CHRIST ELIJK-
NIEUW SBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND,
1888. No. 82.
Donderdag 12 April.
Tweede Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. Kleinkerk, te Goes
F. P. Dliuy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Buitenland.
Onschuld en Misdaad.
IE ZEEUW,
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
Enkele nommers- 0,026
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere rege
meer 10 cent.
Wij laten hieronder een beschrijving
volgen, grootendeels aan het Centrum
ontleend, van het tegenwoordige verblijf
van den zieken Keizer Frederik. Een be
schrijving van
CHARLOTTENBURG.
Niet over het bijbehoorende Mausoleum,
het verblijf der dooden, waar met zoovele
Duitsche vorsten, ook Keizer Wilhelm rust,
maar over het Slot, de residentie der
levenden, spreekt het blad.
Bekoorlijk is Charlottenburg niet. Het
is er doodelijk stil. Het blok gebouwen
is donker geel van kleur; de kleine op-
schuifvensters zijn alle wit geschilderd en
met zeer zindelijk neteldoek bekleed. Het
lijkt wel een verlaten huis.
Een dagbladschrijver zegt: elk ging het
voorplein over, en een palfrenier wees mij
op mijn vraag, een klein venster, dat met
zijn gordijntje als 't ware een witte vlek
afteekende op den grooten gelen muur.»
Op 't zelfde oogenbhk dreunde mij een
dof regelmatig geluid in de ooren. Een
bataljon grenadiers kwam zoo even van
Spandau. Met de afgemeten juistheid van
beweegbare beelden schaarden de -soldaten
zich voor 't front van het kasteel des Sou-
vereinsde kapitein ging middelerwijl naar
binnen, om het vaandel in de wapenzaal
te plaatsen.
Geen trompetgeschal, zelfs niet het over
luid klinkende kommando van een officier
3>
FEUILLETON.
«Tante Westerley!» gilde Aleidade
kamer scheen voor haar oogen te draaien;
de deur werd gesloten en het arme meisje
viel bewusteloos op den grond. Hare be
zwijming duurde echter niet lang. De op
schudding was zoo groot, dat alle bewoners
van het huis boven warendus droeg
niemand kennis van haar kortstondige
zwakheid. Zij kwam weer tot kennisztj'
keek vreemd op hare slapen klopten van
angst, zij waggelde naar de deur, en ging
half blindelings naar de trap en naar haar
eigen kamer. De smid, die ontboden was,
brak juist het slot van haar koffer open.
Mevrouw Westerley stond er naast
Bella stond achter haar met een bleek en
ontsteld gelaat, en een weinig verder een
gewapend politie-beambte, een man met een
barsch, bijna ruw uiterlijk. Drie of vier
bedienden stonden bij de deur, en vol mede
lijden maakten zij plaats voor Aleida. Bleek
en zwak, bevende van verontwaardiging,
bij de herinnering aan het gebeurde van
dezen morgen, stond zij daar met gevouwen
handen en betraande oogen, als een toon
beeld van de diepste ellende. Het deksel van
den koffer was geopendBella bad zich
een weinig teruggetrokkende beambte
lichtte de kleedjes slechts een weinig op,
alsof hij aan het onderzoek weinig gewicht
hechtte, doch het slechts uit plichtsbesef
bewerkstelligde, maar plotseling hield hij
°P< g'ng °P een knie liggen, schoof de
kleedingstukken driftig ter zijde, en wees
op de gescheurde voering in den koffer
tegelijkertijd den ketting te voorschijn halen-
werd gehoord. Het minste onverwacht
geraas zou liet zenuwgestel van den hoogge-
plaatsten zieke kunnen storen.
De manschappen bleven onbeweeglijk in
't gelid geposteerd zij waren in afwach
ting. Daar komt een bevende hand aan het
bovengenoemde vensterraam, schuift het
kleine witte gordijn over de roede op zijde
en tegelijk verschijnt ook een bleek verma
gerd gelaat voor de glazen. De oogen staan
strak gespannen en knippen op en neer
onder den invloed van het scherpe licht.
Ik herkende Frederik niet meer. Zijn wit
grijze baard hangt tot op zijn borst af, en
zijn hals i= in een zeer grooten witten zijden
doek gewikkeld. Zijn rug staat hol en
zijn hoofd in een voorover gebogen houding
ter oorzake van het onophoudelijke hoesten;
zijn huid is gerimpeld en de kleur er van
hier en daar geel. De keizer groette de
troepen met een gedwongen glimlach en
verdween toen aanstonds achter het gordijn,
dat weder werd dichtgeschoven.
Ik liep het park in en zag eensklaps
het beroemde Mausoleum, niet ongelijk aan
een enorm grooten grijzen kubus, aan 't eind
van een laan met zwarte dennen beplant voor
mij staan.
