NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CMRISTELIJK-
HISTORISCH
1887. No. 31.
Zaterdag 10 December.
Tweede Jaargang.
VERSCHIJNT
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
V
De vraag naar het recht.
DE ZEEUW,
elren MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND,
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
Enkele nommers-0,025
UITGAVE VAN
G. M. Kleinkerk, te Goes
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Een vorige maal deelden wij in het kort
mede wat in de Tweede Kamer door onzen
Lohman en anderen inzake den kerkelijken
strijd is opgemerkt.
Dat in de Kamer een doleerende die
rechtsvraag moest in het midden brengen,
is wel te bejammeren. Een uit de liberale
partij had het moeten doen.
Duiten de Kamer echter zijn er wel,
die de rechtsvraag aandurven. Eenige dagen
voor dat Lohman gesproken had, behandelde
haar het liberale Weekblad de Amster
dammer. Het blad zegt namelijk van de
liberale partij dat zij sinds 4818 al meer
in het belang van bepaalde standen is gaan
regeeren. Die, standen noemt zij de fat
soenlijke.
Dit blijkt uit niets duidelijker dan uit
de houding der liberalen in de kerkelijke
kwestie. Voor jaren heeft in de hervormde
kerk de meerderheid der modernen ondanks
het protest der kussenlievende minderheid
het algemeen stemrecht ingevoerd. Het
volk, nog niet zoo slaperig als men wel
meende, maakte van dit recht zulk een
druk gebruik, dat van lieverlee alle mo
dernen uit kiescollegies en kerkeraden ge
weerd en moderne predikanten door or
thodoxen vervangen worden.
Velen van de modernen die het algemeen
stemrecht hadden ingevoerd, en er nu de
nadeelen van ondervonden, keerden hun
rechtsbeginsel den rug toe en verfoeiden
het algemeen stemrecht. En dat wel nergens
anders om, dan dewijl zij daardoor hun
macht en hun invloed in de kerkbesturen
verspeeld hadden.
In de plaatselijke gemeenten, waar de
orthodoxe dominé den moderne verdrong
"of verving, zag men eene zekere moedeloos
heid over de modernen gekomenZij trok
ken zich van de kerk niets meer aan.
Tevreden met de lotsbeschikking, dat zij op
staatkundig gebied oppermachtig waren, en
in stedelijke en provinciale besturen aan
de libfjraliseering van het volk konden
arbeiden, beeldden zij zich in, dat het
eigenlijk maar goed was, dat zij uit die
kerkbesturen waren uitgezet. De kerk
was hun eigenlijk ook veel te min.
Een vriendelijk, een spottend, een min
achtend lachje had de goede liberaal veil
voor iederen geestverwant, die toch nog
zoo dadelijk niet met die kerk zijner groot
moeder breken kon. En op de sociëteit
zou men niet graag uit den mond hebben
laten vallen, dat men gisteren weer eens
naar de kerk was geweest.
Zoo wakker als de liberaal was op het
gebied van school en staat, zoo onverschillig
was hij waar het de zaken der kerk betrof.
Dom zijn op het punt van godsdienst werd
eene eere1
In Pallas 'dienst waren meer lauweren te
behalen dan in den dienst des Heeren 1
Kon men de openbare school neutraal,
dat wil zeggen, dienstbaar maken aan de
verspreiding der liberale begrippen, dan was
,het verlies aan kerkelijken invloed nog wel
te overkomen.
En zie, het is gelukt. De school is ge
liberaliseerd en de natie grootendeels ook.
Zelfs in dorpen waar de geest van den
grooten Smytegeld nog niet geheel geweken
was, werd het geloof aan de noodzakelijk
heid van het «liberaal» gezag onbewimpeld
uitgesproken.
Hoe kon het ook andersHet liberalisme
was joviaal. In de huiskamer der moderne
toonvoerders zag men de lange pijp van
den orthodoxen dominé staan en de goede
gemeente daardoor omtrent der heeren
eigenlijk beginsel op een dwaalspoor geleid,
gunde hun gaarne weer den stoel der eere
in de vaderlandsche kerk.
Wel wierp men in de steden deze heeren
onmeedoogend van hun zetel; maar [op de
dorpen haalde men ze met genoegen in
en zoo kon het gebeuren dat in de hoogere
kerkbesturen de modernen, of hunne wat
hardhoorsche «groninger» broeders baas
bleven.
En nu ziet men het gebeuren dat van
den minister af tot den eenvoudigsten krui
denier toe, bij hel gevaar dat die eens zoo
gesmade kerk dreigt, in de weer is, om
der modernen invloed en gezag in die kerk
te behouden of te herwinnen. Zelfs de
handhavers van het recht werden hier en
daar zenuwachtig, wijl die geliefde kerk
gevaar liep.
