IfTbëlgé"
CHRISTELIJK-
NIEUW SBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
WANG-TEGELS
ij de Jonge, Goes
IUUR:
ïttegels
1888. No. 138.
Donderdag 23 Augustus.
Tweede Jaargang.
AT EH I ALEN,
KOOÏV1ABM,
LNDSGHE
REN,
Onschuld en Misdaad.
Dorsteenmantels
lardsteenen- en
he Tegels,
ORPELS, NEUTEN enz
KEEN TEGELS
ngplinten
MENTEN
sCKSSK)
gekroonde Valk",
HAAN SLEUTELS",
am-Dordrecht.
STENi
VERSCHIJNT
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTEXTIE3V
Het staatsstuk van mr.
Keuchenius.
lellingstraat Middelburg.
ot de meest sierlijk be-
rs van vele marmer-
oor bekleeding van mu-
bloembakken, wasehta-
enz.
40 c. M., in allerlei
uren. Deze zijn vochte
ezen boven houten be-
oor champignons wordt
mderhoud vereischt.
.Uerlei grootte en fraaie
ovloeren bestand in de
anda's; stoepen, gangen,
openbare gebouwen,
[EN
isolen, kroonlijsten, voor
leringen.
ALLERLEI
n IJselsteen, Dakpannen
ksche Kalk, Eng. Aarden
;n, Eng. Cement, Kel-
ers, modellen en afbeel-
ander voorradig ten kan-
Van Gend Loos.
uds bekende
O N D E VALK en
,N SLEUTELS,
ewaardeerde drank voor
ersaizoen.
iOUWERIJ
Is. SNOEP.
A. DEN HOLLANDER.
L. L. DE HAAN.
C. M. TELLE.
IDELB.-ROTTERDAM.
zonderd Zondags,
n. Van Middelburg en
100TDIENST
Iburg en Zierikzee.
irikzee Spoorweg Goes,
ugustus.
Van Zierikzee
Dinsd. 21 'smidd. 3-30
Woen. 22
Dond. 23
Vrijd. 24
Zaterd.25
Zond. 26
Maan. 27
3,30
3.30
3,30
12.-
6,-
12,-
Dins. 28'smorg. 7,--
„TELEGRAAF."
igustus.
van Antwerpen
Dinsd. 21'smorg. 6.—
Dond. 23 8.-
Zater. 25 8.30
Dinsd. 28
DE. ZEEUW,
ELken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
Enkele nommers-0,025
UITGAVE VAN
G. M. Klemkerk, te Goes
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel,
meer 40 cent.
Met ingenomenheid en waardeering
hebben wij de bekende opwekking van
den minister van koloniën Vrijdag in onze
kolommen opgenomen en besproken.
«Natuurlijk», zegt de tegenstander, «.gij
zult deze uitnoodiging om voor den nieuwen
gouverneur generaal te bidden, wel goed
keuren, want het komt van eeri geest
verwant.»
En toch is het niet daarom, dat wij
onze instemming betuigden.
Immers reeds in ons no. van 23 Juni
schreven wij, bij de bespreking van de
aftreding van Van Rees:
„Maar by het roemloos beengaan van dezen
staatsman klinkt de vraag aan alle christenen
in Nederland, die nog hechten aan de
vermaning dat men bidden zal voor allen
die in hoogheid zyn
„Hoe menigmaal hebt gy de knie gebogen
ten behoeve van den gouverneur generaal
Van Rees En zullen de gebeden der natie
zjjn opvolger vergezellen naar het ons ont
zinkend Indië, naar de eens zoo gelukkige,
thans zoo fel beproefde Oost?"
De opwekking in de Staatscourant kwam
eenige maanden later.
De Amsterdammer (weekbladhet blad
van de hh. De Koo en Justus v. Maurik)
PLchoon van zijn radicaal standpunt den
20.
FEUILLETON.
(Slot.)
VERANDERING.