Dit naargeestige perspectief van de donkere
hoornen met een doodenpaleis, waar de ko
ningen Frederik II, Willem III, koningin
Louise en keizer Wilhelm rusten, heeft keizer
Frederik dagelijks voor oogen, wanneer hij
naar de oranjerie wandelt.
de, die door het zonlicht met duizende
kleuren schitterde, en tevens een pakje dat
de negen bankbiljetten bleek te bevatten,
die mevrouw Westerley den vorigen dag
in haar beurs geborgen had. De politiebe
ambte staarde mevrouw Westerley aan, hij
hield den ketting vast, zoolang hij de bil
jetten onderzocht. .Aleida wit als marmer,
scheen verlamd en sprakeloos, haar oogen
als die van een krankzinnige.
«Gij kunt volmacht krijgen om haar in
hechtenis te nemen,» sprak mevrouw Wes
terley vertoornd. «Ik kan zulk een onbe
schaamde misdaad niet door de vingers zien.
Als gij iets noodig hadt om behoorlijk op
reis te kunnen gaan, ware het ten minste
wel zoo eerlijk geweest, als gij getracht
liadt het zelve te verdienen.»
Aleida bleef sprakeloos en verroerde zich
niet. Haar oogen waren met denzelfden
vreemden glans op haar koffer gevestigd.
Ware het slechts een droom? Neen,
daartoe scheen alles haar te werkelijk toe;
alleen bleef haar een gevoel bij, dat het
geen werkelijkheid kon zijn, dat zij zich
moest bedriegen.
Was dat de koffer, dien zij met zooveel
zorg gepakt had? Hoe kwam die vreeselijke
scheur in de voering? En waarom hield
die ruwe man dien kostelijken ketting in
handen? En waarom hadden allen hunne
blikken op haar gevestigd?
Een rijtuig hield voor de deur stil:
onbewust stapte zij er in. gevolgd door den
politie-beambte; en niet voor zij de sombere
omgeving der gevangenis gewaar werd,
herkreeg zij haar volle bewustheid.
III.
EEN VRIEND IN NOOD.
De gevangenis in het graafschap had
goede vertrekken, en was wat de bouw-
Het. park is geheel ook als verlaten.
Ik kwam aan den oever van de Spree,
die het noordelijk gedeelte van het park
begrenst. Overal vind ik dezelfde stilte,
dez.elfde droefgeestigheid. Eenige bladerlooze
waterwilgen laten hun gele twijgen in het
bruine water van den oeverkant afhangen.
Links zie ik een Chineesch pavilloen, dat
in puin dreigt te vallen; rechts vind ik een
oude, houten brug; aan den overkant liggen
een twintigtal booten vastgemeerd, en daar
achter is niets meer dan een onmetelijk
groote naakte vlakte.
Wilt gij iets naders weten over het leven
van den Keizer en zijne omgeving aldaar
Hoort dan verder wat deze schrijver zegt
Dr. Mackenzie en zijn assistent, dr. Hovell.
zijn voortdurend in de nabijheid van den
zieke. Dr. Hovell, woont in een kamer, welke
gemeenschap houdt met die van den keizer
den ganschen nacht blijft de deur open,
zoodat de geneesheer dadelijk hulp kan
ve 'leenen, wanneer de hooge lijder een aan
vat van hoesten krijgt. De stoffen, die
Z. M. gedurig door het buisje in de keel
moet opgeven, maken 't gebiedend noodza
kelijk voor hem altoos een tien, twaalf uit
gevouwen zakdoeken op tafel bij de hand
te houden. Deze zakdoeken mogen slechts
eenmaal dienst doen en worden onmiddellijk
weggeworpen. Dag en nacht verspreidt een
lamp geurige dampen in het vertrek, om
de onaangename lucht er uit te verdrijven
Op bevel van de geneeslieeren zijn de ca
oi de aangaat zelfs een mooi gebouw. Aan
de overzijde stond een sierlijk huis, de wo
ning van den generaal Richardson. Hij
was een der rijkste ingezetenen en der
oudste bewoners, had door zijne hooge be
trekkingen steeds veel invloed gehad, en
was tegenover een ieder, behalve zijn
vrouw, zoo koppig als een Chinees en
zoo eigenzinnig als een Turk.
Vroeger was hij bezitter grweest van
den grond, waarop nu de gevangenis stond,
doch een proces wees uit, dat zijn park,
zooals hij het bij voorkeur noemde, de er
felijke eigendom was van een zeer arm
man, wiens geestvermogens "zoo goed als
geheel verstompt waren.
