Moord te Ierseke. Voor de arrondissements-rechtbank te Middelburg werd heden behandeld het ontzettend drama dat in den namiddag van 26 Augustus te Ierseke afgespeeld werd. Pieter de Koeijer, oud 44 jaar, geboren te Axel, moest zich verantwoorden voor hetgeen in dien namiddag is geschied. Hem werd ten laste gelegd dat hij zich naar de hofstede, bewoond door Cornelis Meijaard aldaar heelt begeven, met het op zettelijk doel om diens huisvrouw, Jannetje Mieras, het leven te ontnemen. Dat hij haar met een ijzeren griep en een ijzeren spade zoo heeft geslagen, dat de dood on middellijk is gevolgd. Dat hij daarna, uit het aan de schuur waarin de moord had plaats gehad, grenzende woonhuis had weg genomen met het doel om zich dat toe te eigenen, een zakje, inhoudende een bank biljet van f25 en ongeveer f50 aan rijks- daaldersen guldens; een paar vrouwen gouden hoofdstukken, een quitantie en een postwis- selbewijs, welke in het kabinet waren ge borgen, dat door hem is opengebroken. Reeds lang te voren had een groote menig te nieuwsgierigen de zaal van liet gerechts hof gevuld. Het hof was samengesteld uit de heeren mr. van der Lek de Clercq, vice- pres, de rechters Callenfels en Gratema liet opeabaar Ministerie werd waargenomen door Mr. Schuurbecque Boeije, de plaats van den Griffier was door Mr. Snouck Hurgronje ingenomen. Na voorlezing van de desbetreffende stuk ken werd het rapport der deskundigen gelezen. De beschuldigde door de rijksveldwacht binnen geleid zag zeer brutaal de zaal rond en nam daarna op de bank der beklaagden plaats. De President zegt tot de Koeijer Gij hebt gehoord dat de acte van overlijden van Jannetje Mieras is voorgelezen en dat gij den dood van dat rnensch op je geweten hebt. Hij herinnerde den beklaagde aan wat hij voor den reehter van Instructie heeft ver klaard. De Koeijer vertelde nu alsof het de natuurlijkste zaak ter wereld was op welke wijze hij den moord heeft gepleegd. Terwijl de vrouw in de schuur bukte naar een losloopend kalf, heeft hij haar met een griep een slag gegeven waarop zij ineen zakte en omviel, waarna hij haar met een daar staande spade heeft geslagen totdat zij dood was. Daarna verklaarde hij naar de woning gegaan te zijn om te stelen wat reeds is gemeld. Hij heeft de verstagene laten liggen waar zij lag. Zij stond op de plaats waar het lijk is gevonden. Op de vraag van den verdediger op welk oogenblik de gedachte om daar te gaan stelen bij hem opkwam, antwoordde hij Toen ik bij het wegje kwam. Het getuigenverhoor nam een aanvang met Dr. A. van Selms van Ierseke, die om 6 uur bjj het lijn kwam en verklaarde dal de vrouw waarlijk was gestorven. Dat door den eersten slag een hersenschudding is ont staan, waardoor de vrouw is ter aarde ge stort. De dood is aan de toegebrachte ver wondingen toe te schrijven. De verdediger vraagt aan den getuige of hem ook bekend is dat de Koeijer zich in den laatsten tijd aan den sterken drank heeft overgegeven. Getuige zegt dit alleen van hooren zeggen te,weten. Op de vraag of hem bekend is dat door drankgebruik de zedelijke gevoelens zeer afnemen, werd door dezen geneesheer bevestigend geantwoord. Als tweede getuige werd gehoord Dr. J C. Bolle van Middelhui g, die beslist verklaarde, dat de op het lijk gevonden wonden onmiddel lijk den dood hebben ten gevolge gehad. I e vrouw moet recht tegenover den moordenaar hebben gestaan, anders was het niet mogelijk geweest haar te raken boven de oogen, aan het voorhoofd, zooals thans is geschied. Ook aan dezen getuige deed de verdediger de zelfde vragen als aan den voorgaanden en of door drankgebruik de zelfbeheersching geheel verloren gaat. Ook dhr. Bolle be antwoordde deze vragen bevestigend. Door getuige W. Meijaard van Ierseke werd verklaard dat hij familie van den beklaagde was, doch daar de Koeijer geen bezwaar hiertegen had, werd ook hij onder eede gehoord. Hij kwam met de koeien naar huis en zag