Met een paar woorden hebben wij reeds
vernomen dat Aleida, na hare roemrijke
eer herstelling met kapitein De Witt in het
huwelijk was getreden. Op verlangen van
haren bruidegom had men er wat spoed
mede gemaakt, dewijl deze eiken dag be
richt verwachtte dat hij het commando over
zijn schip kon op zich nemen. Ook had
men op verlangen van Aleida's vader niet
al te veel drukte gemaakt. Sleehtsdeons
bekende vrienden namen deel aan de een
voudige bruiloft. Daags na de huwelijks
inzegening waren de jonggehuwden naar
Melville getrokken, waar zij op de landhoeve
^an Aleida's oom eenige zeer aangename
dagen doorbrachten. Onverwacht werd de
vreugde verstoord door den ons bekenden
brief aan mevrouw De Wilt, geschreven
door hare tante Westerly. Zoodra Aleida
den brief gelezen had, zeide zij«Lch,arme
Bella! ik moet er heen.» En zich tot de
j overigen wendende voegde zij er bij«Wij
moeten weg, geliefden.»
Dien avond echter hieven zij nog bij hun
oom 0p ,je |10eve] om 's anderen daags met
ae eerste gelegenheid te vertrekken.
De Witt kon niet nalaten, toen het rij-
voor de deur der woning van mevrouw
stilhield, tot zijne vrouw te zeg-
§eni dat zij zichzelven diende in acht te
emen' Diep geroerd trad Aleida de zit-
binnen. Welk een verandering! Toen
,30
8,30
.1 "oio, ccij
daeht 'zij^V'at 'ao daar veel tusschen, zoo
vn/ü°a 'e,end'g kwam haar de laatste tijd
in L geest' dien zij had doorgebracht
v'ertrek, toen met groote weelde ge-
erd> en Bella, in hare volle pracht, ge-
brief van den minister afkeurende, orengt
met, als altijd voorbeeldige, inachtneming
der nette vormen in zijne bestrijding toch
nog hulde aan den moed der overtuiging,
die dezen, door Uilenspiegel en zijne libe
rale en conservatieve aanbidders gehaten,
minister siert. Doch andere radicale en
liberale organen bespraken de uitnoodiging
op eene wijze, die voor de zooveelste maal
aan den dag bracht, in weiben slechten
reuk bij het liberalisme de godsdienst staat.
Het Vaderland, het orgaan der Haagsche
liberalen, nam onlangs in zijne kolommen
het bericht op dat er te ^Kampen een
fr'dstond gehouden was in de christelijke
gereformeerde jkerk, met het oog op de
vele regensbij welke mededeeling dit
blad de volgende schampere woorden voegde
«De bidstond heeft dadelijk geholpen!»
En thans, niet minder schamper, roept
het blad uitOp die manier kan men
wel voor elke regeeringsd.iad bidden. De
regeering kan straks we! eer. bededag
uitschrijven
De Amsterdammer (Dagbladzegt er van
„Wij willen nu niet vragen of het wel bij
zonder kiesch gehandeld is tegenover den
heer Pijnacker Hordijk zelf, wiens beschei
denheid, naar wy vermoeden, groot genoeg
is om het onaangenaam te vinden dat half
Nederland om zijnentwille de handen vouwt."
Na, wij kunnen dit van het radicale
blad wel verdragenDe Amst. heeft het
kleed in rijke opgesmukte kleederen, die
hare moeder haar zoo gaarne had zien dragen,
zooals zij daar als een koningin te midden
van het gezelschap zat. En die morgen,
die afschuwelijke morgen \an den dag, dat
zij van daar verjaagd was, kwam haar op
nieuw voor den geest en met hem alle
tooneelen, die daarop gevolgd waren, toen
zij in haar mijmeren plotseling gestoord werd
door de komst van mevrouw Westerly.
Verlegen, en toch harlelijk was de ontvangst.
Maar hoe was zij veranderd, die oude, schoone
dame. Hare donkere haren had de diepe
droef lieid vergrijsd. Indien deze er al zoo
slecht uitzag, hoe naar moest Bella er dan
niet uitzien
De Witt begaf zich naar het andere einde
der zaal, de beide vrouwen weenden. «Volg
mij maar», sprak mevrouw Westerly.
