NIEUWSBL AD Y OOR ZEELAND. CMRISTELIJK- HISTORISCH 1888. No. 20. Donderdag 15 November. Derde Jaargang. VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES Christelijke Jongelingsvereeni- giugen en Werkliedenver- eenigingen. Uit de Provinciale Staten. ZEEUW, elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95 Enkele nommers-0,025 UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regel* 50 cent, iedere regel, meer 10 cent. Zouden deze nog niet wat meer op hun program kunnen nemen, dan wat op de meeste dier vereenigingen de hoofdschotel is en behoort te blijven? Zou bij den arbeid voor het Koninkrijk Gods niet nog een en ander kunnen ge voegd worden voor de maatschappij Hoe zijn de christelijke jongelingsvereeni- gïngen in den regel ingericht De schrijver in de Delvenaar zegt «Denk u een 20 a 30 jonge menschen van 17 a 25 jaar oud, meestal uit den zoogenaamden kleinen burgerstand, zooals ambachtslieden en dergelijkejonge menschen die niets beter of niets slechter zijn dan de meesten uit hun omgeving, door hun neiging ot door andere redenen worden zij er toe gebracht, om tot de vereeniging toe te treden, zij vereenigen zich één a tweemaal per week, om elkander door de bespreking van Gods Woord te stichten en zoo het heet op te bouwen, die de meeste vrijmoedigheid heeft is de «uitlegger», de voorganger. Bij de weinige ontwikkeling van velen en liet gemis aan kennis van het leven der ziel en het leven in de groote maatschappij, worden soms in alle onschuld, de diepste vraagstukken van het zieleleven van den mensch aan bespreking onderworpen. Bij de bekende neiging der jeugd om te over drijven, wordt het voorgangertje-spahn daar door in de hand gewerkt en aan het denkbeeld «Heere ik dank U dat ik niet ben als dezen» bij sommigen voedsel ge geven. Ik herinner mij dat door enkelen op onze vergaderingen de schoone, maar soms diepzinnige leeringen van Smijtegelt, van Brakel e. a. niet te moeielijk werden geacht, om aan de bespreking van jonge menschen te worden onderworpen. De moeielijkst te verklaren deelen der H. Schrift kwamen soms te berde en daarbij werd meestal het woord van den Apostel Paulus vergeten«Alzoo ook gijlieden, indien gij niet door de taal eene duidelijke rede geeft, hoe zal verslaan worden hetgeen gesproken wordt? want gij zult zijn als die in de lucht spreekt.» (2 Cor. 149.) Nu kan men beweren dat zoo iets geen kwaad kan, wij meenen van wèl, omdat daaruit een lichtvaardigheid in het beoor- deelen van zielverschijnselen kan geboren worden, die tot verkeerde gevolgtrekkingen leidt. Men zal mij toch toestemmen dat toestanden, die de door strijd met de zonde moe getobde ziel alleen onder de oogen van haren God doorleeft en door den* Christen niet dan noode van achter het voorhangsel worden uitgedragen, geen onderwerpen zijn die door jongelieden in 't algemeen met vrucht kunnen worden besproken, omdat de volle kracht van het gelouterde zieleleven niet zoo spoedig rijpt en door den strijd met de zonde en met de wereld, door de vrije genade Gods moet worden heengevoerd naar den Verlosser. De organisatie onzer Christelijke Jonge- lingsvereenigingen is te eenzijdig, zeiden wijdit is te meer te betreuren, omdat vandaar uit een nieuw en krachtig leven kan opwaken dat, met Gods hulp kan medewerken om den vroegeren krachtigen zelfbewusten godsdienstzin onzer vrome vaderen te heroveren. Immers onze vaderen volgden niet de «mijdinghe» der weder- doopers, de dweepzieke secte der Labadriten vond bij hen geen aanhangers, zij leefden en werkten in de maatschappij in den werkkring, die hun door God was aange wezen, waarin zij hun God naar hun overtuiging het best konden dienen, zij leefden en werkten voor het gemeenschap pelijk vaderland. Zij onttrokken zich aan wat zij in strijd met hun consciëntie ge loofden te zijn, maar gordden zich aan tot den strijd daar, waar hun vrijheid werd besprongen, of de belangen van handel, nijverheid of landbouw dat onvermijdelijk maakt, dit was het standpunt der vaderen in de wereld, daardoor zijn zij groot ge worden en daardoor hebben de eens zoo zeer vervolgde ketters de achting hunner naburen verworven, en zijn ook in weten schap en kunst de meest