RK~ e Boot NIEÜWSBLAD VOOR ZEELAND. CMRISTELIJK- HISTORISCH IJSEN, de. irgervoet. WERELD, (888. No. (49. Dinsdag 18 September. Tweede Jaargang. toomtjalk Onschuld en Misdaad. O., rkrijgbaar bij bouwzaden Vlissingen. dienst N-VLAKE. VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. Dhuy, te Middelburg. PRIJS JJJEifi, AOVERTEATIEiY: Landverhuizing naar Zuid- Afrika. Fabrieksmerk. a. ij den Heer en. BURG. irma E N te Zwijndrecht men bjj T GRATIS. aar ROTTERDAM 's tnorg. 8.u. DAM naar GOES er 's morg. 4.u. aar ROTTERDAM 'smorg. 9,u. ERDAM s midd. 1,u. tterdam bij den ANGE.op 'tHa- OUWMAN. OS, tie. terdam Nieuwe nbrug. JKS .6, narn. 1,30, 6 u .40, nm. 4,40, 6.5 enst. m. 4,20 en m. 42 u. dellijk na aankomst m. en 6 u. nam. 0 n naar het Spoor- en. nMiddelburg. en; 5, Zeilm. 6.30, 8, 0, 5.6.30 8.40.45. 7,45, 8,45, 40,45 ,5,45,7,45, 9, 44, n Middelburg en gen. 8,-,9,45+, 40, - 4,404-,2,30,3,30-}- 8.30. ,9,-40,-f,14.-, 3,30, 4,30f,5,30, aan waarbij aan rdt aangelegd, n aan de Keersluis elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. P.ij s per drie maanden franco p. p. f0,95 Enkele nommers-0,02® UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 4 regel"- 50 cent, iedere regel, meer 40 cent. Zij, die zich met 1 OCTO BER a. s. op dit blad wenschen te abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers GRATIS. Het denkbeeld tot oprichting eener land- verhuizings-maatschappij naar Zuid-Af rika verdient zeker aanbeveling. Na de eerste ontginning der goudvelden zijn er vele vreemdelingen naar Transvaal getrokken bijna 30,000 Engelschen hebben zich daar ge vestigd en meer dan 40 miljoen pond sterling bijna uitsluitend Engelsch kapitaal, werd in dien tijd in goudmijnen gestoken. Niet zonder reden dat Engelschen trotsch verklaren, dat in de Transvaal nu reeds meer Engelschen dan Hollanders wonen en dus Transvaal tot een Engelsche kolonie dient verklaard te worden. Maar dan diende toch eerst bewezen te zijn, dat deze allen op Engelsche inmenging gesteld zouden zijn. Want elk begin v.m Engelsche overheersching is spelen in de kaart der Natallers van Durban. m. u. m. u. m. 2,30 4,— 6,20 1_ 4,30 6,50 Woensd. en Zat. 7,30 2,45 7,50 3,5 40,30 4 6,'— 42,30 6,20 42,50 15a.) FEUILLETON. VERRASSINGEN. Onze lezers dienen nu een oogenblik de hoofdpersonen in ons verhaal te vergeten en een kijkje te nemen op eene boot, die op zee ver van de door ons genoemde plaatsen, de golven klieft, en in welks gezagvoerder wij den jeugdigen De Witt, len vriend van Leida herkennen. Op het oogenblik staat hij in een druk gesprek gewikkeld met een ouden heer, wiens ;ebruind gelaat de sporen draagt van met e tropische luchtstreek in aanraking te zijn geweest. Tot nog toe kenden zij ilkander niet. Deze boot is de «Maria Elizabeth.» Het gesprek liep over weer en wind vele andere zaken, waarbij de oude nan blijken gaf, ook Amerika en Australië e hebben bezocht. «Zijt gij nog nooit in Australië geweest traagde hij den jeugdigen gezagvoerder. «Nog nooit», was het antwoord, «maar ah ik gezagvoerder op dit schip blijf, hoop ik er in een der volgende jaren heen te gaan. Ik ben ook nog jong genoeg. In December word ik pas vier-en-twintig. De oude man zuchtte. «Toen ik zoo )ud was als gij nu, kreeg ik het bevel 'ver mijn eerste schip», zeide hij. «Maar nijn schip verging, en van de negentien schepelingen was ik de eenige, die van 'en gewissen dood gered en door een 'rider schip opgenomen en in dit onherberg- :a''ne oord aan land gezet werd. Vele weken lang leed ik honger en voedde mij "iet wilde vruchten en met alles wat ik O Te laat om de fout te herstellen, ontdekten wij dat van ons vorige feuille- on eenige hoofdstukken in copie waren lijven liggen. Om den draad niet geheel ;e dot. verloren gaan, diene de lezer dit 'tuk in 'ce lasschen tusschen de stukken 'nder no 15 en no 16. Daarom geven Wij het tot nommer: 15a. Voor wie het ieuilleton mochten bewaard hebben, is deze nlassching noodzakelijk. De Amsterdammer zegt er van «Intusschen heeft deze toevloed van nieuwe bewoners, nog aanmerkelijk vergroot dooi de kaffers, onder hen werkzaam, behoeften geschapen, waarin zij zeiven niet kunnen voorzien. Evenals Kimberley de groote markt werd voor de landbouwproducten van den Oranje-Vrijstaat, heeft