De zeven-en-negentigste
doode.
Kerk- en Schoolnieuws.
Rechtzaken.
Gemengde Belichten.
Prof. dr. J. H. Gunning Jr. heeft een
schrijven gericht aan de Tweede Kamer,
waaiin hij, in aansluiting aan hetgeen de
minister Keuchenius in Ue Tweede Kamer
omtrent hem heeft medegedeeld, verklaart
«dat ik. lo de N. H. kerk van harte lief
heb en haar, ook zooals zij thans verkeert
onder de kerkordening van 1816/52, welke
ik afkeur, met vrijmoedigheid, hoewel met
droefheid dien. 2o dat ik, niet ondanks
maar vanwege die liefde, zeer nadrukkelijk
hare organisatie gelijk die thans is, bestrijd.»
De professor zegt ook «Ware ik van
Z. Exc. de meerdere of gelijke in weerzin
tegen onze Nederl. Herv. Kerk. dan zou ik
een zeer laag karakter moeten hebben.
Dan zou ik namelijk, als emeritus (dus
weder beroepbaar) leeraaren als tegenwoordig
kerkelijk hoogleeraar, in dienst staan van
eene kerk, die ik uit alle macht tegen
stond
Wanneer er beschouwingen omtrent mij
worden medegedeeld in bladen die met den
heer Keuchenius geestverwant zijn, gelijk
veelvuldig ook door den heer Keuchenius
gedaan is, dan zwijg ik daar doorgaans op,
om meermalen door mij opgegeven reden.
Maar hier is het een ander geval. Hier
worden leden van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, d. i. mannen, voor een
groot deel aan den kerkelijken sfrijd vreemd,
omtrent mij ingelicht door den minister
van Koloniën, op eene wijze, die, bij wettige
gevolgtrekking, mijne burgerlijke eere
bevlekt.
Daarom richt ik mjj tot deze volksver
tegenwoordigers, prijs stellende op hun juiste
meening omtrent mijn openbaar karakter,
waar dit nu eenmaal in een voor hen ge
brachte zaak betrokken is.»
Van het belangrijkste der jongste
kamerzittingen stippen wij aan dat de
heeren de Beaufort, Borgesius en Dijkmees-
ter voorwaardelijk hun steun hebben toege
zegd aan dit ministerie uitgezonderd echter
den minister van koloniën wien zjj niet ver
trouwen met het oog op zijne kerkelijke ante
cedenten. De heer Borgesius stelde het meest
vertrouwen in dit ministerie. Alledrie koeste
ren goede verwachtingen van den minister van
justitie, vooral om zijne wet op den kinder
arbeid. De heer Schaepman beantwoordde
de sprekers, en wees op de weinige eenstem
migheid van vroegere liberale ministeries
dat de schoolwet van 78 pas lVa jaar na
't optreden van het liberale ministerie in
behandeling kwam en dat tot verschooning
van het tegenwoordige ministerie mocht
worden aangevoerd, dat uit de rechterzijde
nog nooit iemand minister was geweesten zij
dus nieuwelingen in het vak zijn. Voorts dat
de eerste kamer haar in den weg staat en
dat hare meerderheid, uit twee partijen tot
stand gebracht, tegenover de liberale min
derheid te klein is, om zonder behoorlijke
overweging ook in staats-cornmissies, waarin
alle partijen vertegenwoordigd zijn in het
2.) FEULLETON.
Vervolg.)
Joris locpt al op en neer. «'t Is 'n flinke
jongen, goed voor 'n oppasser,» mompelt
hij. En in den tweestrijd van een slaperig
man, die zijn huis door den bliksem be
dreigd ziet, al weer onrustig over de lange
plankenslot, slof. Joris heeft den zieke
zoolang zoo gezien, dat het hem ven-ast
heeft. De voortdurende aanmaning van Herm-
sens, om zich aan de ketenen der zonde
te ontrukken en zich te plaatsen in het
Licht dat uitgaat van den Verlosser der
wereld heeft Joris niet bizonder getroffen.