Generaal Richardson kreeg van woede
een beroerte, waarin hij bijna het leven
liet, en gedurende eene ziekte, die hiervan
het gevolg was, had het gemeentebestuur
een contract gesloten met den arme, waar
bij het zijn land kocht en hem zelf liet
verplegen door verstandige menschen die
voortdurend op hem pasten en hem van
zijn eigen geld verzorgden. De arme gene
raal stortte opnieuw in, toen hij dit vernam,
zoodat hij wederom het bed moest houden
terwijl dè verfoeide gevangenismuren lang
zaam maar zeker in zijn park verrezen,
terwijl de zware grendels en tralies ge
smeed werden en eindelijk de zware deuren
steunend op hare hengsels draaiden. Zoodat,
toen de generaal hersteld was, men ge
heel gereed was met het gebouw, waarin
zoo menige traangestort zou worden, waar
zoo menige zucht door de nauwe gangen
zou weerklinken.
Maar de oude generaal zag, deels ten
gevolge zijner zwakte, deels ten gevolge
van ernstig nadenken van verderen tegenstand
af. Hij staarde slechts voor zich uit en
scheen in droefgeestig gepeins verzonken
pittonneerde (met kussens opgewerkte)
meubelen vervangen door leuningstoelen van
glad hout, waarvan de stof gemakkelijk kan
worden verwijderd.
De dochters van den keizer komen nooit
in deze kamer, maar ontmoeten hun vader
in de oranjerie, in de eetzaal of receptie
kamers. De ministers en anderehooggeplaatste
ambtenaren, die van tijd tot tijd rapporten
moeten indienen, worden ontvangen op de
groote salon der eerste verdieping, een zeer
groot vertek, waar de lucht niet zoo spoedig
bedorven wordt. Alleen prins Bismarck en
prins Wilhelm, de zoon van den Souverein
worden, en dat wel op hun uitdrukkelijk
verlangen, in de werkkamer van den zieke
toegelaten.
Om zijn krachten te steunen, hebben de
geneesheeren vleeschextract, bouillon, eieren,
en gortesoep voorgeschreven waarvan hij
beurtelings alle uren een kop gebruikt.
Vervolgens drinkt hij ook een weinig lichten
Bordeauxwijn met sodawater. Des morgens
maakt hij een wandeling in de oranjerie,
die tot op 18 graad warmte wordt gestookt.
De oranjeboomen zijn reeds meer dan een
eeuw oud en maken deze plaats tot een
bekoorlijke lustwarande.
Keizerin Victoria en haar dochters volgen
den keizer op den voet. Om hem afleiding
te bezorgen, doen zij alsof zij een zeer vroolijk
gesprek voerden. Dikwerf echter is een harer
genoodzaakt het gelaat af te keet en. r m de
traan te verbergen, die aan het oog ontspringt.
hij had zijne geliefkoosde plannen opgegeven,
wellicht daar hij alle gebreken van den
ouderdom begon te gevoelenmogelijk
ook wel omdat zijne ziekte hem mis
schien voor het eerst in zijn leven aan
den dood deed denken.
Mevrouw Richardson was veel jonger
dan hij, een schoone vrouw, en zoo eenvoudig,
dat de kinderen op straat hun spel staak
ten, ona een vriendelijken glimlach van
haar te krijgen. Zij verliet juist de gevan
genis, waar zij dienst deed als troosteres
en vriendin, toen Aleida binnengebracht
werd. Niettegenstaande den dikken sluier
ontdekte zij haar schoon en bescheiden
uiterlijk en de golvende lokken van liet
ontstelde en verwilderde meisje.
«Ik ben benieuwd wie zij kan wezen
mompelde zij, «zeer benieuwd;» en deze
woorden steeds herhalende, trad zij de
woonkamer van haar huis binnen. Welk
een heerlijk gezicht bood deze zitkamer
aan het geheel geleek een omheinde tuin,
met keur van oranje-appelen, uit warmere
gewesten hier heen overgebracht. Het vloer
kleed was groenhet patroon stelde doo> -
eengevlochte wijngaardranken voor, groei
ende in het mosachtig woud en doorweven
met witte bloemen, zoo natuurlijk nagebootst
dat men onwillekeuring bevreesd was er
op te treden. Het behangsel was met heerlijk
bloeiende cactussen beschilderden de licht-
roode knoppen staken sierlijk af bij de schitte
rend groene bladeren, die als met dauw be
dekt schenen. De witte kanten gordijnen wer
den door groene overgordijnen beschermd; de
zittingen der rieten stoelen waren van dezelfde
kleur, men kon het vertrek met recht een
groene kamer noemen, vervuld met frissche
lucht en de aangename temperatuur van een
bloemenkas. Wordt vervolgd.)