Sinds de partij, door de Amsterdammer
de democratisch Calvimistische genoemd, door
afzetting en uitwerping of uittreding genood
zaakt werd te doleeren, is der modernen
liefde voor die door democraten verwoeste
kerk, zichtbaar uit haren winterslaap ont
waakt; en met geen andere bedoeling
herleeft de moderne Protestantenbond, dan
om het gevaar af te wenden, dat die kerk
boven het hoofd hangt.
De lezer bedenke hierbij, dat wij wel
niet overschrijven, maar toch grootendeels
de gedachten weergeven van een liberaal
blad. Boven het bedoelde opstel staat
Onze politieke toestand.
Die dan ook in de kerkelijke beroeringen
der laatste jaren en in den geëindigden
winterslaap der modernen geen politiek,
geen staatkunde ziet, die heeft een staar
op zijn staatkundig oog.
Vergeet niet: de uitgang der doleerenden
biedt kans tot herwinning van het
gezag op kerkelijk gebied aan den liberaal,
wiens invloed op staatkundig gebied schrik
barend verminderde.
Wij bemoeien oris niet met de kerkelijke
quaestie. Zij raakt ons niet. Wij wijzen
slechts op de politieke zijde der zaak. Op
de totale afwezigheid zelfs van kerkelijke
of theologische sympathieën bij hen, die nu
onverwacht met die eens zoo gesmade kerk
zijn gaan dwepen.
Zou het liberale weekblad het zoo ver
mis hebben, als het zegt:
„De strijd waarvan wij getuigen zijn,
wordt veel minder gestreden tusschen ver
schillende kerkelijke partijen dan tusschen
verschillende maatschappelijke standen.
Vandaar het partijdig optreden der libe
rale overheidvandaar ook de sympathie
der liberalen een voor een voor de cleri-
calen in de kerk, en hun afkeer van de
doleerenden; vandaar eindelijk het opmer
kelijk verschijnsel dat de vrijzinnigen, die
in den regel huiten den godsdienst staan,
sympathie gevoelen voor die partij in de
kerk, die het strengst aan hare geloofsbe
lijdenis vasthoudt."
Maar de Amsterdammer gaat verder.
De quaestie is niet geheel van kerkelijken
en maatschappelijken aard. Zij heeft ook
een staatkundigen kant. Door artikel 168
toch werden aan de verschillende godsdien
stige gezindheden en derzelver leeraars de
inkomsten verzekerd, die zij in 1848 uit
de staatskas trokken. En nu heeft de staat
zich wel af te vragen of wat tegenwoordig
in de door haar geldelijk gesteunde kerk
geschiedt, niet aan recht en waarheid te
kort doet.
„Geen geschikter gelegenheid om het
vraagstuk op te lossen dan de Grondwets
herziening van 1887en geen partij beter
daartoe in staat dan de liberale. Schei
ding van Kerk en Staat was immers
altijd een artikel van haar program.
Wat was dus eenvoudiger dan schrapping
van artikel 168 met toekenning eener bil
lijke schadeloosstelling aan de betrokken
kerkgenootschappen, verbonden met het
gebiedende voorschrift tot invoering eener
organieke wet, waarin voorschriften worden
gegeven voor het beheer der kerkelijke
goederen en regelen gesteld voor een billijke
verdeeling daarvan bij een mogelijke split
sing der kerkgenootschappen?"
Dan kapittelt het blad zijne liberale
geestverwanten in de Tweede Kamer, dat
zij op dat punt niets hebbeu gedaan, waar
zij met de meeste antirevolutionairen, die
het wel wilden, uit afschuw van de dolee
renden niet wilden samenwerken. Want
de antirevolutionairen, die bij de jongste
herziening art. 168 wilden herzien, willen het
nog en trachten naar een grondwetsher
ziening in 1892, met den wensch, dat
inmiddels een organieke (beslissende) wet
worde uitgevaardigd, die de verplichting
der overheid inzake kerk en staat duidelijk
aangeve.
Het liberale, of liever het radicale blad
is het daarmede eens.
Een volgend maal riemen wij eenige
gedachten over van den schrijver, die blij
ken geeft, dat hij nog niet door de Tweede-
Kameratmosfeer bedwelmd is. Want dit
weten en zien de radicalen ook wel
Aan karaktervorming doet de liberale
partij in de tegenwoordige Tweede Kamer
niet. Zelfs v. Houten stond niet altijd pal.
