I zeide de redenaar - Jvaarde vrienden, dat in® lligd en op uw progra® \me liefde tot Isfo^- I daad iets in dat volk om hetzelve liet a' |t het volk, hetwelk do® op bespottelijke wij® jvaarop duizenden in liting neerzien, en lot een spreekwoord e ich openbaart en ver- ennis van \erre geeft ook hier geldt Salomo's uit verre landen is als een vermoeide ziel! moet er ook deel aan- tevens in den zegen hier gsarbeid is het levens- het levensonderhoud voorbeelden toegelicht, 'arijsche Zending onder de zending uitgaande jeugdige gemeente der moeten dezen arbeid zoekt voorwerpen zijner ling hier is weer den wij er ook voor bidder, lofsoefening, terwijl wij iderer blijdschap worden, dlegger der Javaansche rucht der bidstonden te doi' arbeiden; dat is voor verk zorgen. Geen recht (geen bezorgdheid) en vrucht. Paulus wilde laien voor het geestelijke estrooid, hier omgekeerd, en de vrucht des Geestes Is ook hier geen ichen zendingsarbeid en als wij kennis nernen n den zendingsarbeid, dan inleiding uit tot veel leven recht gewenscht is. lankbaarheid over wat en waardoor wij wel en overkeurig zijn. inkeer in jOns zeiven. «richten en wij kunnen ,t ginds zijn indien de eens gemeenteberichten geldt het woord daar leert gij u zeiven niet. digd voortgaan; waarbij ons zeiven den oversten Leidsman niemand als Jezus alleen! iren eindelijk der rijkste leidens zal ingaan il 't eens worden met Prof', v. T. te ien met gejuich beloofd beid. weenende voortgaan, zijn ,n droefheid alleen, die lenende zijn wij in de zij volharding werkt, y jheeft van des Heeren des Heeren trouw in den e vrucht die op dezen :enteleven wordt geoogst. trad de heer ds. E. isserdam, de bekeerde om misschien wel met een rede, waar- was: Onze liefde tot ichten was van dezen hoefde de spreker niet eken, maar gloeide het diepste overtuiging eB iet oude volk der Joden, eed. We kunnen van ende getuigenis Jjslechts punten weergeven. Let het volk, hetwelk I Heere Jezus heelt 111j en zijne nakomelinoen ve liefhebben alles gezegd; kun" >g niet uit een an'L»' Laten wij bet ee [)nze llel'de tot I31 biJ I waarop wnj dat volk liefde j Laarop wij onze Ilen toonen. hell vloedig redenen voor zijnimmers Israel a. is door God verkoren als volk h heeft eene belangrijke geschiedenis c. is een volk, waaruit Profeten en Apos telen zijn voortgekomen, en waaruit zelfs de Heere Jezus, voor zooveel het vleesch aangaat, is onstaan. d. heeft Gods woord voor ons bewaard e. is het volk aan hetwelk God een schat van beloften heeft gegeven, waarvan nog vele vervuld moeten worden. is het voorwerp van Gods bizondere liefde. Bij elk dezer punten stond de spreker stil, en de overtuigende taal, de talrijke bewijzen door hem bijgebracht, deden zien hoe het onderwerp zijn geheele ziel innam. Spr. vervolgde toenZijner zulke houd bare gronden voor onze liefde tot Israël, dan moeten wij ook weten op welke wijze wij onze liefde jegens dat volk zullen toonen. Wij moeten a. aan zijn toekomst en herstel ontwij felbaar gelooven h. het ten allen tijde zeer vriendelijk behandelen c. getrouw en met ernst het wijzen op den beloofden Messias d. onze stoffelijke gaven te zijner be houdenis blijmoedig brengen; en e. hem gedurig gedenken voor den troon der ger.ade Dan zullen onder den zegen des Heeren ook door onzen arbeid en ons gebed de eerstelingen worden toegebracht, terwijl eens gansch Israël zal knielen aan den voet van het kruis. Het gebed is het voornaamste van alles, daarom onderzoek?, zich een iegelijk of bij én voor zichzelven én voor Israël reeds heeft leeren bidden tot God Ook sprak toen op spreekpl. No. '1 de heer Scboch van Amsterdam over het Red- dingsleger, wiens rede we in het bijblad opnemen. (Evenzoo de re le van den heer Mr. O J. H. van Limburg Stirnm die te half twee sprak). Onderwijl Mr O. J. H. van Limburg Stirnm bezig was op spreekplaats No