CMRISTELIJK-
NIE UWSBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
1888. No. 121.
Zaterdag 14 Juli.
Tweede Jaargang.
n Verknopingen*
VERSCHIJNT
G. M. Klemkerk, te Goes
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
ZEND1NGSFEEST.
Atjeh.
r om de 14 dagen wordt
ning der flesch wordt
if linnen overdekt, en de
ister geplaatst,
er des ochtends vroe»
n bodem der flesch, en
slak te zamen, dan
end mooi en helder weer
er regen of sneeuw,
dzuiger tot in den hals
dan zoolang zitten tot
ider wordt. Zal het gaan
het dier buitengewoon
heen en weer, en wordt
óórdat werkelijk de wind
i voor een sterk onweder,
;en gepaard, houdt de
eeds buiten het water
stig en werpt zich hef-
als had het dier zenuw-
Huisvrouw
ralië. De Engelsche
telegrafen naar Australië
akt, dat zij voornemens
1 te doen leggen tusschen
vVest-Australië. ten einde
erdere storingen in de
enschap te voorkomen,
n van een kabel tusschen
chrijft zij toe aan vul-
g 14 Jnli.
bfj Bierensvoor dhr. Le
Prinsonder Kapell'e in
A. Tarwe met kanthooi
>5,65 A. tarwe, voorste
n en 't kanthooi. Onder
gge aan den Hoekschen
>i.
lag 16 Juli.
j Timmerman voor erven
>t. Overman en de Ronde
als woonhuis, schuren
gedeeltelijk tiendvrije
in weilanden 18,72,40 H
irceelen hooigras in den
ïskerke.
or Not. Mulock Heuwer,
ven wed. de Jager in de
1,1701 H. Tarwe, 59,73 A.
itergerst, 7,01,04 H. erw-
2,47,10 H. zomergerst,
én, 87,92 A. aardappelen,
.en, 1,15,70 mangels, 2e
*ras, riet en sek.
aan de haven door Not.
psafbraak, meubelen enz.
tg 17 Juli.
uur, 3,25,70 H. tarwe in
Berg. Inl. dhr Pelle.
bij de Steenfabriek oude
irheij, 4 H. veldvruchten
nen, haver en aardappels,
lag 18 Juli.
de herberg bij Geus door
tarwe en kanthooi in
Inl. de heer Pelle.
iij Maseboone voor erven
door Not. Hammacher
met 27,0080 Hectaren
rf, tuin, boomgaard Wei
gemeenten Oostburg en
ce, 10 uur door Not. de
Ivruchten, als 2.7939 H.
[der in 5 perceelen, 1.9620
:erke in den Omloop en
.tergerst in Boomgaard-
Mulock Houwer, 10 uur
oefje nl. woonhuis, keet
D50 H. tuin, boomgaard,
in Nissestelle, 50,40 A.
Koedijk en 1,15,22 H.
d in Stelle,
ag 19 Juli.
bij v. Vlaanderen door
hofstede als woonhuis,
rz., tuin en weiland no
en boschland en sprink
n Westkapelle. Voorts
enz. aan den Kunstweg
31 perceelen.
23 Juli.
timmerman, voor erven
Not. Overman en De
ir 3.53 H. tarwe, 2,4956
winter gerst, 1,0464
c. A. Paardenboonen,
232 suikerpeen, 4604
itteboonen.
D
ZEEUW,
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
f 0,95
- 0,025
Prijs per drie maanden franco p. p.
Enkele nommers
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel.
Nog enkele nommers met het bijvoegsel,
waarin het verslag hiervan voorkomt,
voorhanden, en tegen inzending van 10
cent verkrijgbaar bij den uitgever
G. M. KLEMKERK, Goes.
De rede van den heer Lelie luidt in
hoofdzaak aldus:
Het is mij een voorrecht heden u eenige
mededeelingen te doen omtrent den geeste
lijken en zedelijken toestand der militairen
in Ned. lndië, voornamelijk te Atjeh.
Tijdens mjjn ruim vjjfjarig verblijf in
lndië, waarvan ik er vier ter Sumatra's
Noord- en Westkust doorbrachy; in mijn
betrekking als staf-fourier ben ik in de
gelegenheid geweest het leven van den sol
daat én in garnizoen én te velde, gade te
slaan, ja mede te leven.