thans Transvaal in zijn eigen gtbied een uitgebreide markt ge vonden. Het gunstig oogenblik schijnt dan nu gekomen te zijn, om landbouwers, die tot heden naar Amerika gingen, den weg naar Afrika te banen, waar zij door over eenkomst van taal en zeden, niet alleen meer op hun plaats zouden zijn, maar bo vendien krachtig kunnen medewerken tot verst ïrking van het Hollandsch-Afrikaansch boerenelement. Dit kan alleen geschieden door bemidde ling eener op degelijke grondslagen geves tigde maatschappij, die daar te lande gron den doet koopen en die, verdeeld en behoorlijk toebereid, weder aan landbouwers hier te lande verkoopt. Dit aankoopen van gronden kan natuurlijk slechts geschieden door Nederlanders, vol doende met de behoeften onzer landbou wers vertrouwd, om te weten met welke maar vinden kon. Ten laatste vonden mij eenige herders, menschen van het onbe schaafdste soort, die mij in hun kring opnamen. Ik bleet bij hen en werd lang zamerhand hun vriend. Twaalf jaren lang ging ik met hen om. Ik onderwees hen. Ik deelde hun mede wat ik uit den Bijbel wist. Ik verkondigde hun Jezus als hun Zaligmaker. Eu zie, God zegende mijn geringen arbeid. Al spoedig was ik hun meerdere. Ik stichtte een school en een kerkjeen thans is daar een bloeiende kolonie met eenige kerken en scholen, en een goed ingerichte gemeente van 700 leden, met inbegrip van de kinderen. «En was dat alles uw werk vroeg de gezagvoerder verwonderd. «Het werk mijns Gods, jongmensch. Hoe vaak heb ik Hem gedankt, dat Hij mij langs dezen weg tot zegen wilde stellen voor zoovele arme heidenen. Het kwade werd ten goede gekeerd.» «En keert gij naar Australië terug «Ik heb nog een dochter in de Ver- eenigde Staten», antwoordde de grijsaard. »Ik wil weten, hoe het haar gaat, en ik wil haar in staat «tellen, onafhankelijk te leven, als zij tenminste nog in het land der levenden is.» Na eenige oogen- blikken voegde hij er bij, dat hij in Australië tot de eerste goudontdekkers had behoord en toonde hem [eenige stuk ken goud die hjj in de valleien en langs de oevers der rivieren gevonden had. «Wees toch voorzichtig», fluisterde de jonge man, als gij over goud spreekt«wij hadden onlangs bijna een complot, ten gevolge van het vele goud, dat een dei- passagiers bij zich droeg.» «Ik heb van die heldendaad gehoord», sprak de oude heer, «zijn er nog meer oproermakers aan boord?» «O neenik zond hen terug met een brik, die op den terugweg was en nam, op last van de eigenaars, het bevel over het schip op mij, dewijl de kapitein eenige dagen later overleden was.» «Hoe hebt gij het wel aangelegd?» soort van grond zij kunnen werken, en tevens genoeg bekend met Afrikaaoschu toestanden en personen, om op de plaats zelve goed te kunnen oordeelen. Die per sonen zullen ook hebben te zorgen, dar wateraanvoer en de toevoer van de andere benoodigdheden reeds zoo 2ijn geregeld, dat de landverhuizers bij hunne komst met deze voorbereiding geen kostbaren tijd heb ben te verliezen. Dan ook kunnen op den vasten grond slag dezer land bouw-einigratie knappe werk lieden worden uitgezonden, die in Transvaal zeker ecu goede toekomst kunnen hebben. In het belang zoowel van de zaak zelve als van de onderneming, die haar op touw zet, is dan ook aangewezen het verstrekken van goede geloofwaardige inlichtingen.» Laat men toch niet te haastig zijn om de onrustbarende berichten te gelooven, die ten allen tijde tot ons komen. Er zijn aldaar wel eensvan die Afrikaanse!.e geschillen, waarvan de berichten der dag bladcorrespondenten dadelijk een onrustba renden oorlog maken. Die berichten komen in den regel door het vijandige kanaal der NataFche pers tot ons; en men weet dat «Onder het scheepsvolk bevond zich een matroos, een oude Portugees. Zie, naar staat hij achter op het schip. Hij is een trouw christen. Het scheepsvolk meende hem niet te kunnen gebruiken,en liet hem er dus buiten. Toch kwam hij er achter en deelde mij op geheimzinnige wijze mede, wat zjj in het schild voerden. Ik ging naar den kapitein, die stervende was, en vroeg hem of hij van elk der manschappen een voor een afscheid witde nemen. Ik plaatste daarop een gewapend man aan den ingang zijner kajuit. (U moet weten, er waren enkelen, die niet met de boos doeners