op boeiende wijze zijn Reisindrukken over de Zending medetedeelen trad eveneens te half twee op spreekplaats No 3 de grijze Zendingsvriend zoowel van in als uit wendige Zending T. M. Looiunn opdie op de bekende, onderhoudende wijze een overzicht gaf van den arbeid der Ned. Zendingsvereenigingen in onze koloniën, daar bij van cijfers en namen een schoon, boeiend geheel vormend gelijk dat alleen een nestor in de liefde tot de Zending als de beminde Looman denken doen kan. We kunnen hiervan gee 1 verslag geven. Genoeg zij het dat bij iederen hoorder de indruk versterkt werd, dat de toewijding in Gods koninkrijk het hart jong doet blijven ook al is het hoofd bedekt met de sierlijke kroon der grijsheid Looman en Zending zijn onafscheidelijke namen. In de Pauze werd gelegenheid gegeven tot bezichtiging van de rijke verzameling v,m voorwerpen uit het heidenland, bepaal delijk uit onze Indiën en eigendom van Mr. van Limburg Stirum en zendeling van Ass.ilt - van welke gelegenheid ruim ge bruik werd gemaakt. De heeren Mr, Van Limburg Stierum en H. Lelie verklaarden de beteeken's en het gebruik der vele merkwaardige voorwerpen, die onder de rubieken HuishoudenVisclivangst, Nijverheid, Kleederen, Afgoden, Too ver- boeken, Amuletten, Brieven van Bamboe waren tentoongesteld. Het zou ons tt ver voeren als we die voorwei pen gingen be schrijven, en onze beschrijving zou toch slechts een zeer zwakken indruk geven dezer talrijke zaken, gedrochtelijk, en in haar afzichtelijkheid toch zoo welsprekend. Vooral tot bezoekers van een Zendingsfeest, vooral voor l.en, die eenig begrip kebl en van de ge schiedenis der eeuwen van onkunde en dood, waarmee deze voorwerpen onafscheidelijk verbonden zijn. Ook voerde voor en in de pauze het muziek korps der weesinrichting eenige stukken uit, zeer tot genoegen der schilderachtige groepjes die zich rond de cantine zoo goed en zoo kwaad het ging hadden neergezet. In de cantine werd door jonge dames voortreffelijk bediend en de regeling der werkiaamheden bleek naar de orde te oordeelen, uitstekend te zijn. Doch op twee spreekplaatsen klonken de onen der muziek en wie dus het lichaam genoeg had versterkt en van den omgang met oude en nieuwe vrienden genoeg had genoten en Ds. Gispen of Ds. Metz hooren wilde, moest zich voortspoeden. Ds. W. H. Gispen van Amsterdam dan, be- paalde te half een ure zijn aandachtig gehoor bij De hoofdzaak in den zendingsarbeid. Spreker sprak op de hem eigen aangrij pende, vaak humoristisch-ernstige wijze on geveer het volgende De zendingsarbeid is de gewichtigste ar beid die door menschen kan verricht worden. Jezus zelf heeft dien arbeid in den hoogsten zin volbracht. De apostelen hebben gedaan wat hunne hand vond om te doen. Alsmede de groote christelijke mannen in de middel eeuwen. Er behoort veel kennis en weten schap, bovenal wijsheid toe. Vele gaven en bekwaamheden van allerlei aard veel geld, overleg, moed en volharding. Dat alles evenwel is nog de hoofdzaak niet. Het is noodzakelijk, maar altijd in verband met de hoofdzaak. Evenals in allen arbeid voor en in het koninkrijk Gods is ook in den zendingsar beid liefde het meeste. Niet haar klank en haar schijn, maar haar wezen. Liefde tot de eer van God Liefde tot de waarheid Liefde tot den naaste. Alles stelt in den zendingsarbeid te leur, zoo wij deze hoofdzaak, de liefde, missen, die zich openbaart in vertrouwen, zelfver loochening gehoorzaamheid. Op die hoofd zaak moet vooral gelet worden, van wege de teleurstellingen, de opofferingen, die de zendingsarbeid geeft en vraagt. Het is eene overtuiging die moet leiden tot gebedwaar deering volharding. Ook voor den zendingsarbeid geldt het woord:» Dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof. Tegelijkertijd dat Ds. Gispen op spreek plaats No. leen talrijke schare aandachtige hoorders rond zich vereenigdetrad