NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
n
1888. No. 16.
Dinsdag 6 November.
Derde Jaargang.
VERSCHIJNT
elken MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
G. Al. Klemkerk, te Goes
F. P. D huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES;
De nota van den heer V ermeulen.
Landbouw, enz.
DE ZEEUW,
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
Enkele nommers- 0,025
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel,
meer 10 cent.
Nu wij de belangrijke beschouwingen
van het kamerlid dr. Vermeulen gelezen
hebben, in zake lager onderwijs nu dienen
wij ook stil te staan bij zijne denkbeelden
over middelbaar- en hooger onderwijs.
Nemen wij eerst het middelbaar onderwijs.
De heer V. zegt dat als vaststaande en
vrij algemeen erkende waarheden mogen
t eldenle dat de thans vrij algemeen ver
dwenen lurgerdagscholen weinig nut heb
ben gesticht en dus uit de wet dienen te
verdwijnen2e dat de burgeravondscholen
alleen gewaardeerd v orden door hen, die
er practische, dadelijk bruikbare kennis op
doen. Deze scholen behoore.i teruggebracht
te worden tot onze vroegere teekenscholen
en industriescholenbij welke rechtlijnig-
en handteekenen, werktuigkunde en toe
gepaste wiskunde schier uitsluitend de vak
ken van het onderwijs uitmaakten
3e dat de hoogere burgerscholen met
drie- en vijfjarigen cursus niet de opleiding
verschaffen, waaraan de breede zoom onzer
burgerij behoefte heeft;
4e ook is het program der hoogere bur
gerscholen te uitgebreidhet eindexamen
waarborgt niet de vereischte kunde
5e dat aan de behoefte aan technisch
onderwijs voor toekomstige werklieden be
hoort voldaan te worden.
Ook wijst dr. V. er op, dat tegenwoordig
maar al te veel aan de jongelui gevraagd
wordt«Hebt u het diploma van de hoogere
burgerschool?» Die dat niet heeft wordt
maar al te vaak achtergesteld. Dit is een
onrecht tegen leerlingen van bijzondere
scholen, waar een andere leergang gevolgd
wordt. Bovendien is men reeds bezig om
die voorrechten aan de hoogere burgerschool
verbonden, te vermeerderen, en 't onderwijs
op militaire scholen enz. zoodanig te ver
vormen, dat de jongelui van de hoogere
burgerschool des te gemakkelijker toelatings
examen kunnen doen voor die militaire
scholen. Zoo schikt zich alles naar den
leercursus der hoogere burgerschool, alsof
deze het model ware.
Vroeger hebben wij deze grieven tegen
de hoogere burgerscholen meer hooren uit
spreken en veel van wat dr. Vermeulen
wenscht, werd reeds ten vorigen jare door
den schrijver van Travailleur in zijn be
langrijk boek, noodzakelijk geacht, en onder
anderen in de Delvenaar verdedigddoch
nu een leeraar bij 't middelbaar onderwijs
gelijk dr. V. is zeiven op deze dingen
wijst, nu zullen zeker wel meerderen het
gaan gelooven. Dr. V. meent dat aan de
grieven kan tegemoet gekomen worden door
a. Burgeravondscholen met beperkt pro
gram, bepaaldelijk bestemd voor den hand-
werkstand.
b. Hoogere burgerscholen, allen met
vierjarigen cursus.
c. Technische scholen, onder deze ook
begrepen landbouwscholen; voorts nieuwe
inrichtingen ten bate der nijverheid, alle
aansluitende, deels bij de hoogere burger
scholen.
Derhalve geen tweeërlei Hoogere bur
gerscholen die van driejarigen en die van
Dij/jarigen cursusmaar alleenHoogere
burgerscholen met Vierjarigen cursus. De
Polytechnische school wemchte de heer
Vermeulen bij het Hooger onderwijs
t« zien overgebracht.
Omtrent de bestemming, die Dr. Ver
meulen aan de Hoogere Burgerscholen
wenscht gegeven te zien, geeft hij o. m.
deze toelichting
Allereerst behooren hoogere burgerscholen
m. i. te zijn gemeente-instellingen.
Het Rjjk bepale zich tot toezicht en
desnoods tot subsidie, waar het blijkt
dat eene hoogere burgerschool in locale be
hoeften voorziet en gemeente en provincie op
haar bezit prijs stellen.
De hoogere burgerscholen zijn allen vier
jarigen cursus. Zij hebben met eenige ver
eenvoudiging het program der tegenwoordige
scholen met driejarigen cursus, met dien
verstande, dat de lesuren, welke door toevoe
ging van een vierde leerjaar gewonnen wor
den, hoofdzakelijk zoo niet uitsluitend zullen
besteed worden aan practisch onderwijs.