Aleida volgde stilzwijgend, de breede trap
pen op, door da gang en naar de kamer,
waar Bella lag.
Hoe veranderd zag er dit eens zoo prach
tige vertrek uitDe blinden sloten allen
zonneschijn buiten de nu neergelaten gor
dijnen hulden alles in een duister schemer
licht; en daar, door tal van kussens onder
steund, lag Bella, de eer.s zoo schoone, de
welvarende, de gevierde, de beminde, de
trotsche Bella, eenzaam en verlaten op haar
leger. Hare gelaatskleur deed deuken aan
eene stervende.
«Hier is Aleida, lievezeide mevrouw
Westerly op vriendelijken toon.
De zieke sloeg de oogen op, en staarde
Aleida, die niet wist wat te zeggen, met
begeerige oogen aan. Daarna keerde zij,
met oogen vol tranen, het hoofd plotseling
naar den. muur.
«Bella, Bella zeide Aleida, «keer u niet
van mij af»en zich teederlijk over het
bleeke gelaat heen bukkend, kuste zij haar
op het voorhoofd, terwijl zij de oogen sloot,
om hare tranen te weerhouden.
nooit onder stoelen of banken gestoken,
dat zij en hare vrienden met het geloof
in den levenden God gebroken hadden.
Maar onder de liberale organen zijn er,
die in dezen de hand op den mond hadden
moeten lc-ggen, en zich minder hadden
moeten blootgeven.
Het publiek is b. v. ,nog niet vergeten
hoe het Vaderland telkenmale in verkie
zingsdagen dweept met het vroom geleuter
der Sixen en v. Lijndens, en de godsdienstige
toespraken der Patijns en Borgeriussen te
koop draagt. En dan nu zich zoo te erge
ren aan de uitnoodiging om voor haren
geestverwant te bidden
Het walgelijkst van alle is wel de Haagsche
briefschrijver van het Zeeuwsche (jiberale)
hoofdorgaan de man, die zooals
onze lezers weten de misdaad dulden
wil uit eerbied voor den misdadiger. lij
steekt den draak met alles wat van deze
regeering uitgaat. Zoo ook nu.
De beer Mackay had gesproken van het
«christelijk bewustzijn der natie.» Deze
briefschrijver in de Midd. Crt. laat zich
hierover op de volgende wijze uit:
„Geheel onder den indruk van het onge
wone staatsstuk, dat de minister van kolo
niën in de Staatscourant van heden deed
opnemen, zet ik mij neer tot schrijven. Daar
is dan ten tweeden male Achilles uit zyn tent
getreden in zijn volle wapenrusting van
het Christelijk bewustzijn. Eerst was het
«Hoe is het mogelijk», fluisterde Bella,
terwijl zij zich opnieuw omkeerde.
«Wat, lieve?»
«Dat gij met zooveel lietde mij behandelt
daar ik u zooveel smart heb aangedaan.»
«Lieve Bella, spreek daar nu niet meer
over; laat ik u liever vertellen welk een
zegen deze bepioeving voor mjj geweest
is; hoe de Heere mij bezocht heeft in de
gevangenis met Zyn heil en mij een schat
deed vinden die nooit vergaat.»
«Ik wenschte oök te zijn, waar gij zijt,
n. eende Bella, maar voor mij is het te laat!»
«O lieve», riep mevrouw Westerly snik
kend uit, «spreek toch niet meer zoo. 't Is
immers nooit te laat, niet waar Aleida O,
zeg haar dat er nog hope voor haar is.»
Dccli Bella was niet te troosten. Eerst toen
Aleida hare knieën bong en met haar in het
gebed ging, werd zij kalmer.
«O, Aleida b stamelde Bella, vergeeft gij
mij alles, alles wat ik u heb aangedaan
«Gaarne, lieve Bella!» antwoordde Aleida,
«ik vergeef u, gelijk God ook mij vergeven
heeft. Zult gij hem ernstig bidden, dat Hij
zich over uwe arme ziel ontferme en die
verlost uit de banden der zonde?»
«Ik wil het beproeven», antwoordde de
zieke.