op spreekplaats No. 2 Ds. H. Metz vauSchiedam op, welke sprak over «Onze Heere Jezus Christus, de almachtige Koning der wereld.» «Héett mijn onderwerp den schijn, zoo ongeveer sprak de redenaar, dat het niet dadelijk betrekking heeft op de Zending, het is ook niet meer dan schijn. Wij den ken slechts aan de moeilijkheid der groote zaak, tot welker behartiging deze samen komsten zijn ingesteld, de zending onder allerlei volken, om hen bekend te maken met den onnaspeurlijken rijkdom van Gods genade in Christus voor zondaren. Het is geen werk van menschen, maar van Go.l, om goddelooze en woeste kinderen als levende steenen toe te voegen aan den geestelijken tempel; om dwaze afgodendienaars te vormen tot een heilig priesterdom. De geschiedenis der zending is veelal eene geschiedenis van den tegenstand der menschen tegen de har telijke pogingen, tot hunne zaligheid aange wend. Wij hebben de natuur der menschen zooals zij werkelijk is, tegen ons, benevens het krachtig en taai vermogen der zonde. Want onder welk schoon vernis zij zich ook voordoe, onder welken schoonen schijn van beschaving ot wat ook, als het er op aankomt om vóór den Christus Gods en diens werk of tegen Hem te kiezen, dan is er geen oogenblik zelfs van weifeling, spoor van nadenken, en ware de uitslag dan afhankelijk van den moed, de energie ot wat ook der dienaren, wat zouden we beginnenMaar neen, onze Heere is de almachtige Koning der wereld en dus ook der harten. Zijne macht is met Zij sterven niet gebroken. En na Zijne ver heerlijking gaat Hij voort in haar midden te werken en zich zoo te openbaren, dat het door steeds meerderen ei kend en beleden wordt, hoe God hem ten Heere en Christus gemaakt heeft. Getuige het Pinksterfeest, de verwoesting van Jeruzalem, Constantijn de Groote, onder wien het christendom tot godsdienst v in staat werd erkend de her vorming, met zijn geschiedenis van bloed en tranen, met zijn schier onverwinlijken tegenstand maar met zijn sterkte en onver- winlijkheid, omdat de belijders het wisten en geloofden, Onze Heere Jezus is de almachtige koning der wereld getuige al de landen waar de vrede door het bloed des kruises gepredikt wordt en waar zelfs onwentelingen in de zeden en ge woonten gezien worden, die den ongeloovi- ge verplichten kennis te nemen van de Vruchten der Chr. geloofs. En toch is het niet maar de zedelijke invloed van het evan gelie, de persoonlijke ijver der dienaren de gunstige loop der omhandighedenwaaraan het Godsrijk zijn wasdom te danken heefthet is de persoonlijke Christus-iegeering waar door van lieverlede de gedaante der wereld veranderd wordt. De gang van den ver heerlijkten Heer door de wereld is een voort gezette zegetocht, en het staat vast als een rots, trots alle bezwaren en allen tegenspoed: Hij komt, hij zegent, hij zegepraalt!» Tegelijkertijd dal ds. van Paassen op No. 2 optrad sprak op no. 3 als spreker, op de heer H. Lelie, van 's Gravenhage. Zijn onderwerp wasDe geestelijke en zedelijke toestand der militairen in Ned lndie, voornamelijk te Atjeh. Sprekers rede gaf tot duidelijk overzicht lo. de samenstelling der troepen 2o. hun zedelijke en geestelijke toestand 3o. de middelen die aangevoerd worden oin aan die e lende een einde te maken. Wij achten het wenschelijk, die rede in haar geheel op te nemen. Wij doen dit, D. V. Vrijdag. Te 4 ure sprak ds. Voorhoeve van Katwijk, wiens rede we eveneens in het bijblad nemen. Ds. C. Hattink van Apeldoorn sprak nu Le lialf vijf op spreekplaats no. 2 over het noclithans des geloofs en de zendingDat ik zoo begon de redenaar over dit onderwerp spieken ga, vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat er bij het vele goede dat op het gebied der zending wordt aanschouwd, toch zoo nameloos veel gevonden wordt dat ons tot droefheid en tot somber heid siemt. Letten we op liet klein getal