toen een stierkalf los loopen, waarna hij naar huis ging en zijn moeder schuin met haar hoofd tegen den muur zag liggen, bij de opening van den koeienstal. Hij was de eerste die zijn moeder vond. Hij zag aan haar hoofd ontzettend veel bloed en dat zjj erg verwond was. Hij heeft haar mond nog geopend en voelde dat zij reeds koud was. Het was voor hem, zeide hij een ontzettende ontmoeting. Hij erkende al de ter terechtzitting aanwezig zijnde voorwerpen. De molenaar zeide dat hij de moordtuigen weer op hun plaats heeft geworpen. Deze getuige was vreeselijk ontsteld en is al schreeuwende de straat opgeloopen en eerst later de woning ingegaan waar hij bemerkte dat het kabinet was opengebroken. Hij had Zaterdagavond die gelden nog gezien en het kistje waarin zij geborgen waren. De beschuldigde kwam zeer weinig bij die familie en zoover getuige wist bestond er geen bepaalde wanverhouding [of eenige reden waarom beschuldigde, de verslagene kon haten. Op de vraag van den ambtenaar van het O. M. of de Koeler wel eens om geld had gevraagd, antwoordde getuige ontkennend. Get. constateerde dat de moord alleen uit hebzucht is gepleegd. Op de vraag van den President of er ook een worsteling heeft plaats gehad, ant woordde de Koeijer ontkennend, de vrouw had niets tegen gedaan. Door J. van Koe veringe werd verklaard dat hij geholpen had bet lijk te vervoeren uit de schuur en gezien had dat de vrouw erg bebloed en dood was hij is naar het dorp gegaan om den man en de dochters te roepen, wien hij aan zeide dat het met de vrouw en hun moeder niet goed was en /ij spoedig naar huis moesten komen. Hij was de Koeijer tegen gekomen om half twee en nog een einds weegs met hem gegaan. Hij zeide dat hij maar nu en dan een halven dag werkte en toch altijd geld had; dat hij naar den Haag voor een rechtszaak geweest was. De moordenaar riekte naar sterken drank en was driftig. Getuige ging naar de kerk en zag op het kerkplein dat de Koeijer, die naar huis was gegaan weder zijn woning verliet. Beschuldigde spreekt tegen dat hij over rechtzaken had gesproken en zegt nooit in den Haag geweest te zijn. De koeijer zegt dat hij nooit geld heeft gehad, wat de voor zitter hem toegeeft en zegt als de deur waarder beslag op je legt en je schulden hebt, dan hebt je zeker geen geld, maar jij was dien middag zeker al met die gedachte bezig om bij Meijaard te gaan stelen wal jij niet hadt. Toen jij om 2 uur daarheen ging, was het al de 2de maal op dien dag zeker ben je de eerste maal voor de ont zettende daad teruggeschrikt. J. M. Bles, gemeenteveldwachter, deelde mede op welke wijze hij het lijk enz. gevonden had, wat met de verklaring van vorige getuigen overeenkwam. Om ongeveer kwart voor drie had hij een man dat huis zien uitgaan en op dien weg heeft hij quitanties gevonden. Het gedrag van den beklaagde liet volgens den veldwachter veel te wenschen over. Op de vraag van den verdedigde of hem ook iets bekend is aan gaande den achteruitgang van beklaagde, die vroeger landbouwer was en daarna winkelier is geworden en thans gewoon arbeider, antwoordt de veldwachter ont kennend. Getuige was later den beschuldigde tegengekomen. Getuige E. de Jong was om half vijf ter plaatse van den moord gekomen en vond het lijk op stroo liggen en de huisgenooten zeer verslagen. Hij was de Koeijer 'smij digs tegen gekomen om ongeveer halfeen, toen ging hij in de richting van Mejjert en heeft hem gesproken over een oude schuld, waarop de Koeijer antwoordde dat hij voor het geld zou zorgen en de Jong zich niet ongerust be toefde te maken, waarbij hel is gebleven. Getuide had opgemerkt dat hij erg gejaagd was, hij keek mij' erg ruw aan en ziet er nu kalmer uit dan toen. De Jong had zijn pacht op f35 gebracht. Hij wist niet waarom hij wilde gaan stelen. De pres. wijat er op dat dit reeds de tweede persoon was waarmede beklaagde dien middag over geld heeft gesproken en beweert dat hij wel degelijk van plan moet geweest zijn om bij M. te gaan halen wat hij rioodig had. Door D. Koeleman, Burgemeestar van Ierseke werd verklaard dat hjj namededee- ling van hetgeen was geschied, door den veldwachter zich naar de woning van M. heeft begeven en dat ze re :ds allen thuis waren en het lijk op stroo la.'