ontwikkelde natiën der wereld soms voorbijgestreefd. De krachtige geest die de vaderen bezielde en zich op elk gebied uitte, zouden wij wenschen bij ons Gereformeerd volk weêr te zien opwaken, daartoe zouden wij de Christelijke Jongelingsvereenigingen helpen en steunen en die hulp bij de afdeelingen van «Patrimonium» krachtig voortzetten.» Ook de afdeelingen van Patrimonium zouden meer kunnen doen. Maatschappelijke vraagstukken bespreken en elkander bijstaan in tijd van ziekte, is prijzenswaardig en goed. Maar is er niet nog wat beters te doen Onder de leden van «Patrimonium» tellen wij zoo gaat de schrijver voort on derwijzers, dominéés, advocaten, officieren, opzichters, werkbazen en arbeiders van aller lei ambachten en betrekkingen, de drie eerst genoemde leden zijn de aangewezen personen voor de rubriek historie, talen, staathuis houdkunde, staatsinstellingen, bankwezen, boekhouden enz. enz. De opzichters, werk - bazen, officieren enz. zijn de mannen voor de technische en aanverwante vakkenna enkele jaren samen gewerkt te hebben, worden er uit de leden meer en meer girecruteerd, die als onderwijzer hun mede leden kunnen vooruit helpen. Wij ontleenen aan de Goesche Courant het volgende verslag: 2o. Voorstel van Ged. Staten om afwij zend te beschikken op het verzoek der ver gadering van ingelanden van den Sophia polder (Noord-Beveland) om calamiteus verklaring. De heer Byhau herinnert dat voor de 4e maal op een verzoek om calamiteus verklaring van den Sophiapolder moet worden beschikt. Ook thans zal spreker, hoewel hij met het oog op het algemeen verslag geen hoop koestert, zich tegen het voorstel van Ged. Staten verklaren. Spr. herinnert aan de voordeelen, die bij calamiteus-verklaring zouden worden verkregen: verschillende dijken zouden binnendijken blijven, en de grens van inscharing voor de noordkust van Noord-Beveland zou beter gewaarborgd zijn. De heer Huvers herinnert aan een ge zegde van den heer Heijse bij een vorige gelegenheid: Het is nu al de derdemaal, dat wij met dit water bij den dokter komen. Nu is het de vierde maal; zal een dokter een bijna stervende zonder medicijnen heen zenden? Er staan hij deze zaak groote belangen op het spelniet alleen het bestaan van een polder, maar van geheel N.-Beveland is in gevaar. Zouden de Staten, die zoo vaak hulp aan stiefmoederlijk bedeelde deelen der provincie gaven, deze weigeren, waar een der schoonste deelen der provincie gevaar loopt Spr. herinnert er aan, dat de Hoofding- de calamiteus-verklaring zou aanraden, als hij de zekeiheid had, dat zij in het algemeen belang zou zijn. Dat dit het geval is, tracht spr. aan te toonen met een beroep o. a. op het door den heer Fransen Van de Putte in de zomerzitting van 1883 gesprokene. Alle gegevens voor calamiteus-verklaring zijn aanwezig; alleen over de zeeweringen oeververdediging loopt het verschil. En nu herinnert spr. er aan, dat de verdediging van den voormaligen nol van Ouwelek, naar het oordeel van den hoofding. zelf, de krachten des polders te boven zou zijn gegaan. Van verwaarloozing der oeverver dediging had men zelfs niet mogen spreken, daar indertijd de polder een vooroever van 400 M. had. Spr. wenscht ingelanden te zuiveren van den blaam, door den hoofding. op hen geworpen, dat zij ongeneigd waren om, toen het tijd was, het noodige te doen tot verdediging; het was onmacht. Nu voorts de calamiteus-verklaring van zoo groot belang zou zijn ook voor de andere deelen van Noord-Beveland, acht spr. haar hoog noodig. Volgens den hoofding. zelf zal men bij calamiteus-verklaring zekerheid krjjgen; welnu, die moet men hebben. De te doene uitgave, in 4880 nog begroot op ruim een millioen, is thans gesteld op ruim f 300,000. Dat is een heele som wordt echter de calamiteusverklaring niet toege staan, dan zal binnenkort veel meer noodig zijndit toont spr. uit het rapport van den hoofdingeneur aan. Men zal dan meer heb ben uitgegeven, en bovendien den Sophia polder kwijt zijn. Rijksbelang, provinciaal belang en alle andere belangen vorderen dringend het inwilligen van het verzoek. Ten besluite herinnert spr. aan de gerust stellende verzekeringen betreffende de Noord kust van N. Beveland, in 