Hij beschouwde den Godsdienst als een
gewoonte, die iemand nu eenmaal had aan
genomen de een ging 's Zondags ter kerk
en de ander dronk in de Buiten Sociëteit
zijn bittertje; 't verschil was alleen dat de
een twee en de andere vijf centen betaalde.
Maar toen hij datzelfde bleeke mannetje
daar zoo moedig, zoo kalm, zoo blijmoedig
zag wachten op den dood, maakte dat on-
atwr,sb're feit de overtuiging in hem leven
dig, dat de Godsdienst nog tot andere dingen
nut was. Te gemakkelijk en te traag echter,
om weg te werpen alle zonden en begeer
lijkheid, en in wanhoop of hij nijt te ver
was gegaan om door Christus aangenomen
te worden aan den éenen kant, en aan den
anderen kant begeerig naar een rust en
blijmoedigheid en verzekerdheid, zooals hij
vóór zich zag, en zooals hij zich uit zijne
jeugd van zijne moeder herinnerde, was bij
in gedurigen tweestrijd.
Zijne moeder, die met de engelen Gods
zjjn bedje bewaakte En bij die gedachtej
en terwijl zijne ziel heen en weer geslingerd
bestaande in te grijpen. Wat de schoolwet
aangaat, hebben de libeialen ons wel een
partijkei bezorgd, doch de nieuwe schoolwet
die wij de natie geven willen moet natio
naal zijn en het belang van allen bedoelen.
De heer Domela Nieuwenhuis bestreed dit
ministerie, wijl het niets doet en kondigde
een motie aan, betrekkelijk vermindering
van den druk der belastingen, en raadde
tot belangrijke inkrimping van het,
naar sprekers oordeel, veel te uitgebreide
stel ambtenaren. De heer Goeman Bor
gesius bestreed de denkbeelden van den heer
Nieuwenhuis. Een belangrijke samenstem-
ming werd waargenomen omtrent de kolonie
Suriname tusschen minister Keuchenius en
den oud-gouverneur van de West, het ka
merlid Smidt.
De heer Gleichman betreurde de
weinige werkkracht van den minister van
financiën, wien hij aanraadt de belastingen
te hervormen. De heer Heldt wil het
aantal ministers inkrimpen door b. v oorlog
en marine onder een hoofd te brengen.
De heer Lohman dankte de liberalen voor
de welwillende ontvangst van dit ministerie,
dat hun d*s blijkt te zijn meegevallen, al
had men het eerst een ramp voor het land
geacht. De heer Gleichman zei daarop dat
het dan ook geen kerkelijk ministerie is
hij heeft hier nog geen kerkelijke katholieken
ontdekt, waarop dhr. Lohman dien heer
dank zei voor deze bekentenis Wij hebben
geen kerkelijk ministerie en willen het
ook niet. Spreker verdedigde verder de
regeering tegen beschuldigingen van werke
loosheid, en wees op de wetten die het
heeft toegezegd, onder anderen de pensioen
wet enz. Tevens wees hij op het be
paalde ünanciëele stelsel van den minister
Godin, en bepaalde de liberalen bij hunne
overdreven voorspellingen bjj de verkiezingen,
als zouden wij de openbare school afbreken.
