verheugende in de eindelijke overwinning daarvan. Hartelijk dank aan de heeren Smelt en de Ram voor openstelling en afstand dezer schoone uitgestrekte bossehen. Het is een blijde dag, zich met duizenden te kunnen vereenigen onder één 1< over dak in deze heerlijke natuur, die spreekt zonder woorden en waarin zich het hart dichter bij God gevoelt. Daarom hebben de zendings- feesten burgerrecht gekregen. Velen achten het tegenwoordig niet den tijd voor feest maar de christen mag en kan blijde zijn ook in dagen van druk en strijd. Maar zijn blijdschap heeft mets ge meen met die der pessimistische wereld beschouwing, welke met minachting doet nederzien op wat anderen met geestdrift vervult. Dit komt om dat men niet verstaat dat de vreugde die zelfs op den donkersten lodens weg niet begeeft, de vrucht is van innerlijken vrede want al heeft de Chris ten strijd - hij weet dat door zijn er- losser zijn leven is gered uit de banden des doods, zijn geweten verlost van de wroeging over schuld, zijn hart beveiligd voor de verleiding der zonde. En daarom, feestge nooten den blik naar de bergen, ook, ja vooral bij lijden en strijd. Strijd in ons hart, in staat, in kerk die ons soms het hart beklemmen. Naar de bergen, daar van daar komt onze hulpe, daarvan waait ons de verfrisschende lucht van den eeuwigen morgen tegen. Maar het hart dat deze dingen kent, kan niet anders dan zich ontfermen over den nood der Heidenwereld, zoo treffend door Paulus geteekend, waarin menin raadselen en ellende rondtast. Is liet Heidendom niet als Bartimeus aan Jericho's poorte Van daar dat niemand die weet genade te behoeven, de gewone, ijskoude tegenwer pingen tegen de heilige zaak der zendig zal aanvoeren. O zeker het is een werk des geloofs, des blijden geloofs in de Goddelijke kracht des Evangelies. Maar daarom kan iemand die de bekeering der Heidenen als een schoone droom be schouwt, ons niet verstaan. Die de Heidenen in hun schoonen en onschuldigen natuui- staat wil houden, anders gezegd ze aan hun lot wil onverlatenen Zendings-arbeid krachts en tijdsverspilling noemt, die gaat uit rekenen hoeveel de bekeering eener enkele ziel kost, o, hij weet het niet dat wij door het dierbaar bloed van Jezus Christus zijn verlost. En deze vragers, deze spotters zullen in de voleinding des koningrijks van Chiistus beschaamd en verlegen staan. Wat werkt beschaving zonder bekeering t1 Wapenen om zichzelven te vernietigenvergit om zich te dooden. Wie heeft voor Euro pa's beschaving meer gedaan dan die Heiden- apostel, die door Athene's wijzen een klapper en praatjesmaker werd genoemd? Denken we aan de krijgsschaar des Hovaas in Madagascar; die eens tegen de woeste Haaren in het Zuiden moesten uit trekken, en die zoo streng de krijgstucht hielden, dat de Haaren verbaasd uitriepen de Hovaas moeten werkelijk den waren God hebben, en hun godsdienst moet goed zijn, wij willen gaarne Hem dienen, ook leeren en leeraars hebben en zonder een enkele droppel bloeds werd alles in vrede geschikt Men zegt van ongeloovige zijde de Zen- ding kost te veel geld. Wij durven echter beweren dat het nalaten der Zending aan Europa meer oflers kost in geld en inen- schenlevens, dan let bedrijven der Zending. Lord Shaftesbury zei eens tot de 400 Stads- zendelingenals Londen u niet had zou het 40000 politiedienaren behoeven. In Natal verklaarde een Engelsche Inge nieur ter bewaring van den vrede onder de Kaffers werkt een zendeling meer uit door de prediking des Evangelies, dan een heel regiment soldaten.» Het laten voort woekeren van den Islam en het weinig be vorderen der Ev. Zending in O. Indie, heeft aan Nederland in den Atjeh-oorlog meer menschenlevens en grootere geldsommen gekost, dan ons vaderland ooit voor de zending heeft besteed. Het woord van den Bonnschen prof. Christlieb is zoo waar De tegenstanders der zending moeten eens een antwoord zoeken op de snijdende vraag, waarmede een aantal negers op de goudkust de Barmensche zendelingen tegen kwamen «Waarom zijt gij niet vroegei tot ons gekomen als God toch bevolen heeft dit Wooid in de geheele wereld te pre diken O wij weten het wel, de machten van on- en bijgeloof zijn niet gering te achten. De teleurstellingen zijn zeer groot. Doch die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Daar