1878 door den waterstaat gegeven verzekeringen, die niet zijn uitgekomen. Spr. vindt daarin aan leiding, om, tegen het advies van den hoof ding, de calamiteusverklaring toetestaan, die werkelijk zekerheid geven zal. De heer Van Lijnden herinnert, dat de Prov. waterstaat flink is georganiseerd, om volkomen betrouwbare adviseurs te hebben. De waterstaat volgt nu een vast stelsel van verdedigingwaar nu het rapport van den hoofding zoo stellig spreekt, vindt spr. geen vrijheid, van het advies des hoofdingeneurs aftewijken. Sedert 1809 is door de opvol gende ingenieurs gewezen op het gevaar, dat N. Beveland bedreigde; en eerst toen de groote calamiteit in 1877 voorviel, vroeg men calamiteusverklaring. De heer Van Uye Pieterse meent, dat tusschen verschillende polderbesturen niet voldoende samenwerking heeft bestaan wanneer Noord-Beveland een enkel water schap was geweest, zou vermoedelijk de oeververdediging beter geweest zijn. De heer llammacher verklaart het met den heer Snijders een te zijn. Hoewel hij j calamiteusverklaring van den Sophiapolder alleen afdoend oordeelt als de Thoornpolder volgt, zal hij het betere nemen, als hjj het beste niet krijgen kan, en zich daarom tegen het voorstel van Ged. Staten verklaren. De heer Heijse bestrijdt de heeren Huvers en Snijders. De eerste heeft het rapport van den Hoofding gebruikt, als hem dit wel, en het opzjj gezet, waar hem dit niet te pas kwam. Spreker toont dit aan. De heeren hebben schrikbeelden opgehangen van de vreeselijke gevolgen, die zich zouden voordoen, als Sophia niet calimiteus ver klaard wordt, doordien de stoomgeul zich verlegtmaar zal de stoomgeul eerbied hebben voor ons besluit tot calamiteus ver klaring De zaak komt hierop neerbjj calamiteus verklaring is direct zeker noodig ruim drie tonbij weigering vermoedelijk over vele jaren verdeeld ongeveer twee ton. Ook deze spreker herinnert er aan, dat de polders de raadgevingen van den waterstaat in den wind hebben geslagen; nog in 1871, toen een werk van f25000 had behooren en had kunnen worden ge maakt, heeft men dit nagelaten. En wat aangaat het door hem gesproken en door den heer Huvers aangehaalde gezegde wanneer spr. dokter ware, en tot driemalen toe een advies gegeven had, dat niet op gevolgd was, dan zou hij voor den vierden keer niet anders kunnen doen, dan hij nu doet en zeggengij hebt mijn advies niet gevolgd; ik kan U niet helpen. De heer Pompe van Meerdervoort mo tiveert zijne stem tegen het voorstel van Ged. Staten calamiteus verklaring acht hij in het algemeen belang dringend noodig. Hij verdedigt nader het bestuur van den polder tegen de beschuldiging van zorge loosheid en onwil, en wijst op de betrekkelijk geringe som van 1 ton, die de calamiteus verklaring na zich zal slepen. De heer Huvers verdedigt zich tegen de beschuldiging dat hij van het rapport des Hoofdingenieurs zou hebbengebruikgemaakt, al naar het hem gelegen kwam en bepleit nog verder de noodzakelijkheid van calamiteus verklaring. De heer Van Uije Pieterse hecht ook zooveel waarde aan het doorwrocht advies van den Hoof Jing., dat door de rede van den heer Huvers ,niet is ontzenuwd, dat hij tegen de calamiteus-verklaring zal stemmen. De heer Snijders zal voor stemmen. Spr. was vroeger tegen; hij is bekeerd. Bij de adviezen van den Hoofding, moet men er niet alleen op letten, dat hij des kundige, maar tevens dat hij ambtenaar is. De Hootding. zelf noemde 2 millioen te veel voor den Sophiapolderdesniette min noemt hij de oeververdediging ver waarloosd daar spreekt de ambtenaar, die oordeelt, dat niet aan de wet is voldaan. Aan de hand van den Hoofding.-deskundige moet spr. komen tot de wenschelijkheid van calamiteus-verklaring; hij vreest, dat, wordt de Sophiapolder niet krachtig gesteund, de toestand van voor twee eeuwen zal terugkeeren, toen N.-Beveland in twee deelen [gescheiden was. Welke enorme sommen zullen dan noodig zijn om den loop der golven te stuiten, wanneer men althans N.-Beveland niet geheel wil prijs geven? De Hoofding. acht eene som van ruim drie ton noodigwordt de calamiteus verklaring geweigerd, dan zal binnen kort

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1888 | | pagina 1