zendelingen, op de geringe belangstelling, op de liefdeloosheid, op de weinige vrucht die wordt gezien, dan kunnen we niet anders dan klagen. Nu wordt er in onzen tijd veel «geklaagd». Cf het echter ge schiedt omdat het schijnt alsof de bede «Uw Koninkrijk kome», niet wordt ver hoord, ik meen allen grond te hebben om dit te betwijfelen. Wat klaagt dan een levend mensch, een iegelijk klage van wege zijne zouden. Cp een zendings/eesf, gij zult het mij gewonnen geven dient ook nog iets anders dan dit gehoord te worden. Het leest lied wordt aangewend, het feestkleed hebt gij aangetrokken, welnu dat dan ook een feesUoo» worde gehoord. Geen schooner, geen welluidender maar ook geen heroïeker toon, dan die wij op vangen en beluisteren ais wij den profeet tlabakuk hooreu spreken. (Hab. 317). Hij klaagt welluidend en weemoedig schoon als de nachtegaal waar hij de aan staande ellende des volks aanschouwt met zijn profetischen blikmaar ook hij vliegt als de adelaar naar omhoog om 111 reiner sfeer zich te baden en te verlustigen, als hij zich verblijdt in den Heere zijn God. Hij zingt zijn hoogste lied, als hij acht geeft op de belofte des Heeren. Dan juicht hij in «het nochthans des geloofs», dan heft hij zijn feestzang aan. Alles heeft zijn bestemden tijd, zeide Sa lomo, daar is een tijd om te weenen en een tijd om te lachen; daar is een tijd om te klagen en een tijd om te juichen. En al mag de herinnering gansch niet overbodig worden geacht dat het rechte juichen niet plaats vindt, dan nadat het somber klagen is voorafgegaan, toch, als we ons plaatsen op het standpunt des geloofsziet, dan hebben we rijke stof. Dan toch zien ook wij op de belofte des Heeren; dan klemmen wij ons vast aan het woord des eeuwig Getrouwen, die als de God des Verbonds, al zijne beloften in Jezus Christus ja en amen doet zijn. God geeft dit gelooVandaar dat het zoo groot is. Hij drukt daarop zijn stem pel. Daarom moet het groot zijn; al wat God doet is groot. Schijnt het ons alzoo niet toe, dan ligt de schuld aan ons, dan is het omdat wij niet zien, of althans niet goed, niet geestelijk zien. Het geloot doet staan op een hoogen berg. Van de kruin af ziet gij in het rond, ziet gij naar beneden. Daar omlaag moge u veel bekoren, alles wat gij aanschouwt is lager. De openbaring van dat nochthans is luis terrijk. Gij bemerkt het bij 14-abakuks woord. Ci.tioerend is zijne beschrijving van hetgeen hij te zien krijgtgeen bloesem, geen viucht, geen loo.i zal daar zijn, roof en armoede zal gevonden worden. Alles diep ellendig; en hoort nu, hoe hij tegen over dat veelomvattend «alhoewel» een goddelijk,een majestueus «nochthans» plaatst, als hij spreekt: ik zal mij in den Heere verblijden. Is het met de zending niet op gelijke wijze gesteld. Om onze zonden moeten we uitroepenalles is verdorven We kunnen zelfs niet vragen om een zegen als we letten op onze onwaardigheid, en toch, roomt het geloove nochthans zal het Konink rijk komen. Het geloof weet, de H. Geest is gezonden. De Heer is verheven en is gezeten ter rechterhand Gods. De belofte is gegeven, mijn Woord zal niet ledig tot Mij weder- keereu. Klemt u daaraan vast, feestgennoten Pleit daarop. De Heere zal ook uwe oogen verhelderen, ziodat zij zien, Hij zal ook u schenkeu dat u de nevelen opklaren. Welk een zeldzame kracht spreidt dat «nochthans» ten toon! Als Habakuk van God het oordeel overneemt is hij «beroerd»! en «beeft» hij. Alleszins begrijpelijk. Had! hij geen geloof, dan was daarin geen ver-f andering gekomen. Maar nu, naarmate! de veer is neergedrukt springt deze met] dubbele kracht omhoog, zoodat hij ju-| beltnochthans Als de zendeling let op zijne zwakheidl zijn bloóheid zijn onkunde; als de zendings-f vriend na gaat hoe weinig hij waarlijk, «vriend» is; hoe weinig offervaardigheid! hoe weiaig gebed bij hem gevonden wordt,! 