En is dat nu geschied
Hjj drukte overigens den wensah uit,
als de liberale partjj, wat zij in het uitzicht
stelt, den minister van koloniën mocht
doen vallen, dat dan het geheele ministerie
zich met hem lotgemeen stelle en zijn taak
neerlegge. I)it ministerie moet .staan of
vallen in zjjn geheel. De heer v. Houten
vond dat er in dit ministerie ook socialen,
radicalen enz. moeten zitten, want die
hebben ook tegen de liberalen gestemd bij
de verkiezingen. Minister Mackay verde
digde dit ministerie, dat eenstemmig denkt
over regeeringsbeleid. Zoo het werk niet
vlug genoeg van de hand gaat, ligt dit
aan den aard der wetten die strenge voor
bereiding eischen, als onderwjjs, sociale
quaestie en financiewezen. Aan de rege
ling van het kiesrecht dient die der be
lastingen vooraf te gaan. Waar men den
minister van koloniën wil afmaken, waar
schuwt de minister dat men zoo den
kerkelijken strijd toch niet betindigt. (Boven
dien is van de regeering geen kerkelijke
wordt tusschen berouw en vrees, fdie hem
bij dit doodsbed op onverklaarbare wijze
aangrijpt, dwalen zijne oogen omhoog. Hij
ziet weer het kleine kamertje de platen
van «Timotheus en zijne moeder» en «Chris
tus Consolator» aan denj wand het kleine
lampje, dat de donkere ramen, die door
den wind heen en weer worden gerammeld,
spookachtig verlicht. En in het ledikantje
in veilige, zalige rust een klein zwartlokkjg
jongske met het hoofd voorover in de k us-
sens gedoken en de bloote knietjes op het
witte laken, terwijl er een engel over hem
heen buigt, zijn gevouwen handjes in de
hare houdt, en het hem voorzegt«Ver
geef ons onze schulden, gelijk ook wij ver
geven onzen schuldenaren. Leid ons niet
in verzoeking.» En bij die herinnering slaakte
zijne ziel van uit hare kluisters van zonde
en dood één langen, schreeuwenden, sner
penden smartkreet, die doordringt in de
hoogste hemelen I
En angstiger wordt Jorisangstig voor
zichzelven, als iemand die spelender wijze
een vuur heeft aangestoken en nu opeens
bemerkt, dat hij door zijn eigen vlammen
verteerd zal worden. Joris steekt zijn pijp
aan. Joris zegt dat het zijn 97ste al is en
dat het niets te beteekenen heeft. Joris
schaamt zich over den traan, die in zijn
Napoleons-knevel valt. Joris zegt «dat het
een goeje jongen was en goed voor een
oppasser.
«Hij was niemendal beangst voor de groote
reis.» «'tls toch een gekke uitdrukking
de groote reis.» Joris meent zich iets te
herinneren van een lied, dat hij als kind
zong, en waarin voorkwam Op reis naar
't hemelsch vaderland», en hjj beproeft
werkelijk de melodie terug te vinden.
«Naar 't hemelsch vaderland, daarheen
voert Joris' weg niet», zegt iemand vlak
hartstocht te verwachten en ook het bewind
van den minister van koloniën zal aan de
kerkelijke partijen niet nadeelig zjjn. Ook
de minister van financiën verdedigde zijn
beleid, waarover later.
j' Naar de Argentijnsche republiek.
In een Zwitsersch blad komt een brief
voor van een Zwitser, die naar Argentina
trok en heel weinig goeds vari de landver
huizing zegt. Hjj noemt den toestand min
der gunstig dan hij hier door de agenten
wordt afgeschilderd. Al twee maanden zijn
10.000 Üuit'che landverhuizers uit de Oost-
zee-provinciën door den landveihuizings com
missaris in Europa aangemeld. Tot nog toe
heeft niemand hen gezien. Evenzoo staat
het met de 50.000 Belgen. Zij zijn er nog
niet. Uit Zwitserland moesten 5C00 komen.
Maar er zijn er nog pas een 250, en die
hadden meestal bekenden hier. Blijkbaar
let men in Zwitserland op de waarschuwin
gen, indertijd openbaar gemaakt en die
hier vrij wat misnoegen verwekten't
zuiden belanghebbenden nuttig zijn. Want
zoolang de toestanden niet beteren moet
men iéder raden zich tweemaal te bedenken
voor hij naar Argentina trekt. Is men
eenmaal hier, dan g at terugkeeren niet
zoo gemakkeijjk.
Nog klaagt de schrijver over geldvervalsching
waarvan de landverhuizers den meesten last
hebben, want zij kunnen geen valsche van
echte munt onderscheiden.
Men dient van deze mededeelingen notitie
te nemen.
Nog klaagt hjj over de slechtigheden dei-
bewoners van de hoofdstad Buenos Ayres.
Evenwel deze klacht behoeft men zich
dunkt ons niet aan te trekken. De land
verhuizers zullen zich wel niet in de hoofd
stad vestigen; en of de menschen er slech
ter zijn dan b. v. te Ierseke of Rotterdam,
waar men ook gruwelen bedrjjft, dient voor
alsnog betwijfeld.