is eene kracht waartegen de machten des Heidendoms niet bestand zijn dat is de kracht des geloofs. Niet die van het geld, niet der beschaving buiten het Evangelie. Niet die des zwaards. Het geloot overwint de wereld. Het vertrouwt op de schijnbare onmoge lijke beloften Godshet volgt de eischen Gods, in het oog der menschen ongerijmd Het geloof vraagt niet wat het werk der zending baten zal, want de Heere heeft het bevelen. Doch al trekt de Engel met het eeuwig Evangelie in zijn vlucht over de aarde steeds ruimer kringen, en al ontsteken de zende lingen, de wegbereiders der ware beschaving telkens op tot nu toe onbekende bergen hun wachtvuren, wat zijn er tal van zwarte plekken nog op de zendingskaart. Wie denkt niet aan dat onmetelijke hemelsche rijk, aan die werelddeelen welke de Vorst der duisternis nog in zijne duizendjarige banden gesloten houdt onder ophooping van gruwel en vloek Doch welk een troost is het voor den zendeling, door het geklankdes Evangelies, de stemmen van lang gesmoorde ellende te kunnen doen overgaan in den juichtoon «Gevondenwaarnaar ik zoo lang heb gezocht. Spreek voort en laat mij toch veel van Jezus hooren wien ik verlang lief te hebben.» Doch dan is het: Gode alleen de eer Wij kunnen nooit te klein en te oot moedig van ons zeiven denkenmaar klopt niet het hart van blijden dank als wij de boden des heils zien gaan over de toppen van het Himalaya-gebergte, door de vruchtbare valleien van achter-Indië, indien zij arbeiden in het noorden onder de Eskimo's, in de Oerwouden van Amerika, in de zandwoestijnen van Afrika? De gemeente gelooft aan de zekerheid, de kracht, den troost dezer dingen, waardoor haar hoop wordt verlevendigd, en haar ijver aangevuurd tot redding van verlorenen, om eenmaal samen, redders en geredden, den lofzang aan te heffen in den dag der dagen als de Bruidegom komt. O laat ons toch begrijpen dat God ons werk niet noodig heeftdat wij ook niet voor den uitslag verantwoordelijk zijn, maar wel voor den ernst en de trouw waarmede wij het doen. Ook brengt dikwijls kleingeloovig'.ieid ons aan het wankelen. Maar die gelooft, veracht den dag der kleine dingen niet. Er staat zoo treffend in een der verslagen van de algemeene Synode der Hernhutters: «zonder twijfel leeft de broedergemeente van hare zending.» Hoe meer de gemeente zendingsarbeid verricht, hoe krachtiger haar geloofsleven zal worden, en hoe meer de onderlinge ver schilpunten zullen wijken. Zijn wij in net eene noodige één, dan moet alles wijken voor de gewichtigste vraag, hoe zullen wij het best aan het Koningsbevel gehoorzamen predikt het Evangelie allen creatuur. De zending heeft een wereldgeschiedkundige beteekenis gekregen, is een teeken des tijds geworden. Wordt er veel gevraagd en gegeven, het zijn slechts penningskens bij hetgeen voor wereldsche vermaken wordt geofferd en door tijdelijke behoeften geeischt. O, laat de vrucht van dezen dag zijn vermeerdering van ijver en werkzaamheid in het werk der uit- en inw. zending, chr. onderwijs, armenzorg, bestrijding onzer volkszondede sterke drank, en tal van andere zaken. Jongelieden en jongedochtersgeeft u niet over aan de genietingen der wereld, maar leest en spreekt in samenkomsten over de groote dingen die God op het ge bied der Uit- en Inw. Zending heeft gewocht, opdat de kennis van, en de liefde voor haar worde gewekt en vermeerderd. Feestgenooten moge dit feest een Oogst feest der zending zijn, en de garven eenmaal worden ingezameld in de voorraadschuur des Hemels. Deze dag zij een dag van vreugde en verkwikking voor het aangezicht des Heeren. De blijdschap der wereld gaat voorbij,maar die van den christen is onvergan kelijk, en neemt steeds toe. De reis kort op. De Heer komt en met Hem het einde der zending. Mochten wij eenmaal komen daar waar wij met verlosten en gezaligden uit alle talen en natiën ons verblijden in het volle licht van Gods eeuwige heerlijkheid daar boven. Nauwelijks was dit bezielende woord van des redenaars lippen, met de meeste aan dacht afgeluisterd, of de feestgangers stroom den naar Spreekplaats No. 2, waar te kwart voor elve I)s. D. J. Karres van Bruinisse zou spreken over Zendingsarbeid en Gemeen televen. in hun onderling Verband. Spreker herinnerde ter inleiding aan prof. v. Toorenenbergen's