0, dan is het niet minder voor hem om tel bevenEn ziet, beiden, zendeling en zen-l dingsvriend zij mogen «preken «nochthans»:! de Heere zal zijn luister openbaren. Zijl mogen spreken in het geloove: de Heere,f Heere heeft gesproken tot zijn gezalfde eisch van mij en Ik zal u geven de einden der aarde. Geen dood, maar het levend geloof heeftj zijn «nochthans». Vandaar dat de vrucht] zoo verrassend is. In plaats dat gij uv hootd buigt als een bieze, belt gij het omJ hoog. Gij blijft staande met uw noehthansJ terwijl anderen bezwijken. Gij zegt, dia gelooven haasten niet. Gij let niet allereerst! op de resultaten. In het geloove wordt] de last des Heeren volvoerd, of ook, gil stelt er anderen toe in staat dit te doenl en dan zegt gijhet zal komen, het zal gewisselijk komen, komen op des Heeren tijdf het Godsrijk. Al hoort gij dan dat een zendeling vooil geen enkele ziel het middel was tot waarj achtige bekeering, dan zegt gij, en «nochl thans» zal het zaad ontkiemen. Dan zegl gij, of liever uw geloof spreekthet verblijf van den zendeling, het verblijf alleen kan later zegen afwerpen. lkzeide, wij willen steeds wat zien. Datkoml voort uit ongeduld en ongeloof en onverstand.] Als er een brug over de rivier wordt ge slagen, ziet gij niets van de fundamenten des peilers en toch, wat gij niet ziet draag\ juist de brug. Van dat geloof leide Abraham getuigenil at als hij zijn kaak ten offer bracht er verzekerd bleet, nochthans zal in Izaak hel zaad genoemd worden, is bij het kind deu belofte. Al schijnt het soms een afgesneden zaakl waar niet één maar meerdere zendelingeif worden vermoord, waar de roomschen den arbeid van onze zendelingen verwoesten, oj zoo gij dat geloove bezit, zijt niet versaagd! De discipelen zagen den Eengeborene des Vaders, ook onder het kleed der diepstil vernedering. Het geloove ziet Gods werkl ook al schijnt het niets te zijn. Dit nochthans des geloofs, geeft moed| geeft ijver bij het zoo kostelijke en zoq hoogst eervolle werk dat de Heer zijr gemeente op de handen zette. Dit ge-I loove staalt. De wetenschap, de Heer heefl het bevolen, het is Zijn werk Hij zal oJ Zijn tijd den triumf doen aanschouwen over het rijk des Satans, doe ons voortgaan! Wat deed de soldaten van Napoleon zoif vol moed zijn, ook al stond de kans hachel lijk? De wetenschap, het bewustzijn onzd veldheer voert ons steeds tot overwinning! Wat we zeiden over het «nochthans del geloofs» en de Zending, geldt evenzeer da inwendige als de uitwendige. De voorbeelden daarvan zijn talrijk. Bil de prediking des woords kan het zoo vaal! schijnen alsof op rotsen wordt geploegd is de onverschilligheid en de haat dikwijl! groot. Al treft gij dit alles aan, mei bitterheid tegen uw persoon, om del Woords wille bovendien, de geloovigl prediker, hij legge zich neder op het nochl thans van zijn Heer en Zender. Gij geeft onderwijs op eene Zondagsschool misschien voor een kleine klas van kleina kinderenhet schijnt u toe alsot er nietl van hetgeen gij leert wordt medegenomen! o, bedenkt, in plaats van twijfelmoedig tl worden, uw arbeid is niet ijdel in dei| Heer. Zaait in Gods naam voort. Hoe vaak beschaamt de Heer ons ongel loofOch, dat er toch uit geleerd worde! en we telkens tot ons zelve zeggenmij| ziel pleeg met d'ervaring raad. Denkt daarom, waar gij het werk de inwendige zending verricht in uw huis, il uw omgeving. Vaders en moeders dil zoovele gebeden opzondt voor uwe kindererl die dag en nacht den Heere hebt aangq roepen of nog aanroept om het behoul van uw kroostgij ziet uw gebed nifl verhoord, gij wanhoopt misschit 11 ik bif u doet het niet. Smeekt den Heere dij Hij u doe zien op de belofti reeds bij de Doop u toegezegd. Bidt cm dat geloovl dat zijn nochthans spieken doet. Dan gal het op hope tegen hope. Vervolg in het bijvoegseh

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1888 | | pagina 3