Ned. Herv. Kerk.
Aangenomen naar Sprang door W, Ra-
man te De Bilt.
Goes. Het kieskollegie heeft heden in de
vacature Sloover en v. d. Heil, die bedankten,
mede na het bedanken van de hh. [J. A.
Steketee en J. Marinusse gekozen tot diake
nen de hh. Jan de Bruijne en F. J. Boone,
resp. met 18 en 17 van de 30 stemmen.
Benoemd tot onderwjjzer aan een staats
school te Rotterdam de heer J. Blankert te
Nieuwdorp.
De zaak van een 41jarigen landbou
wersknecht uit Oud-Vossemeer, door't kan
tongerecht te Tholen veroordeeld tot 2
geldboeten van 10 gulden, ter zake van
overtreding der jachtwet, werd gister dooi
den Hoogen Raad, voor het gerechtshof te
's Gravenhage behandeld.
achter hem. Hjj keert zich omom te zien
wie of het is; maar het is niemand: tzal
verbeelding geweest zijn. Gek, dat hij ieder-
keer zoo aan zijne moeder moet denken.
Daar heb je dat kind weer met de donkere
krullen op het witte kussen, dat spookachtig
licht en die moeder. Neen 1 dat is Joris
niet 1 Dat is zijn moeder niet, lang niet 1
Maar of hij zich dit al tracht wijs te maken,
het helpt niet. Al had er met gloeiende
letters «Joris en moeder» onder gestaan,
dan kon hij er niet meer van overtuigd zijn.
Terug dus, naar het clubje. Joris is bang
als de kinderen, die de spoken met hardop
zingen willen verdrijven. «Jongenszegt
hjj luide en met gemaakte vroolijkhaid,
«jongens, weet je wel van welk groot beest
de voornaam net is als de toenaam Nie
mand weet het. «Van dit», zegt Joris
op zich zeiven wijzende, 'k Heet van m'n
voornaam ook «Joris», verduidelijkt hij. Of
'taan Joris' angstig gezicht en toon of aan
den indruk van de nabijheid des doods ligt,
maar de «jongens» glimlachen slechts even.
Joris Joris is meer dan ooit overtuigd
dat hjj «een groot beest» is. Hij loopt al
weer op en neer, en kijkt eenige malen
in een boekje, dat hij ook van Hermsen
kreeg bij diens portemonnaie tot een aanden
ken, en welk boekje wel op een bijbeltje
lijkt. Ja, ja, dat is nu zijn |97ste al, dien
hij heeft zien sterven in het hospitaal. Maar
zoo gaat het in de wereld. Hij zal dezen
denkelijk ook wel weer moeten afleggen.
Al zegt hij het zelf, in 't afleggen is hij
een baas. Hjj heeft eens een vetten Indischen
kapitein afgelegd, wien niemand van de
oppassers aandurfde. Hij pakte «den knaap»
vast en droeg hem de trap af. Halverwege
struikelde hij echter, zoodat hjj naar beneden
tuimelde, met «den knaap» boven op hem
gelukkig had geen van beiden zich bezeerd
Bekl., die, evenals in eersten aanleg,
ontkende zich aan het hem ten laste gelegde
te hebben schuldig gemaakt, bleek reeds
meermalen wegens strooperij veroordeeld te
zijn. Eisch was dat 'tHof het vonnis des eersten
rechters zou vernietigen en den bekl. ver-
oordeelen tot 2 geldboeten van 40 gulden.
Mr. C. A. Vaillant, bekl/s verdediger, ver
wachtte met vertrouwen de vrjjspraak van
dezen beklaagde. Uitspraak 20 December.
Vlissingen. Den sergeant J. Daalhuizen
van de le Compagnie der d.d. Schutlerjj
alhier, die door den schuttersraad 22 October
jl. werd veroordeeld tot degradatie en van
dat vonnis in hooger beroep kwam, werd
Donderdagavond in eene openbare zitting van
den schuttersraad ter kennis gebracht dat
het tegen hem gewezen vonnis door Ged.