Van mijne bevinding zou ik u zeer veel
kunnen verhalen. Kortheidshalve laat ik
dit na en splits mijn onderwerp in twee
deelen: In de eerste plaats wenschte ik u
met de samenstelling van het leger in lndië
bekend te maken, opdat men een goed
begrip krjjge van de verschillende elementen
waaruit ons leger bestaat; en u daarna
iets over den geestelijken en zedelijken toe
stand mede te deelen; om ten slotte u op
te wekken tot ondersteuning der pogingen,
die in het werk gesteld zijn, om aan den
staat van zedeloosheiden ongodsdienstigheid
een einde te maken.
L Het Indische leger telt het eene jaar door
het andere 30,000 soldaten met pl. m. 1500
officieren.
De soldaten in Ned. lndië zijn allen vrij
willigers; dezen worden, voorzoover het
blanke gedeelte aangaat, in Nederland aan
geworven, en zijn dus allen christenen. Het
niet-blanke gedeelte, tot een sterkte van
pl. m. 16,000, bestaat uit Inlanders, waar
onder Amboineezen, Javanen, Bnegineezen,
Madoereezen en Alfoeren.
De Amboineezen zijn mede christenen,
terwijl de overigen meest allen den Mahome-
daanschen godsdienst belijden. Ik kom later
hierop terug.
Hoe de werving voor Europeanen hier
te lande geschiedt, en hoede aangeworven
persoon te Harderwijk aan allerlei afper
singen, bedrog en verleiding blootstaat,
beschouw ik als overbekend. De oprichting
van het Militair Tehuis heeft voorzeker zeer
veel medegewerkt om aan dat alles paal en
perk te stellen.
Het is zeer te betreuren dat in Neder'and
zelf niet genoeg ondernemende jonge mannen
gevonden worden met den lustom in It.dië
te gaan dienen; want nu moet men
zich vergenoegen met het aanwerven van
vreemdelingen, voornamelijk Belgen, Fran-
schen en Duitschers; en hierdoor krijgt
men in het leger allerlei vreemde elementen,
die den nationalen geest onzer instellingen
benadeelen, en waarmede dikwijls moeilijk
is huis te houden.
Het zyn voornamelijk de Belgen en
Franschen die, wat zedeloosheid aangaat,
hier den boventoon voeren, en die door
hunne verbasterde zeden en volkskarakter
een aantrekkingspunt worden voor een aantal
manschappen, die hetzij om deze, hetzij om
gene min eervolle reden hun laatste toe
vlucht bij het Indische leger hebben moeten
zoeken.
Ik heb hen menigmaal elkander hooren
verwijten, dat men een naam van 75 francs
had, dewijl velen terruggehouden werden,
hun waren naam te doen kennen, daar
men zich door de vlucht aan een gerechte
strat had moeten onttrekken. Sommigen
maken natuurljjk hierop een uitzondering;
de Franschen behooren in den regel tot de
slechtsten.
Voegt men nu bij deze omgeving, en bij
het daaruit voortvloeiend en walgelijk gedrag
het vloeken, de ongezouten, vuile wartaal,
die dag aan dag over hunne lippen komt,
dan behoeft het geen betoog, dat van aan
sluiting aan die bende, bjj het meer be
schaafde deel geen sprake kan zijn.
Heeft de soldaat hier te lande allicht
iemand, hetzij familie, hetzij een kennis,
met wiea hij in zijne vrije uren eens spre
ken kan en omgang heeft; in lndië mist
hij dergelijke kennissen geheel. Er bestaan
in lndië maar twee stander.rijken en
armenEuropeanen en inlanders. Onder
de armen worden de inlanders gerekend
de blanke burger in lndië, noch de inlan
der laten zich met den soldaat inen
hoewel ik helaas moet bekennen, dat de
militairen door hun onzedelijk gedrag daar
toe zeer veel aanleiding geven, het .is voor
iemand die aan een fatsoenlijke, christelijke
omgeving gewoon is, en die naar lndië
ging om vooruit te komen, een groot gemis,
vooral wanneer men er op let, onder welk
eene omgeving hg zich geplaatst zietwant
nu moet hij zijne vrije uren in de militairen-
cantine doorbrengen, wijl de Indische kazerne
alle huiselijkheid mist.
Wanneer de soldaat zich niet op een
hoofdplaats (dat is de standplaats van een
predikant) of in de nabijheid van een zen-
dingspost bevindt, dan is hij van alle gees
telijke opwekking verstoken. Op de hoofd
plaatsen bestaat gelegenheid de godsdienst
oefeningen eiken Zondag bij te wonen en
meermalen heb ik eene predikatie bijgewoond
van een zendeling, onder anderen te Ama-
rawa (Willem I) waar deze dan, bij gebrek
aan een kerkgebouw, in de militaire can tine
predikte, waaraan menigeen zich ergerde.