. De voorzitter vraagt dezen getuige eenige inlichting be treffende de familie Meijaard waarvan de Burg. zeide dat het een fatsoenlijke gods dienstige familie is, en dat ook de familie de Koeijer fatsoenlijk is; de vader van den beschuldigde is Wethouder geweest en had den Burgemeester wel eens gezegd dat hij van dezen zoon veel verdriet heeft gehad. Wanneer beschuldigde wilde kon hij goed werken en hij heeft zeer oppassende kin deren. Zijn oudste zoon een timmermans knecht onderhield het huisgezin doch hij kreeg nooit geld van de kinderen. Hij is een stug mensch, die zich met niet velen inlaat, hij is erg afgetrokken, en heeft nog al hier en daar schulden. De erfenis die hem te wachten stond was voor zijne kin deren bestemd, aangezien die van zijn vrouws kant kwam. De Koeijer had geen aanmerking op de verklaring van dezen getuige, die ook be weerde dat hij van kinds af het slecht heeft gemaakt en dat hij menigma al door zijn vader is gewaarschuwd. Ook moet de vrouw van de Koeijer, die een jaar dood is, het niet aangenaam bij hem hebben gehad. De burgemeester was de Koeijer tegen gekomen die erg van kleur veranderde: dit had zijn aandacht getrokken, waardoor hij er toe kwam om de familie te vragen of de Koeijer er soms niet meer van kon weien, wat door de familie werd toegestemd. De Koeijer was daar meermalen op Zondag geweest. Vervolgens werd gehoord J. Koster, veld wachter te Ierseke, die verklaarde dat de Koeijer van jongs af al is geweest wat onmenschelijk was. Hij dronk geregeld veel sterken drank, wat aan zijn achteruitgang veel heeft bijgedragen. De getuige was vroeger bij hem geweest met den deurwaarder van de belastingen om zijn boel op te schrijven. Hij heeft toen op verzoek van den beklaagde hem toen het geld ter leen gegeven orn den Deurwaarder te betalen, wat de Koeijer hem later zou teruggeven Op de vraag of zijn vader hem vroeger had bedorven, antwoordde hij ontkennend; ook op de vraag of hij in zijn huisgezin slecht met zijn vrouw handelde en of dat aan haar lag, kon deze getuige geen in lichtingen geven wel dat hij veel rondliep en de veldwachter wel tegen hem zeide (.(gij zijt net zoo'n joodsche wandelaar.» De Koeijer deed altijd nog al veel wat niet deugde hekkens van de weiden opendoen enz. Getuige heeft hem gekend van toen hij 8 jaar oud was, altoos was hij erg ruw. Pieter Leijs, arbeider te Ierseke verklaarde or geveer het zelfde wat reeds door anderen was meegedeeld. De zitting werd nu een half uur geschorst. Heropend zijnde werd C. Meijaard onder vraagd, zijnde een zwager van den beklaagde die geen bezwaar maakte dat ook deze ge tuige onder eede gehoord werd. De presi dent zegt niet veel tot hem te zullen spre ken over het ontzettende feit dat aan zijn vrouw het leven gekost heeft. Getuige her kende al de aanwezige voorwerpen en ver klaarde hoe hij het bij zijn tehuiskomst had gevonden, en dat ruim 70 gulden uit hst kabinet is ontvreemd. Op de vraag of de Koeijer wel eens bij hem kwam en ook in de maand Augustus meermalen geweest is, werd door getuige bevestigend geantwoord. Hij kwam in den laatsten tijd meer dan gewoonlijk en er bestond geen kwade ver houding tusschen beklaagde en de Mejjaarts. Getuige verklaarde dat de Koeijer kon weten dat een te trekken erfenis nog niet jn zijn bezit was. Ook werd deze getuige nauwkeurig on dervraagd op wat wijze men van het padje dat op zijn woning uitkomt, zien kan wat of er in de schuur voorvalt, of men dan het daarin zich bevindende vee kan zien of men kan waarnemen, vraagt de verdedi ger, dat het vee losloopt, of men het kan zien als bijv. het