Staten van Zeeland is te niet gedaan, wegens
een gebrek in den vorm.
Oostburg 6 Dec. Nader vernemen wjj)
dat er voorloopig alleen eene nieuwe kat.
holieke bewaarschool zal gebouwd worden
- Benoemd tot Brigadier-Majoor te Hein-
kenszand P. de Vos als zoodanig gestati
oneerd te Brouwershaven.
Het stoomschip Zaandam der Nederl.
Amerikaansche stoomvaartmaatschappij ver
trok eergisteren te 12 ure van Amsterdam
met eene volle lading, 4 passagiers eerste
klasse en 415 passagiers derde klasse, meer-
endeels Nederlandsche emigranten' naar de
Plata-Rivier.
Ook voert het stoomschip prachtig Noord
Hollandsch vee mede, bestemd tot vereJe-
ling van den Zuid- Amerikaanschen vee
stapel.
Honderden familieleden deden de passa
giers uitgeleide.
Het stoomschip zal het eiland St. Vincent
aandoen om steenkolen in te nemen. Het
kan 2 Januari de bestemming, Buenos- Ay
res, bereiken.
Duur hondenbrood. Zeer kalm
en bedaard liep op St. Nicolaasavond aan de
Oudegracht te Amsterdam een banketbak
kersknechtje, een groote taart op een onge
dekte schaal dragende. Onverwachts werd
hij of liever de taart, door een grooten hond
aangevallen, die dadeljjk zijn tanden in het
heerlijke gebak zette en het voor een groot
gedeelte verzwelgde. Ziende dat de ver
schrikte knecht de rest trachtte te redden,
wilde de hond in hem de tanden zetten,
welke voornemeu echter spoedig opgegeven
werd, toen de knecht de schaal, op aan
raden van den eigenaar des snoepers, op
den grond zette. Op vertoon van de kwitan
tie ten bedrage van f 1.50 werd den beroofde
een rjjksdaalder in de hand gestopt. De
eigenaar van het «lieve diertje» een student,
zeide daarop lot den hond nu mee naar
de kroeg, daar zal een glas wijn op smaken.
Doch ook dit geestig verhaal is niet ge
schikt om de vrooljjkheid op te wekken
Alweer dus dien ouden eentonigen loop
hervat. Alweer dat kinderbeeld en daarna
iemand die geheel zwart ziet, met zware
kettingen aan handen en voeten. Is het
bedrog of niet dat er met groote gloeiende
letters onder staat: Joris Joris? 't Zal wel
bedrog zjjn. En angstig keert bij zich om.
Onbeweegljjk ligt daar de stervende. Kalm
en als iets verwachtende, dat weldra komen
zal. Joris denkt, dat iemand, die overwin
nend van het slagveld in zijn vaderstad
weerkeert, er ongeveer ook zoo uit moet
zien, Joris heeft het zelden zoo bijgewoond
zoo kalm. Hjj ontkent het niet, zelf geducht
tegen de groote reis op te zien. 't Is on
begrijpelijk, zoo'n jongenHij haalt iets
uit de kast, en kijkt even in het boek.
't Kan nooit geen kwaad. En er mocht eens
iets inliggeneen brief of zoo.
Zahg zijn de dooden die in den Heere
derven van nu aan. Ja, zegt de Geest,
want zij rusten van hunnen arbeid en
hunne werken volgen met hen.» Die in
den Heere stervenja, zoo [is het. Waar
komt het vandaan, dat N» 21 zoo zacht en
kalm is? Maar Joris heeft nooit in den
Heere geloofd, hoe wil hij dan in den Heere
sterven O, wee o wee
Ja, zegt de Geest 1 wonderlijk de
Geest zegt. Zou de Geest ook gezegd hebben
van «Naar 't hemelsch vaderland, daar
heen»
En terwijl Joris met zjjn banden in de
kast zoekt, buigt hjj het hoofd en slaakt
een kermenden kreet. En zacht stamelt
zijn mond de woorden na, die eene stem, als
de stem zjjner moeder achter hem fluistert
er geef ons onze schulden
{Slot volgt.)