BOERENIN SPAN
Afschrift.
m- FINALE UITVERKOOP -w
C. DE MUNCK,
ADVERT BNT1KN.
Openbare Verkooping,
Op Maandag 1*2 Maart 1888,
Openbare Verkooping
op Vrijdag 9 Maart 1888,
Meubelen en Huisraad.
Openbare Verkooping
op Zaterdag 17 Maart 1888,
WEILAND,
A. i. VISSER Klokstraat,
GORS,
zwarte Fraiische Merinosstoffen
en Thibets,
gekleurde Japonstoffenj
NeteldoekenBukskins
GEKLEURDE STOFFEN
voor Damesmantels in nieuwe
dessins,
Neteldoek en Gebreide
Goederen.
Blik- en Borstelwerk,
Galanterieën, enz. enz.
toezien om de rattenval zoo juist mogelijk
te stellen om daardoor de onwetenden ten
gewissen prooi te maken,
Wat toch geven zij voor Recht voor
allen, en maken de schoon e leuze onzes volks
«Eendracht maakt Macht» tot de hunne,
terwijl men ook nog laat doorschemeren
feet onderwijs niet aan banden te zullen
'eggen.
Zijn die leuzen vertrouwbaarIs niet
eene meer dan 40 jarige regeering der libe
ralen ons ten bewijze hoe steeds alle
klachten over het onrecht zijn onverhoord
gebleven en de Eendracht alleen in hun
kamp gehuldigd wordt als zij gelijk Pilatus
en Herodus te zamen stemmen kunnen om
den Christus te dooden Kan men van
hen verwachten dat zij het ernstig meenen
om in zake van het onderwijs aan de Chris
tennatie recht te laten wedervaren
Met beslistheid antwoordde ik Neen
slechts een oogmerk, om te verschalken,
en het Nederlandsrhe volk te blijven regee-
ren met onderdruk' ing. N.
Aan de Redactie van de Zeeuw.
M. 11.
Naar aanleiding van hetgeen door Mr.
Borgesius te Middelburg gezegd is over mijn
persoon, vraagt gij mij wat daarvan aan is.
Sinds die heer zijn boekje «de beteekenis
van den verkiezingsstrijd» schreef, heb ik
nooit meer met hem een woord gewisseld,
omdat uit dat boekje, gelijk ook onlangs
nog de Standaard aantoont, blijkt, dat die
heer, om zijn Kamercollega's te bezwalken,
zich niet ontzag grove onwaarheden te zeggen.
Ik maak mij. sterk te bewijzen, dat dit zelfs
tegen beter weten in geschiedt. Om met
iemand, vooral met een kamerlid, in debat
te kunnen treden, moet men zijne waarheids
liefde niet behoeven te betwijfelen. Met
wie om kiezers te winnen, de feiten verdraait,
is debat onmogelijk.
Aan U evenwel te antwoorden is my
aangenaam. Ik zal daarom het voorge
vallene volledig meedeelen oordeel dan, of
het bovenstaande al of niet te sterk ge
sproken is.
In de zitting van 1 April 1886 zeide mr.
Borgesius «een der meest gevierde tegen
standers van de openb. school zeide mij eens
in een vrij grooten kringniets zou voor
mijne partij nadeeliger zijn dan eene kleine
wijziging van art. 194, die ons wel iets maar
zeer weinig gaf, want het tegenw. artikel
is langzamerhand een zeer geschikt middel
van agitatie onder de bevolking geworden.»
De lieer de Savornin Lohman wie heeft
dat gezegd
De heer Goeman Borgesiusdat heeft de
heer de Savornin Lobman zelf gezegd en
wel bij gelegenheid van het afdeelingson-
derzoek van het ontwerp, hetwelk thans aan
de orde is.»
Aldus luidt het bijblad.
«De heer Lohman protesteerde niet verder,
maar nam stil zijn plaats weder in», zoo
vertelt volgens de Midd. Ct. de heer Bor
gesius, en «de vergadering der goedgeloovige
toehoorders begroette zijne «openbaring»
met langdurig applaus
Heel veel nadenken was .by dat denkend
doel der natie niet. Anders toch zoude
het zich hebben afgevraagdhoe kan de
heer Lohman zulk eene domheid gezegd
hebben Zulk eene vrijwillige bekentenis
aan zijne tegenstanders doen Is de daad
zelve niet in vierkanten strijd met 's mans
geheele optreden, daar hij juist ter beëin
diging van den schoolstrijd zijn rust er aan
gaf; van het eerste oogenblik af dat hij
in de Kamer optrad ahijd wees op het
gevaar voor ons land, dat uit dien strijd
ontstaatzelfs in en buiten de Kamer
medewerkte tot het doen van alleilei voor
stellen ja, op datzelfde oogenblik met hand
en tand eene mede door licm voorgestelde
grondwetswijziging (amendement Mackay
c. s op art. 194) verdedigde, welke wijzi
ging, zoo mr. Borgesins liaar had aangenomen,
den strijd zou beëindigd hebben
Een wijziging, en een nog wel, waarmee
buiten de Kamer zells tal van liberalen
zich hadden vereenigd, terwijl daarentegen
tal van de vrienden van Lohman vonden,
dat die wijziging niet ver genoeg ging.
