en van de bepalingen van de algemeene maatregelen van bestuur, overeenkomstig art, 3, art. 4 of art. 6 dezer wet uitgevaardigd, zijn, behalve de bij art. 8 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de mare chaussees, alle ambtenaren van rijks- en gemeentepolitie, en de ambtenaren van het geneeskundig staatstoezicht. Art. 14. De bij art. 13 bedoelde ambte naren hebben te allen tijde toegang tot alle fabrieken, werkplaatsen en vaartuigen. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich dien desnoods met in roeping van den sterken arm. In fabrieken, werkplaatsen of vaartuigen, tevens woningen zijnde, en in fabrieken of werkplaatsen, alleen door eene woning toegankelijk, treden zij tegen den wil van den bewoner niet binnen dan op schriftelijken last van den burgemeester of van den kantonrechter. Van dit binnentreden wordt door hen procesverbaal opgemaakt encbinnen twee maal vier en twintig uren aan d ngene, in wiens woning is binnengetreden, in af schrift medegedeeld. Art. 15. De bij art. 13 bedoelde amb» tenaren zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun in fabrieken, werkplaatsen, vaartuigen en woningen omtrent het daar uitgeoefend wordend bedrijf is bekend ge worden, voor zoover het niet in strijd is met de bepalingen dezer wet. Hij, die opzettelijk de bij het vorige lid opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft, met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden, met of zonder ontzegging van liet recht om ambten te bekleeden. Geen vervolging heeft plaats dan op klachte van het hoofd of den bestuurder van het bedrijf of de onderneming. Art. 16. De bij deze wet strafbaar ge stelde feiten worden beschouwd als over tredingen, behalve het feit, strafbaar gesteld bij het tweede lid van art. 15, hetwelk als misdrijf wordt beschouwd. 4. Slotbepalingen. Art. 17. Deze wet is niet van toepassing op arbeid in ambachtsscholen en vakscholen, 's Rijks opvoedingsgestichten en werkin richtingen en gevangenissen, noch op werk zaamheden tot den militairen dienst be- hoorende. Art. 18. Deze wet treedt in werking den lsten Mei 1889. Op hetzelfde tijdstip vervalt de wet van 19 September 1874 Staatsblad no. 130), Nog zoo kwaad niet. Het denkbeeld van de antirevolutionaire raadsleden te Goes, de heeren Den Boer en De Jonge om verschillend schoolgeld te doen heffen op éénzelfde school, blijkt nog zoo kwaad niet geweest te zijn. Laatstgenoemde heeft er ook terecht op ge wezen, dat daartoe ook stemmen zijn op gegaan te Amsterdam. Wel werd dit door anderen indirect ontkenddoch thans bljjkt dat men er te Amsterdam nog wel degelgk aan denkt. De behandeling in den Amsterdaanschen gemeenteraad van een dergelijk voorstel als dat van den heer De Jonge zal het ons weldra leeren. In een der Amsterdamsche bladen toch lazen wij het volgende: Een minderheid kon zich vereenigen met het denkbeeld van verschillende schoolgeld heffing aan ééne school, omdat men meende dat schoolgeld moet geheven worden in overeenstemming met de finantieele draag kracht van de leerlingen. Zij wil de tegen woordige indeeling in vier klassen besten digen in de opklimming van het schoolgeld rekening houden met de inkomstenbelasting

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1889 | | pagina 1