Het getal der hoogere burgerscholen zou
aanzienlijk kunnen ingekrompen worden, het
geen best zal geschieden door geleidelijke
opheffing der rijks-hoogere burgerscholen,
voor zooverde gemeenten niet gezind mochten
zijn die, met eene rijkssubsidie, voor hare
rekening over te nemen.
Wij zien met belangstelling de bespre
kingen van deze zaak tegemoet. Indien de
ouderen onder de liberalen en de mannen
van het vak het met dr. V. konden eens
worden, dat de door hem wenschelijk ge
achte veranderingen waarlijk verbeteringen
zouden zijn, wie weet of dan voor velen
niet een betere toekomst daagt.
In 't program der hoogere burgerscholen
is nog wel wat te verbeteren.
De eind-examens, met voorafgaand klaar-
maaksysteem bieden geen waarborg van
degelijkheid.
Aan technisch onderwjjs is grootelijks
behoefte.
Onze oude teekenscholen waren ook nog
zoo kwaad niet. Zij hebben naar even
redigheid vrij wat meer practische mannen
afgeleverd, dan onze burgeravondscholen.
Vraag het onzen ouden werkbazen en
werklieden maar eens.
v Waart
In het voorloopig verslag over de staats-
begrooting staat dat enkele kan.erleden ge
zegd hebben«Is het regceringsprogram
niet in driejaren te volvoeren, het kabinet
blijve zooveel langer aan het bewind.»
Het liberale hoofdblad in onze provincie
roept naar aanleiding van deze opmerking
uit«En dit wordt verklaard door hen die,
telkens als er een liberaal ministerie aan
het roer was, alles deden om het te be
moeilijken en het regeeren onmogelijk te
maken; door hen die steeds de grootste
haast hadden om anderen van hun zetel te
verjagen, zonder hun den noodigen tijd voor
arbeid te laten."
Dit is veel gezegd, maar is het waar?
Wie hebben dan het laatste ministerie
Thorbecke afgemaakt? De liberalen.
W ie hebben het liberale ministerie Geert-
sema tot heengaan gedwongen? De
liberalen.
Wie hebben de liberale ministers van
oorlog Knoop, v. Limburg Stirum, Klercq
den conservatief Enderlein, en zoo vele an
deren waaronder er waren van twee
maanden ministriëel levensachtereenvolgens
weggekegeld de liberalen.
Wie hebben het tweede ministerie Heems
kerk v. d. Heim het regeeren onmogeljjk
gemaakt? de liberalen.
Wie hebben het liberale ministerie Kap
Pejjne-Tak gedrongen hun ontslag te nemen?
Ook liberalen.
(Immers de heer Tak viel over de Kana
lenwet die door de rechterzijde afgestemd
werd, doch met behulp van enkele liberalen,
die in al dien tijd de meerderheid hadden
Het tijdvak waarover wij spreken loopt zoo
ongeveer over tien jaren).
Wel werd dit na Kappeyne's val anders;
doch dit lag niet aan hunne veranderde
geaardheid maar aan hunne innerlijke ge-
deeldheid en machteloosheid.
En toch wie hebben sinds het op
treden van v. Lijnden en Heemskerk III
de opeenvolgende ministers van koloniën
en marine tegengewerkt of weggezonden?
de liberalen.
In het grootste deel hunner partjj leeft
de geest voort van den afmaker De Roo,
waar het ministers van oorlog betreft.
En stel nu daartegenover de antirevolu
tionaire partij. In Groen's tijd telde zij
éen lid. In 1878 was zij tot 9 leden ge
klommen. In 1886 tot 26; zijnde nog geen
vierde deel der Kamer, waarin de liberale
partij steeds in de meerderheid was.
V\at kon zij meer dan getuigen en
»het protesteeren klinken doen"?
Bovendien gold voor de antirevolutionairen
immer Groen's beproefde stelregel: nim
mer een begrooting af te stemmen om re
denen buiten die begrooting gelegen. Dus
bijvoorbeeld nooit om politieke redenen;
een stelregel, waaraan de liberalen zich,
de geschiedenis leert het nog nooit heb
ben gestoord.
Wel is waar hebben ook de roomschen
in dit revolutionaire spoor geloopen, doch
dank zij dr. Schaepönans optreden
zijn velen hunner, op dit punt, althans voor
het oogenblik, tot Groen's leer bekeerd.
Door deze goede taktiek der rechterzijde
is in de jaren harer opkomst menige mi
riisteriëele begrooting gered, en menig mi
nister voor afmaking bewaard. Had zij
zich slechts willen voegen bij liberale »ein-
spanners», de genoemde ministeries zouden
heel wat korter geleefd hebben, en Heems
kerk III zou geen vijf jaren aan het bewind
zijn geweest.