Hoe kan zulk een man «geen oplossing van
den schoolstrijd willen.» gelijk rnr. Borgesius
zijn kiezers vertelt. Maar het denkend
deel der natie werkt vaak meer met de
voeten dan met de hersenen
Laat mij intusschen verder gaan met het
verhaal der feiten.
Inderdaad de he< r Lohman ging zitten!*
Maar om weer op te slaan, onmiddellijk
nadat de heer Borgesins geëindigd had In
de rede, toen uitgesproken, zeide hij (Bij
blad.) o. a.:
«de reden waarom wij wenschen, dat deze
quaestie Worde uitgemaakt is deze: dat
wij niet begeeren, dat deze schoolst! ijd
overgebracht worde bij een nieuw kiezers
personeel in ons land. Wanneer het hoofd
beginsel thans niet duidelijk wordt opge
lost, dan krijgen wij in eene volgende
Kamer volkomen denzelfden strijd en groepee-
ren ook de kiezers in den lande zich enkel
om die quaestie. En nu willen wij ook
wel eens over andere punten spreken, dan
alleen over onderwijs.»
Alzoo juist het tegendeel van wat mr.
Borgesius beweert, en eene profetie, die
thans volkomen in vervulling gaat!
In diezelfde rede wees hij nog bovendien
een weg aan om ook in de gewone wet
tot oplossing te komen. (Bijblad blz. '1400)
Maar met dat al weerlegde hij dan toch
mr. Borgesius niet, zegt gij misschien.
Welnu, lees dan bl. 1403.
«Nu komt de heer Borgesius mij het
persoonlijk verwijt doen, dat het jui't ons
doel is om an. 194 te maken tot een punt
van beroering, van agitatie».
«Ik herinner mij niet wanneer ik de
door den geachten afgev. aangehaalde woor
den gebezigd heb, maar ik neem aan dat
ze juist zijn.» (Dit was eene fouthad ik
'sheeren Borge-ius'straks genoemde brochure
gelezen, die een paar maanden later ver
schenen fs, zou ik gezegd hebbenik neem
aan, dat ze juist het tegendeel uitdrukten
van wat ik blijkbaar bedoeld heb.; «In dat
geval», nl. als ze waar zijn, «kan ik ze
alleen gebruikt hebben in verband met
het voorstel, in de sectiën gedaan, om in
de 3e alinea van art. 194 het woordje
overalte doen vervallen. Daarop heb
ik zeer zeker gezegd: neen, met zoodanige
wijziging zijn wij niet gediend, want daar
mede neemt gij den schijn aan toe te geven,
terwijl wij weten dat gij inderdaad niets
toegeeft, overmits de 3e. alinea is uitgevoerd.
Wat baat het ons of gij [het artikel waarop]
uwe paleizen (rusten) laat vallen, nu zij-
eenmaal bestaan Door zoodanige ge
ringe wijziging zou niets verkregen zijn;
alleen zou, tijdelijk althans, door die misleiding
de agitatie tegen een slecht arttkel bedaren.
«Maar wanneer de hr. Borgesius het nu
voorstelt alsof wij van art. 194 gebruik
maken, om daardoor agitatie te wekken,
neem ik eenvoudig de vrijheid de eer ook
van deze uitvinding aan de overzijde over
te laten.»
«De heer Godefroi beeft eens gezegd het
is dan ook eene wanhopige poging van de
antirevolutionairen en de katholieken, om
hetgeen zij eischen met de Grondwet in
overeenstemming te brengen. Willen zij
hun doel bereiken, laat hunne leus dan zijn
grondwetsherziening. Als zij logisch en
rationeel willen handelen, zouden zij alleen
die poging moeten wagen.»
«Welnu, die poging hebben wij gewaagd.
Laat men het nu niet voorstellen alsof
wij agitatie, maken voor ons genoegen en
art. 194 willen behouden om de agitatie.
Het is juist omgekeerd.»