Sanders struikelde over zijn eigen advies in
zake enkelvoudige districten. Heldt werd
mak. Kerdijk koos zelfs tegen zijne oude
vrienden in zake dr. Smit partij. Oak Levy
hield reeds meer dan éen slag om den arm.
De tegenwoordige samenstelling der Tweede
Kamer is veel meer zedenbedervend dan
men meent. Gelukkig zal het weldra met
haar gedaan zijn.
f Modern bijgeloof.
Een onderwijzer aan een openbare school
in ons land heeft dezer dagen aan de kin
deren zijner klasse verteld dat de St.
Nieolaasgeschenken niet door St. Nicolaas,
maar door lieve ouders of vrienden hun
worden bezorgd. St. Nicolaas is reeds lang
dood, kinderen 1 zoo had deze onderwij
zer gezegd.
Nu zou men zeggen, die onderwijzer gaf
blijken van opvoedkundigen zin. Groote
paedagogen als Dittes en Wendel en Rij-
kens zijn het in deze met hem eens. Toch
is dit niet zoo.
In enkele liberale bladen wordt er heel
wat van gezegd, dat die onderwijzer het
stoute stuk heeft bestaan, het kindergeloof
in den heiligen Nicolaas zoo te ondermijnen.
Op zulk een euveldaad moest gelet
De zaden des geloofs (zoo zegt een dier
bladen) door de ouders in de kinderharten
gestrooid, moest een onderwijzer niet weg
nemen 1
En zoo poogt men dan telkens weer den
vrijen vleugelslag onzer neutrale schoolop-
voeding te verlammen.
Maar hoe kan het ook anders.
De onderwijzer mag niets leeren wat
strijdig is met de begrippen van anders
denkenden.
Dat de wetenschap in ons lager en mid
delbaar en hooger onderwijs van God en
Zijnen Gezalfde afvoert, zie, dit laat dien
klagers koud.
Als men in den dienst dier weten
schap en der waarheid slechts af blij ve van
het geloof der kinderen in den Heiligen
(Sint) Nicolaas 1
O, arm modernisme toch 1 Eerst hebt
gij het geloof in den Heere Jezus Christus
en in Zijne wonderkracht en in Zijne on
uitsprekelijke gaven des Heiligen Geestes,
uit de harten weggepraat; en nu gij van
zoo menig hart een killen doodenakker
gemaakt hebt, nu plartst gij U vromelijk
voor het hek, ter bescherming van het door
ongeloovige ouders gekweekte bijgeloof.
Het gelopf aan God en eeuwigheid en
bijbelheiligen roeit gij uit. Yoor het geloof
aan Sint Nicolaas stelt gij u in de bresse.
O, farizeïsme onzer moderne eeuw! Zult
gij dan nooit met uw figuur verlegen
worden
j Serooskerke Stuitend.
Onder de grieven, die menigeen heef1
tegen deze Tweede Kamer in hare tegen
woordige weinig ernstige samenstelling
behoort ook deze, dat het velen liberalen,
en ook aan een (enkelen Katholiek in de
Kamer te zeer aan ernst ontbreekt bij de
behandeling van ernstige, van rechtskundige
vraagstukken.
Toen nu wijlen jhr. de Jonge in 1878
met minister Kappeijne over Zondag 23 uit
den Heidelbergschen Catechismus sprak, was
daar een algemeen geschater, onder de
linkergroep der volksvertegenwoordiging.
Hier en daar een hoongelachwij zouden
namen kunnen noemen.
Nu maakt zulk een handeling altijd een
droeven indruk, als zij komt van de zijde
dezer mannen, die letterlijk dwepen met de
neutraliteit 1
Het liberaal beginsel brengt medeeer
biediging van de begrippen van anders
denkenden
Helaas, dat wij thans iets nog ergers
hebben te constateeren. De inzinking heeft
haar dieptepunt bereikt. Men lacht nu
zelfs als daar een beroep gedaan wordt op
het rechtsbewustzijn van hen, met wie,
volgens hunne revolutionaire leer, de Koning
de wetgevende macht deelt.
De hr. Lohman las namelijk een brief
voor van dhr. Melis uit Serooskerke, waarin
onder anderen de volgende woorden voor
kwamen
»Met een mijner mede-kerkvoogden heb
ik thans bij den officier van justitie eene
klacht ingediend en wel lo. wegens het
leggen van een slot op de deur der kerk
en consistoriekamer, en dientengevolge op
sluiten van de bewakers, waarbij ook mijn
persoon tegenwoordig was."
Deze laatste woorden nu waren het die
de heeren aan het lachen maakten.
Is het niet ontzettend?
De mannen der wetgevende macht, ge
roepen om voor de volksbelangen te waken
en het recht te handhaven, barsten in lachen