woord in zijn rede dit jaar voor de Utrechtsche Zend. Ver., dat geregeld zendings- feest te vieren voor de zending al te groote ongelijkheid is aan hetgeen onze Heer op aarde ten deel viel, en een vooruitloopen op de toekomende eeuw. Hij wil zendingsdagen. Dit wordt door spreker gedeeltelijk be aamd. De rechte feesten der Zending zijn zeldzaam, en worden ook hier niet gevierd maar bij onze broeders op het zendingsveld, Het zijn hier oogstdagen, telkenen van ver breking van de macht der duisternis. Wij genieten daar slechts den dauwen weerschijn van. Maar laat ons onze feesten dan Zendings dagen noemen. Een familiedag voor zen dingsvrienden, niet om haar te begraven maar haar belangen te bevorderen. Is dal dan toch geen feest. Een zendingsvrien den feest zoudt ge het kunnen noemen, maar dat woord is wat ongeschikt, maar hoe ze het noemteen zendingsdag zal het blijven Dat blijkt uit den aard der onderwerpen waarin vrienden der zending belang moeten stellen. Zij verkrijgen al meer t en practische beteekenis. Geen lofzangen alleenóok klaagtoonen worden geuit en op de gebrekei zoowel als op de voortreffelijkheid van dit werk gewezen. Het komt bij het zendingswerk dan ook op de praktijk aan: Niet bij de zendelingen al leen ook bij ons, die hen uitzenden en steunen. Zoo is de Levenstaak der gemeente haar Leerschool geworden. En zoo blijkt er al dadelijk verband tusschen arbeid en Gemeenteleven. Maar zegt ge, dat moet omgekeerd staan gemeenteleven en zendingsarbeid; de laatste is gevolg van het eerste. Betrekkelijk waar! Toch geen gemeenteleven zonder de godde lijke zending van het vleesch geworden Woord en den H. Geest. Zending is altijd no. 1 bij de uitbreiding van Gods Koninkrijk hetzij door Hemzelven of zijn dienaren vol bracht. Maar de plaatsing van Zendingsarbeid voor gemeeneleven heeft nog andere bedoeling. Het gemeenteleven moet van invloed zijn op het zendingswerkdat is duidelijk, laat het ons toepiassen 1 Maar zij staan nog in ander opzicht met elkander in betrekking. Het laatste oefent invloed uit op het eerste. Wjj denken dan bij Zendingsarbeid aan alle werkzaamheid op Zendingsarbeid, zoowel die, waarvan wij alleen bericht ontvangen als voor zoover wij er zeiven een werkzaam aandeel in nemen. Trouwens wie niet mede werkt, neemt er gewoonlijk ook geen ken nis van 1 En gemeenteleven is ons in dit verband De openbaring van het Chr. leven als vrucht des geloofs bij de getrouwe kern der zichtbare gemeente des Heeren. Wat is de invloed nu van dien Zendings arbeid op dat gemeenteleven A. De gemeente neemt er kennis van Zij leest zendingsberichtenzij verneemt dit getuigenis en moest het nog beter vernemen. Ge leest zendingsberichten op wekking hiertoe le Ge krijgt er kennis door van een uit nemend werk Gods, een genadewerk uit zijn vruchten blijkend, waartoe ge niet naar ver vlogen eeuwen hebt terugtezienmaar dit in het heden moogt gadeslaan. Madagascar en de Sandwichseilanden, Papoea en Soen- danees, Dajakker en Javaan, zij prediken "dat Christus nog dezelfde is en zijn koninkrijk de grenzen der aarde bereiken moet. Ge kunt u vermeiden in een nieuw ontwa kend christelijk gemeenteleven. De geest dei- oude gemeente is aanschouwd. at treffend werk der bekeeringWat eenvoud en be scheidenheid bij zooveel kracht des geloofs en der liefde 1 Vervolging verduurdRome weerstaan, en trouw gebleven ook zonder geestelijke leiding vaak. Wat moederliefde, en opgewekt gemeenteleven, wanneer wij het aantal trouwe leerlingen, blijmoedige belijders en oprechte avondmaalgangers van zoo menige heidengemeente met die van vele vaderlandsche gemeenten vergelijken 3e. Ge volgt dan ook met klimmende be langstelling den arbeid onzer uitnemende broeders zendelingen,hun strijd en hun lijden, hun «optimisme» gelijk ds. Ulfers het zoo j uist heeft genoemd, brengt het alles u geen prediking, die niet zonder invloed blijven kan? De invloed is beschamend b\j het opmer ken van ons ongeloof, onze ontrouw en de traagheid bij voorgangers en volgers in ons midden, maar hij is hemoedigend ook Hoe onderscheiden zijn hier dejmiddelen en wegen, die gezegend worden zij leiden tot het zelfde doel en worden van denzelfden God in gunst oekroond Laat ons hier niet mis kennen wat God ginds tot een zegen stelt Voorts, het gemeenteleven moge bij de wereld veracht zijn, de heidengemeente roept ons toe het is niet verachtelijk. En allen herinnert het ons, dat neg immer in zwak heid Gods kracht zich openbaart en ver heerlijkt. 