Dien nacht waakte Aleida bij hare sponde
wijl Bella zeer onrustig was. Eerst tegen
den morgen viel zij in een langen, benauwden
slaap. Aleida verliet hare sponde niet, voordat
de zieke uit haren slaap was wakker gewor
den en zij nog eens met haar gebeden had.
Met een hartelijken kus namen de vrouwen
afscheid.
Het behaagde den Heere Bella nog op te
richten. Slechts langzaam herstelde zij.
Haar oude geestkracht en lichaamskracht
kreeg zij echter nooit weder. Zij bleef zwak
en in zich zei ven gekeerd. De menschen
meden haar en zij meed de menschen. Doch
om zich voor de zending in Indië in de bres
te stellen, thans om voor den nieuw benoem
den gouverneur-generaal een voorspoedige
reis en een gezegend bestuur te doen af-
smeeken. Er is dikwijls geklaagd over de
droogheid en de weinige belangrijkheid van
de Nederlandsche Staatscourant, maar ook
hierin schijnt met het ontwaken van het
Christelijk bewustzijn verbetering te zijn
gekomen. Dergelijke stukjes althans geven
overvloedig stof tot bespreking, en daaraan
ontbreekt het dan ook reeds heden niet.
Met belangstelling wordt aan de ambte
naren van het departement van koloniën
gevraagd, wie heden als voorganger iz het
geled is opgetreden, welk deel van den
bureautijd daaraan wordt besteed
Nog akeliger is 's mans woordspeling op
het spreekwoord De moor heeft zijn plicht
gedaan, de moor kan gaan!
„Ik ben benieuwd of wij nu binnen kort
ook het vertrek van den afgetreden land
voogd naar het moederland zullen zien aan
gekondigd onder gelijke opdracht tot bidden
voor een goede reis. Of zou daaraan den minis
ter van koloniën misschien minder gelegen
zijn Het is waar, der Mohr hat seine
Schuldigkeit gethan, en dus der Mohr
kann gehen. (gaan.) Maar ook vet gaan 1
Om dat af te wenden gebiedt toch reeds de
Christelijke liefde al het mogelijke te doen,
dus van het standpunt van den minis-
ter-doleerend ouderling ook te bidden.
ook hare hoogmoed was geknakt; en de
eenzaamheid bracht haar door Gods genade
aan de voeten van het Kruis. Moge zjj
daar den gewenschten vrede gevonden
hebben.
Haar karakter zjj eene waarschuwing!
BESLUIT.
Eenige weken later nam Aleida van hare
familie te Melville een hartelijk afscheid,
daar zij met haren man naar Australië dacht
te vertrekken. Zij zou hare eerste zeereis
maken als gezagvoerster. Het afscheid was
niet aangenaam, doch de droefheid werd
gematigd door het voorrecht dat oom eeD 10
welgestelde landbouwer geworden was en
tante van haar ziekbed was opgericht. Agnes
beloofde een volgende maal eens een reis
met den kapitein en mevrouw de Witt
te zullen meemaken.
Bertha, de jongste meid van mevrouw
Westerly is in dienst van mevrouw de Witt
overgegaan. Laura heeft afscheid genomen
van de jonggehuwden en zal een zaakje
opzetten. De generaal en zijn vrouw heb
ben den kapitein en zijn vrouw en den
heer Graylynn nu naar de boot vergezeld.
Mevrouw Richardson denkt er ernstig aan,
hare meubelen in te pakken en in warmer
gewesten te gaan wonen. De generaal houdt
niet op, of zij moet hem beloven, dat zij
dit doen zal. De kapitein de Witt zal hen
meenemen.
En ILarel, de jongeling uit de gevangenis
Kapitein De Witt heeft beloofd, zoodra deze
jongeling uit de gevangenis zal ontslagen
zijn, hem in zijn dienst te zullen nemen.
Vriendelijk schijnt de zon thans op het
levenspad van Aleida Graylynn, te meer,
nu ook haar vader haar op hare reizen
vergezelt, en wien te bezitten den echte
lingen nog lang een oorzaak van onge
veinsde vreugde zij.