Onder de predikatie toch moest de zoo
genaamde «tap» zoo het heette gesloten
zijn, maar er werd toch jenever getapt,
wat dikwijls tot zeer onstichtelijke hande
lingen aanleiding gaf.
Vergunt mij thans, u iets mede te dee
len van dat gedeelte van Sumatra, waarop
sinds 1873 aller oog gevestigd is, van Atjeh.
Atjeh Wie kent het niet 1 Wie kent
niet minstens een der vreeseljjke verhalen,
die daarvan in omloop zijn. Overal leest
men nog, na vijftienjarigen strijd, met be
langstelling de berichten, die daarvan in de
couranten geplaatst worden. Telkens kan
men lezen zooveel gewond, zooveel gesneu
veld, zooveel aangetast door die vreeselijke
ziekte, de beri beri.
Heeft iemand uwer dan ook wel eens ge
dacht, dat dit nu weder zoovele ongelukki-
gen waren, die onvoorbereid de eeuwigheid
ingingenzoovele menschen, die daar wel
licht met een zekeren dood voor oogen zonder
troost lagen te sterven, verre van allen die
hun lief en dierbaar zijn En hebt gij dan
die ongelukkigen in uwe gebeden gedacht
Op het einde van 1877 vertrok ik naar
Atjeh, en werd mij aanvankelijk Kotta-
Radja (Kraton) als verblijfplaats aangewezen.
Het is van daar uit, dat ik Atjeh van Oleh-
leh tot Gla Kambing heb doorkruist, en de
verschillende gevechten medemaakte, die
gedurende het tijdvak van 1877 tot 1879
zijn geleverd.
Gedurende dien tijd heb ik al de ellende,
al de zedeloosheid van het leger leeren kennen,
ja medegeleefd, medegesleept als ik was door
den stroom, nergens een rustpunt vin
dend totdat ik naar lichaam en ziel uit
geput, geëvacueerd (vervoerd) werd naar
Sumatra's Westkust, vanwaar ik, na een
verblijf van 18 maanden, wegens ziekte naar
het vaderland terugkeerde.
Voor ik verder ga, zij het mij vergund
ude samenstelling van het leger te Atjeh
mede te deelen.
De tegenwoordige troepensterkte te Atjeh
bedraagt pl. m. 5000 man, de noodige ar
tillerie, genieenz. daaronder begrepen.
Wegens den zeer slechten gezondheidstoe
stand valt echter op de voltalligheid en de
bruikbaarheid der bataljons veel af te dingen.
De troepen zijn voor het grootste gedeelte
in zeer doelmatige steenen gebouwen te
Kotta-Radja gehuisvestterwijl er plm. '1500
man over de verschillende versterkingen,
beatings genaamd, zijn verdeeld. Deze ben-
tings munten uit in onhuiselijkheid, in vol
slagen gebrek aan alles wat woningen ge
zellig maaktzelfs hij, die aan een leven
in de ofschoon meer geregelde, kampemen-
op Java gewoon is, kan zich daar niet te
huis gevoelen.
Zoo ergens, dan is het klimaat te Atjeh
moordend. Zoover het oog reikt, ziet men
de braakliggende sawahs (rijstvelden) ónder
water staan, Iemand die er pas komt,
kan de koortsaanbrengende moeraslucht
ruiken, die er over die landen zweelt. Tien
duizenden insecten maken het slapen zelfs
onmogelijk. Voegt daarbij de omgeving,
de vermoeienissen, ontber ingen en gevaren,
dan behoeft het waarlijk geen betoog dat
er maar zeer enkele soldaten zijn, die het
daar langer dan zes maanden uithouden.
Verre de meesten moeten zelfs nog vroeger
worden geëvacueerd (weggevoerd) lijdende
aan beri-beri en koorts, of iaboreerende
aan melancholie (zwaarmoedigheid.)
Gedurende de heele expeditie, van 1873
af, heeft Atjeh zich als een der ongezondste
landen van den Archipel leeren kennen.