Dat nu noemt de heer Borgesius «niet
verder protestceren, maar 'til zijn plaats
weer innemen
De onjuistheden, laat mij liever zeggen
de onwaarheden, die de heer Borgesius
zijnen kiezers opdischt zijn zóó talrijk, dat
weerlegging er van onmogelijk is, wil men
geene brochure schrijven. Toch moet ik op
riog eene merkwaardige vervalsching der
feiten wijzen.
De heer Borgesius verhaalt, dat de libe-
beralen zelve nooit blind geweest zijn voor
de te groote weelde bij het onderwijs.
«De luxurieuze, prachtige inrichting der
schoolgebouwen hebben ook zij afgekeurd
en daarop gewezen. (Vermoedelijk zijn die
dus door antirevolutionaire gemeenteraden
en schoolbesturen gesticht en hebben deze
de gelden er voor gevoteerd Juist van
liberale zijde is de aandrang tot beperking
op dit punt uitgegaan
«Nog meer. De schoolwet van 1878 was
in sommige opzichten te duur. Daarom is
in 1884 eene wet tot stand gekomen om,
ook wat betreft het aantal onderwijzers,
haar minder kostbaar te maken. De Savor
nin Lohman en de zijnen hebben tegen
die wet gestemd Ja, als motief gaven zij
op, dat zij nog meer bezuinigd willen heb
ben. Maar is dat practische politiek. Maar
de reden der verwerping was, dat de
Uil. Lohman c. s. geen oplossing van den
schoolstrijd willen; want deze is voor hen
het beste middel van agitatie».
Aldus, volgens het verslag in de Midd.
Ct., Mr. Borgesius.
Hoe zijn evenwel de feitenl
Tot driemalen toe is de schoolwet gew ijzigd.
Eerst op initiatief van den heer Lohman
De woorden tusschen lasch ik ter
verduidelijking in,
zeiven Wet 1882 Slsb. 117. Daarna op
initiatief jan den heer Vermeulen, R. Ka
tholiek Wet 1884 St. 2. De derde maal
hebben wederom leden der rechterzijde,
Mackay, Ruys «an Beerenbroek, de Savornin
Lohman en Schaepman, een wetsontwerp
ingediend, lot verdere verbetering dierzelfde
wet. Zij deden dit den 5en December 1887
Dit ontwerp van wet strekte tot bezuini
ging. (Ook vroeger waren bij de begrootin
gen hunnerzijds steeds bezuinigingsamen
dementen ingediend.) Alzoo ging van die
zijde, doch nooit van de liberalen de bezui
niging uit.
Laatstgenoemd ontwerp werd echter geen
wet. Want 21/,, maand later stelde de
Minister Heemskerk een dito wijziging voor,
doch van veel minder verre strekking. Beide
ontwerpen werden tegelijkertijd behandeld.
Als één man stemde de liberale partij de
flii ke wijzigingen der hh. Mackay c. s. af.
Namens de voorstellers zeide de heer Mackay
«na de stemmingen die hebben plaats ge
had, en na deze debatten te hebben bijge
woond, en na gezien te hebben dat wij de
medewerking, die wij hoopten te zullen
vinden om bezuiningeiten opzichte van
de onderwijzerswet aan te brengen, niet
vinden, en dat als laatste en voornaamste
argument worden ingeroepen de eenheid
der liberale partij, wier meerderheid in de
Kamer door ons niet wordt ontkend, ver
klaar ik het ontwerp in te trekken».
Dit geschiedde den 29en Mei.
Den volgenden dag stemde de rechterzijde
legen het regeeringsvoorstel. Waarom
De heer Lohman sprak dit onomwonden
uit in een korte rede, te vinden in Bijblad
bl. 1470 en hierop neerkomende: art. 45
der Schoolwet, (uitkeering der 30%) bevat
vijf groote, door hem met name aangewezen
fouten fouten die door ieder erkend worden;
maar die door de liberale party worden be
stendigd, teneinde de ontwikkeling der vrije
school tegen te gaan. «Nu de liberale partij
blijkbaar streeft de beginselen, in art. 45
neergelegd, uit finantieël oogpunt onverde
digbaar, als verdedigingsmiddel tegen het
bijzonder onderwijs te behouden, mogen zij,
wat mij aangaat, onderling uitmaken, hoe
dat verweermiddel het best kan worden
toegepast, zonder henzelven en hunne huis
houding meer dan volstrekt noodig, in last
te brengen. Ik voor mij wensch over de
wyze waarop de banden ons worden aan
gelegd niet te discuteer en.»
Aan die woorden sloten zich uitdrukkelijk
aan Dr. Schaepman, Mr. Keuchenius en Mr.
Corver Hooft toch waarlijk geen drijver
of eerzuchtige
Tegen dit krasse vonnis over de strekking
van een hoofartikel der schoolwet kwam
niemand opnoch de minister, noch eenig
liberaal
Toen stemde de rechterzijde tegen het
ontwerp.