meededen.) Ik droeg hun op de manschappen een voor een te overvallen en weg te leiden. Zij niets kwaads ver moedende, waren in het ruim ik liet hen een voor een boven komen en het mocht ons gelukken hen een voor een gevangen te nemen. Zij waren met hun twaalven wij met ons elven. Wij hebben hen toen weggezonden, De Heere heeft ons hierin genadig geholpen.» Zoo pratende begaven zjj zich naar de kajuit, waar de straks genoemde Antonio, zijn pet zenuwachtig samenknijpende, hen stond op te wachten, en den ouden heer als kapitein Graylynn aansprak. Hjj had hem vroeger gekend. «Graylynn riep de jonge De Witt verwonderd uit. «Ja kapitein», zeide de oude heer, «ik heet Henri Wakefield Graylynn.» «Ach, hij was zulk een goed kapitein», zeide Antonio bescheiden. «En gij spraakt van een dochter», hernam de ander«heet zij niet Aleida «Juist, mijn vriendriep de oude heer uit, terwijl hij zich plotseling naar De Witt keerde; - «kent gij mijn lieve dochter?» «Ik ken haarantwoordde hij verlegen, «zij woonde verleden jaar bij de familie Westerly.» «Ja, dat is zij,» riep de oude man harts tochtelijk uit: dus zij leeft, en zij woont bij mijn schoonbroeder, bij Westerly.» «Kom mee ia de kajuit, oude heer, ik Natal, waar de Engelsche geest heerscht de Transvaalsche stamverwanten niet luch ten of zien kan. Een niet onvermakelijk voorbeeld van dergelijke vergrooting, is dat van Umban- dine, koning van het aan Transvaal grenzend Swaziland. De Amsterdammer zegt er van «Deze grootmachtige vorst, aan wiens hof veel meer champagne wordt gedronken dan zelfs voor Kaffermagen dienstig kan worden geoordeeld, vindt een groot deel zijner in komsten door aan Trans vaaLche Boeren tegen een zekere recognitie (pachtsom) wei- recht te geven op wintervelden. Sedert ook in Swaziland goud is gevon den en de rekeningen der wijnkoopei s te Durban steeds gruoter cijfers aanwijzen, geeft hij mede tegen pacht of erkennings- geld, aan gouddelvers recht tot toeken, hetgeen medebrengt het graven van putten. Aangezien nu echter beide rechten zijn gegeven op dezelfde gronden en de boeren, terwijl zij reeds vreezen voor ziekten door gouddelversvee op hun vee overgebracht, niet verlangen dat hunne kudden gevaar loopen hals en beenen in de putten te breken, is tusschen verhuur ders (den bedoelden vorst) en huurders zal u meer van haar vertellen,» zeide De Witt. En die beiden gingen naar beneden. De jonge man opende een lade en toonde hem het portret zijner Aleida. De oude man drukte eeu hartelijken kus op dit portret zijner dochter en weende. «Gij kent haar dus zeer goed «Zij is mijne beminde», antwoordde de ander, «en zoo de Heere wil en gij liet toestaat, zal zij mijn vrouw worden.» «Mijn toestemming geef ik u dadelijk,» antwoordde de oude, «hoe gelukkig dit te mogen weten. O, mijn lief kind 1 wat heeft uw beeld, als liet mij in den droom ver scheen, mij dikwijls getroost en mijn bal lingschap verzacht. Hoe dikwijl dacht ik, dat gij reeds bij uwe lieve moeder in den hemel zoudt zijn. Zeg mij jongeling,» en hij wendde zich weder tot hen aangespro kene, «vreest zij den Heere «Ik hoop het», antwoordde De Witt. «Maar een ding weet ik, dat zij iemand is met een beminnelijk karakter.» Daarop ging hij naar boven waar een der stuurlie den hem geroepen had. De oude man bleef •alleen beneden. Alleen, met het geliefde portret, waarop heete tranen nedervielen alleen met zijn God, dien hij dankte voor deze aanvankelijke verrassing. Het was eenige weken later. De sclioone Julizon bescheen de «Maria Elizabeth», toen zij de haven binnenstevende. Een groote volksmenigte wachtte de boot op, en be groette met daverend gejuich den jeugdigen gezagvoerder, den held De Wit. Niemand mocht echter op de boot, dan de aandeel houders er de vrienden. Het was bijna onmogelijk het volk te weren. De Witts hart sloeg hoorbaar, toen allen, wier eigen dom hij gered had uit de handen der muiters, zich om hem verdrongen met woorden van dank voor zijn moedig gedrag. Onder hen bevond zich de generaal Richardson. Ter wijl hij vooruit drong naar den bevelhebber, zeide hij «lk heb met de heeren afge sproken, dat kapitein De Witt heden bjj mij zal dineeren, Hoe, bedriegen mij mijn

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1888 | | pagina 1