De Middelburgsche Courant zal haar
oordeel op dit punt hebben te herzien.
Of meende zij het zoo kwaad niet, met
haar sbemoeiljjken»
Principieele bestrijding bemoeilijkt» in
den regel niet, tenzij beginsel met beginsel
loosheid in botsing komt. En van het
laatste waren sommige regeeringen vóór
1888 niet altijd vrij.
5 November 1888.
Naar luid der berichten in de Staats
courant is de toestand des konings zooveel
verbeterd, dat hij zijne gewone werkzaam
heden heeft kunnen hervatten. In dien
toestand was gisteren geen verandering
gekomen. Professor Rosenstein is door Z. M.
benoemd tot Commandeur (ridder der 3e
klasse) van den Gouden Leeuw van Nassau.
De Avondpost schrijft in tegenstelling
met de gunstige berichten der laatste dagen
het volgende
Uit de meest vertrouwbare bron vernemen
wij, dat, al luiden de latere berichten iets
gunstiger, nochtans in offlcieele kringen de
ziektetoestand van Z. M. den Koning hoogst
ernstig wordt ingezien en zeer weinig hoop
wordt gekoesterd op een voor het Nederland-
sche volk bevredigenden afloop.
Er schijnen bij sommigen redenen te zijn
om de treurige waarheid zooveel mogelijk te
verbergen.: Wjj voor ons echter meenen, dat
het beter is de natie op den zwaren slag,
die te vreezen staat voortebereidenal zou
den ook wij hartelijk wenschen, dat wij,
zonder aan de waarheid tekort te doen,
gunstiger berichten konden geven.
De bladen hebben er voor eenigen
tjjd wat een ophef van gemaakt, dat mi
nister Mackay, in zjjn bezuinigingswoede,
de vacature van leeraar aan de hoogere
burgerschool te Groningen niet meer zou
vervullen
Thans doet diezelfde minister Mackay een
oproeping van sollicitanten voor bovenge
noemde betrekking op een jaarwedde van
f1800.
't Is dus altjjd maar het best wat
onze vaderen noemden niet te schreeu
wen vóór men geslagen wordt.
De Tijd meldt, dat namens den minis
ter van koloniën door den directeur van
onderwjjs, eeredienst en nijverheid in Indië
aan de leeraars en voorgangers der verschil
lende gezindten was verzocht, dankgebeden
gedurende hun dienst van Zondag 30 Sep
tember op te zenden voor de behouden
aankomst van den heer Pjjnacker Hordijk^
De liberale kiesvereeniging te Schiedam
heeft voor het lidmaatschap der tweede
kamer candidaat gesteld den heer jhr. mr.
W. Six, oud-minister, gewezen commissaris
des Konings in Zeeland, thans lid der eerste
kamer voor Zeeland. Hjj is dezelfde die in
Maart jl. candidaat gesteld was te Goes
tegenover het aftredend lid jhr. mr. A. F.
de Savornin Lohrnan, en tot wiens verdien
sten als kamerlid toen ook gerekend werd,
dat hjj «niet doleert, maar zijn kerk getrouw
bleef.»
J. J. Hoogesteger te Rotterdam com
mies 2e klasse bjj 's rijksbelastingen, is tot
de le klasse bevorderd.
Bjj kon. besluit is aan Augustus Swar-
telé te Yzendjjke ontheffing verleend van
den werkeljjken dienst, voor het nog on
vervuld gedeelte .van zjjn militiedienettjjd.
Ds. Gispen heeft wjj meldden dit
reeds zijne benoeming tot redacteur van
de Bazuin aangenomen. Nader vernemen
wjj dat Z.Eerw. niet naar Kampen zal gaan.
Dit was bjj zijne benoeming niet als voor
waarde gesteld.
De Limburgsche landbouwleeraar Conter
schrjjft in zjjn landbouwweekblad over de
bevloering van paardenstallen, welke bevloe
ring hjj van het grootste belang acht voor den
welstand der paarden. Volgens hem worden
daarvoor in ons land hoofdzakelijk keisteenen,
baksteen, of ook wel een houten bevloering
gebruikt.
Alle drie hebben nadeelen.
Baksteen geeft een koude en glibberige
bevloering, die sterk afslijt en onder den bij
tenden invloed der scherpe urine verweert.
Houtblokjes zijn bepaald af te keuren, daar
zij glibberig zjjn en altijd bemorst en door
trokken met slijmerig vocht. Keisteenen
vloeren zijn bijna niet schoon te vegener