dier den kop door een der deuren steekt. Hij kan dat niet zien zegt getuige wel als hjj wat naderbij komt. De verdediger vraagt hem of de Koeijer kon denken dat er eenig geld was Getuige zegt ja, want hij kon weten dat getuige een en ander verkocht had. Ook op de verklaring van dezen getuige had de Koeijer geen aanmerkingen. Hij zegt dat hij bijna aan het erf was toen hij dat stierkalf zag los loopen en naar binnen is gegaan om dit aan de vrouw te zeggen. Hij zegt niet te weten waar hij anders zou zijn heengegaan. Getuige W. Meijaard werd nu nog een« in verhoor genomen en gevraagd waar hij genoemd stierkalf heeft gezien en of hij van meening was dat de touw, waaraan het beest heeft vastgestaan, kan zijn afgesneden; getuige wist dat niet en deelde mede dat het dier geen stalband jmeer om had. Op de vraag of de Koejjer langs bedoeld padje wel meer naar hem toekwam, zeide get. dat hij gewoonlijk langs den grintweg kwam. In acht weken tijd was hij tweemaal des Zondags onder kerktijd geweest, doch voor den moord was de gedachte dat daar iets achter «tak bij niemand opgekomen. Get. wist' niet hoeveel geld of hij voor het ver- koopen van aardappelen had ontvangen. Door Kaatje Adriana Meijaard, werden de aanwezige voorwerpen als behoorende aan haar moeder herkendook de muts en de hoofdstukken van de verslageneook zij verklaarde dat de Koeijer 2maal bij hun was geweest. A. Pover, rijksveldwachter heeft op aan wijzing van den beklaagde het geld in een busje onder den grond gevonden en op de plaats het goud. Getuige heeft hem Maan dag naar Goes gebracht en op aanmaning van getuige heeft hij na lang weigeren bekend en gezegd dat hjj het gedaan heeft en wat hij gedaan heeft met de in beslag genomen voorwerpen. Dat hij het doel had te stelen en dat hij eerst die vrouw wilde dooden. Op de vraag of het waar kan zijn dat het stier kalf los liep, n oest, getuige het antwoord schuldig blijven. Beklaagde heeft dezen am- tenaar verklaard dat hij om geld verlegen was en het daarom gedaan heeft. Bekl. zegt dat hij niet wist dat er niemand dan de vrouw thuis was. Hij heeft aan de vrouw nog gevraagd of zjj alleen thuis was. Toen hij het geld gestolen had is hjj naar Krieger om een glas gegaandaarna naar huis en heeft toen het busje bij hem in de grond getrapt en de oorstukken op no. 100 gelegd. Bij Krieger had hij dien dag een rijks daalder gewisseld. Voorts had hij 10 gulden betaald en Harthooru ook eenige kruiken bier. Beklaagde ontkent wat hij vroeger heefd gezegd, dat hij de lam. Meijaard op den grintweg is tegengekomen. M J. Straub, rijksveldwachter hetft het gestolene in beslag helpen nemen en was er mede bij tegen woordig toen de K. zijne misdaad bekend heeft. J. van de Velde landb. te Ierseke ver klaarde dat beschuldigde bjj hem een .halve dag heeft gewerkt en zjjn geld daarvoor heeft ontvangen. Ook deze get wees er op dat bekl. erg onverschillig was, en zeide dat het te Ierseke niet gemakkeljjk gaat om vast werk te krijgen. Getuige was de K. om 1 uur des Zondags op de grindweg tegen gekomen, en is van meening dat be klaagde later is terug gekeerd. Getuige J. de Mul huisvrouw van O. Nieuwenhuize, heeft in den namiddag van 26 Aug. deK. gezien op den weg van Ierseke naar Krui- riingen waar hij een praatje tegen haar maakte en zeide dat hij naar Meijaard ging om zijn dochter te zoeken. Hjj verliet haal bij het Zoutepadje. Zij is bljjven kjjken wat hij ging doenhjj klom de heining over i n een half uur later heeft zij hem zien weggaan. Beklaagde zegt dat het niet waar is dat hij daar ging om zijn kind te zoeken en ontkent dat hij over de heining geklommen i«. Getuige bleef bjj de verklaring volharden. De President wjjst den beklaagde op de waarschijnlijkheid dat hij liegt, en zegt niet te gelooven dat hjj het beest had zien loopen en wjjst op het vreemde verschjjnsel dat het dier zonder touw aan de kop liep en hat zeer waarschijnlijk