Ziedaar de naakte, officieele waarheid.
Als de heer Borgesius zijne kiezers heeft
willen beetnemen, had hij het toch wel
handiger kunnen doen. Tenzij hij wist, dat
zij op dit punt wel wilden beetgenomeu
worden! Tegenover de antirevolutionairen
en Roomsch-Katholieken schijnt elk middel
geoorloofd
Ik heb de eer hoogachtend te zijn,
Uw Dv. Dienaar,
A. F. DE SAVORNIN LOHMAN.
Tegen het logenachtige van 's heeren
Borgesius voorstelling van feiten hebben
ook wij in de vergadering der liberale
kiesvereeniging bescheidenlijk geprotesteerd.
De heer Lohman heeft de feiten thans zoodanig
gepreciseerd, dat het ons onmogelijk toeschijnt
dat niet een enkele der toen aanwezige
liberalen geen berouw zou gevoelen over zijne
blinde toejuiching van deze door en door
or.ware en ondegelijke propaganda-rede.
Red.
des middags te 12 uur, zal CORNs. FEE
LEUS, aan zijn woonhuis te j s lieer Hen
drikskinderen, publiek verkoopen
Een Eiken Boogkabinet, Lin-
L 33*" nenkast, Talels, Stoelen, Ka-
chels, Spiegels, Veêrenbed,
Kapokbed, Ledikant, Klok, Schilde
rijen, Kristal, Glas-, Aardewerk,
Kleeren, Dekens, Lakens, Kleeden,
Matten, Harnas, Musterd, Aardappe
len en hetgeen verder zal worden
te voorschijn gebracht.
Informatiën te bekomen ten kantore
van d#n heer W. PELLE te Goes,
's morgens ten 9 ure, in de gemeente
Kloetinge, op de hofstede bewoond door den
eerzamen C. J. VAN OYERBEEKE en ten
overstaan van de Notarissen J.M. PILAAR
en J. E. MULOCK HOUWER, van:
een kapitalen
bestaande in
8 Werkpaarden van 3 tot 17 jaar
oud, waarvan 2 met Veulen en één
Veulendragend, 4 jonge Paarden, oud
1 en 2 jaar; 8 Melkkoeien, 12 Run-
ders, 3 Kalveren, 1 vet Varken, 3
Mestputloopers, 3 Speenvarkens, 100
Kippen en Hanen, 10Eenden, 2 Karn
honden met Hokken, 1 Kapwagen.
1 Chais, 1 Huifwagen, 3 Menwagens,
1 Stroosnijder, 1 Moesmolen, 1 Drie-
wielskar, Ploegen, Eggen, Slepers,
Rolblokken, Sleepbord, Molbord
Zaaddorschzeil, Zeelten, Graanzak
ken, Harnas, Stal-, Zolder- en Melk-
gereedschap, Brandhout, Mutsaards,
Aardappelen, alsmede
Op de hofstede is geen gelegenheid
tot stalling.
's voormiddags ten 10l/j ure te Goes in het
koffiehuis «de Prins van Oranje», ten over
staan van de notarissen PILAAR en MU
LOCK HOUWER, van
1 H. A. 16 A. 30 c. A.
gelegen in de gemeente Goes in Poppe-
nisse, sectie C no. 226, 227 en 228 behoo-
rende aan den eerz. C. J. VAN OVERBEEKE.
's Gravenhage, den 18 Februari inSP
De Hoofdcommissie voor de herzieningber
belastbare opbrengst van de ongebouwde
eigendommen
Op een den 5 Februari 1888, ingediend
adres van J. H. SNIJDERS, te Middelburg,
houdende bezwaren tegen de uitspraak der
Hoofdcommissie van 5 October 1887 waarbij
het bedrag is vastgesteld hetwelk van de
belastbare opbrengst der ongebouwde ei
gendommen in den polder van VI alcheren we
gens onderhoudskosten van watei keerende
en waterloozende werken, van dien polder,
moet worden afgetrokken;
Gelet op art. 3, art. 8, het derde lid van
art. 33 in verband met art. 24 en het
tweede lid van art. 34 der wet van 25
April 1879 (Stbld. no. 89
Geeft den adressant bij afschrift dezer te
kenneii dat geen termen zijn gevonden om
op gemelde uitspraak terug te komen.
De Hoofdcommissie voornoemd
(get.) SCHORER. Voorzitter.
W. VAN KONIJNENBURG,
Secretaris.
heeft ontvangen een ruime keuze
in fijne kleuren,
TEGEN SPOTPRIJZEN.
VAN
Lange Vorststraat GOES.