01 die kennis van verre geeftj troost van nabij, en ook hier geldt Salomo' woord De tijding uit verre landen is als een druppel water op een vermoeide ziel! B. De gemeente moet er ook deel aan nemen en deelt dan tevens in den zegen hier toegezegdZendingsarbeid is het lever teeken ja! maar ook het levensonderhoud der gemeente (met voorbeelden toegelicht, ontleend aan de Parijsche Zending onderL de Lassouto's en aan de zending uitgaande* sinds 1851} van de jeugdige gemeente derj Sand wichseilanden 1- Immers wij moeten dezen arbeid gedenken. Het hart zoekt voorwerpen zijner! liefde en belangstelling hier is weer den' beste waardig. 2. Dan moeten wij er ook voor bidder, Bidden is ook geloofsoefening, terwijl wj mede-verkers van anderer blijdschap wordec Jellesma, de grondlegger der Javaanscln Zending, was een vrucht der bidstonden te Harlingen. 3. En ook er voor arbeiden; dat is voor den nood van dit werk zorgen. Geen re: leven zonder zorg (geen bezorgdheid) et| geen zorg zonder vrucht. Paulus wilde' het lichamelijke maaien voor het geestelijke zaad, door hem uitgestrooid, hier omgekeerd het uw - gevraagd en de vrucht des Geestesl beloofd en ontvangen. Is ook hier innig verband tusschen zendingsarbeid et| gemeenteleven? a. En ten slotte als wij kennis nernet van en deelnemen aan den zendingsarbeid, dar nemen wij daar aanleiding uit tot vee wat in het gemeenteleven recht gewenscht is, 1. tot groote dankbaarheid over wat wij mogen bezitten, en waardoor wij wt eens oververzadigd en overkeurig zijn. 2. tot oprechten inkeer in ,ons zeiven. Wij lezen zendingsberichten en wij kunnen danken, hoe zou dat ginds zijn indien de' zendingspers ook eens gemeenteberichten) leveren ging? Hier geldt het wooi'd daar gij een ander leert, leert gij u zei ven niet 3. tot een gemoedigd voortgaan; waarbij] wij hebben af te zienvan ons zeiven op te zien tot den oversten Leidsman] uit te zien naar niemand als Jezus alleen! 4. tot het koesteren eindelijk der rijkste verwachting De volheid des Heidens zal ingaan En éen kudde zal 't eens worden Want daar is, om met Prof. v. T. fci eindigen, een maaien met gejuich belootll aan den zendingsarbeid. Daarom als wij weenende voortgaan het geen tranen van droefheid alleen, wij storten, ook weenende ziju wij in (it verdrukking omdat zij volharding werkt en deze de bevinding jheeft van des lieera trouw!» De bevinding van des Heeren trouw in dei! zendingsarbeid is de vrucht die op deze:« akker /oor het gemeenteleven wordt ,geoogs'-| Amen. Te half twaalf trad de heer ds. tl Kropveld van Alblasserdam, de bekeerd-1 Israëliet, en daarom misschien wel vurigste christen, op met een rede, waar van het onderwerp wasOnze liefde wj Israel. Gelijk te verwachten was van defc zoon van Israel, behoefde de spreker uit naar woorden te zoeken, maar gloeide fc gesprokene van de diepste overtuiging t van een liefde tot het oude volk der Joile' die weldadig aandeed. We kunnen lJ1 iiet keurige, bezielende getuigenis Jslrf' enkele gedachten en punten weergeven. Is het niet zoo zeide de redenaar— ef vreemd onderwerp, waarde vrienden, dat in bladen is aangekondigd en op uw pi-ograf te lezen staat? Onze liefde tot Isrd' Ls er dan in der daad iets in dat vo'i hetwelk ons noopt om hetzelve liet hebben? Is het niet het volk, hetwelk -i dichters en schilders op bespottelijke wij" wordt voorgesteld waarop duizenden in ;r! lande met minachting neerzien, en alom is geworden tot een spreekwoord j'l aanstootis het niet het volk, het"'®'* het bloed van den Heere Jezus heeft geroepen over zich en zijne nakomeling®'H Dat volk zullen we liefhebben? Maar is hiermede alles gezegd; kunn-'11 wij dat volk ook nog niet uit een a' oogpunt beschouwen? Laten wij het een beproeven en bij Onze liefde tot Israel s inderdaad u bepalen. Laat ons stilstaan bij a. den grond, waarop wij dal l'° I liefhebben kunnen. b. de wijze, waarop wij onze jegens dat volk zullen toonen. De grond waarop wij dat volk liefhe kunnen, is zeer hecht, nadeinaal er o* I

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1888 | | pagina 2