is. dat hij het kalf heeft losgesneden. Door J. Nieuwenhuize werd verklaard dat zij nog een eindweegs met de Koeijer heeft geloopen en dat hij gezegd heeft naar die familie te gaan om te zien of zijn dochtertje daar was. Get. bleven wachten om te zien of het wel waar was dat het kind van beklaagde daar was. Door deze beide getuigen werd dit vol ge houden, terwjjl de beklaagde zegt dat zjjn kind daar nooit kwam. De president dringt er nog eenmaal op aan dat hjj de waarheid zal zeggen en ook de verdediger herhaalt wat de Koejjer reeds in de gevangenis is gezegd, dat het in zijn belang is de waarheid te zeggen. Getuige J. de Koejjer, zoon van den bekl. werd nu ondervraagd, de president zegt dat hjj aan hem niet veel zal vragen daal de betrekking tusschen hem en den be klaagde te nauw is. Getuige zegt dat zijn vader om een uur van huis ging en net was als anders. Om 4 uur kwam beklaagde weer thuis en was aan hem niets te zien. Ook was hij er nooit getuigen van dat zjjn vader dingen deed, die deden vermoeden dat hjj niet goed van zinnen was. Ver dediger vraagt of zjjn vader niet te beschikken had over het loon dat zjjn kinderen ontvangen. De zoon zegt dat hjj na zjjns moeders dood dit aan zjjn zuster gaf. De herbergier Krjjger, bjj wien de bekl. een glas bier heeft gedronken, zegt dat hij woest uit zijn oogen keek en verklaarde dat hij van de hofstede van Meijaard kwam en dat zjjn vrouw gedood was; tweemalen op dien dag is bekl. in die herberg geweest. Get. van Os, verklaard hoeveel geld hij van hem kreeg en dat de Koejjer op den be- wusten dag alles betaald heeft, omstreeks halt vier, aan diens vrouw. Get. Harthoorn, hsrbergier, verklaarde dat op 26 Augustus bekl. bij hem is ge weest en later in den middag is terugge komen. Get. zegt dat de bekl. een stevigen borrel dronk. Hjj was dien avond in een gewone stemmi verdediger of hjj niet een gulden h Ik heb die late gehruiken zou. had de K. f2,50 vroeger wel eens J. de Vos, No door den Verdedi is dat de Koeije van de Wed. Meij vestigend en zegt van het vaste g dien datum f460 schuldvordering w dat beklaagde op wist dat hij hef aftrek van hetgee legd zou de K. n den ontvangen he De president woord nog eens getuigen verhoor t bekend e" gedaan, zou hebben gedaa in de schuur had klaagde dat niet wijst hem zeer er van zijn daad en reeds vroeger het aard te gaan stele nend antwoord, verdediging aan berouw zegt hjj, d Hjj geeft niets te al de vragen die d Het woord kwa van het O. M. Wij zijn nog ni geveer begon hjj dat 14 dagen gele Allen toen tegenw hebben uitgesproke in lang niet meer komen. Thans zit weer e beschuldigden die o medemensch heef schetste den toesta thans in ellende is op dat de verslage mensch was. Hjj verhaalde w is gedaan op welk hjj die vrouw het 1 had hem getroffen verschillig mogeljjk woordde «Het is gedaan heb.» De beklaagde hee hebben gepleegddi klaring van getuigen getuigenis van gene de dood een gevolg Het feit is met eenige motief dat er t geweest die ook doo Hjj heeft het feit gepleegd. De beklaa van het ljjk bjjgewo alsof èr een kalf gev naar heeft naar verzac gezocht en niet kun Hij is een door en Zoo iemand is gevaarljj iemand die zulk een bezit niet meer het ri te staan van een g eischt veroordeeling huisstraf. De behandeling van om 10 uur worden voc Mr. de Witt Hamer leveren. Het gerechtshof te het vonnis der arrondi Middelburg, nan een ti opgelegd wegens mis Arroiuiissements Rechl Heden, Vrijdag, zijn wederspannig schipper, Ierseke, tot 7 mishandeling bouwer Nieuw en St gev. J. v. B. 31 j. vet en J. A. v. B. 23 j djjk, ieder tot t 8 b. overtreding de W. v. K. 53 j. zonder appellant van een vont gerecht te Middelburg, dat vonnis tot f 10 b. i Allen in de kosten, op het hooger beroep üemeiigde Te Retranchemei een afileeling "an het veldtocht openen en op j jjer zal er een tweede

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1888 | | pagina 2