Cholera, dysenterie, beri-beri en koorts
zijn er aan de orde van den dag. Men
denke maar hoe de cholera er in 1874
woedde, en talrijke offers eischte. Om een
strijdbare macht van 8000 weerbare man
nen te Atjeh een jaar lang te hebben, moest
het dubbele aantal in 1876 aan het Indische
leger worden onttrokken (1). Volgens de
jongste berichten werden gedurende het
tijdvak van 24 December tot 3 Januari j.l.
230 militairen verscheeptonder hen be
vonden zich 220 fceri-berilijders, waarvan
(1) Volgens officiëele rapporten werden ran 1879
tot 1883 gemiddeld behandeld 3544 beri beri
lijders per jaar en volgens berichten van Mei 1886
zonden er toen niet minder dan 8000 personen in
het Indische leger door de beri beri zijn aangetast.
eenigen op de reis bezweken. (2.)
Bij dit alles kan de soldaat elk oogen-
blik geroepen worden zich met den vijand
te metenen met welk een vijand Ik
heb hem van zeer nabij leeren kennen.
Wellicht bestaat er in onzen Indischen
Archipel geen volk, lager en dierlijker van
aard, dan de Atjehers. De heer Broos-
hooft Beschrijft ze aldus«in hooge mate
onzedelijk, verslaafd aan dobbelspel en
opium kruipend voor hooger geplaatsten
minachtend jegens minderenin en voor
alles vragend naar eigen belang en voordeel;
het woord edelmoedigheid zelfs niet bij
name kennend ook niet jegens den over
wonnen vijand, blank of bruin,' dien zij
in koelen bloede zullen afmaken en op
laaghartige wijze verminkengroot
moedigheid jegens den weerloozen tegen
stander beschouwend als vrees of domheid;
valsch en verraderlijk, zoodat zelfs een
maleisch spreekwoord de overige bewoners
van den Archipel tegen hunne streken
waarschuwt; het pinter zijn slim zijn)
beschouwend als de grootste deugd; geen
waar woord sprekende zoodra liegen hun
eenig voordeel kan aanbrengenpochend
op heldendaden, die nimmer door hen
bedreven zijnin staat hun besten vriend
te vermoorden, zoo het hun eenig voordeel
kan aanbrengen; trotsch, doch tevens dom
in de hoogste matein één woord, volsla
gen misdeeld var. de eigenschappen die wij
in den mensch plegen te eeren en te
beminnendaarentegen in merg en been
doortrokken van lage ondeugden. Bijna
hunne eenige lofwaardige eigenschap is eene
aangeboren dapperheid en een taaiheid
in den strijd, die wij tot onze schade
hebben leeren kennen. Doch ook hun
moed wordt dikwijls door opiumbedwelming
verkregen, en vindt zijn grond minder in
mannelijke kracht, dan in dierlijken dorst
naar bloed en gruweldaden.»
Eiken blanke door hem gedood, brengt
den Atjehnees, volgens zijn geloof, nader
bij het Paradijs. Door de priesters vooral
werd het lagere volk tegen ons in beweging
gebracht, met de leugen, dat wij de leer
van Mahomed in Atjeh kwamen uitroeien.
Van nu aan kreeg de oorlog een gods
dienstig karakter. Thans werd het «prang
sabil», dat is «heilige oorlog» en daarvoor
had men alles over. Om dit te logen
straffen, werd door ons gouvernement in
de nabijheid van Kotta Radja eene prach-
(2) Wat is de beriberi?
De verschijnselen dezer ziekte zijn opzwelling der
beenen en vueten de elasticiteit van het vleesch
verdwijnt, zoodat men met een vinger blijvende hol
ten er in kan drukken; voorts benauwdheden, ver
lamming, soms een snelle dood soms eerst na weken
of maandenaltijd echter groote verzwakking van
den lijder; zoodat hij, of nimmer, of eerst na langen
tijd herstelt.
Over de oorzaken dezer ziekte verkeert men nog
grootendeels in het onzekere.
Wegens het groote belang der zaak heeft de Re
geering eenige onzer beste hoogleeraren naar lndië
gezonden, om de oorzaken der kwaal op te sporen
en zoo mogelijk maatregelen aan de hand te doen
tot hare bestrijding. Het is gebleken dat groote ver
moeienissen, gebrekkige huisvestingen voeding, moeras
sige uitdampingen van den grond, en het o gere
gelde leven van den soldaat deze ziekte zeer
bevorderen. In verhand daarmede zijn reeds
maatregelen genomen. De voeding is krachtiger ge
maakt, en is (hans in alle opzichten voldoende. De
ziekenverpleging laat mede niets te wenschen over.