CMRISTELIJK- NIEUWSBLAD HISTORISCH VOOR ZEELAND. GOES. I Zaterdag 5 November. Tweede Jaargang. edaille VLAKE. io 6 7, .DEN. in Savoye 1887. No. 16. Goes. 1*2 Goes. VERSCHIJNT F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER AD VERTE YHEA ILLEN. 'ILLEN LES. y de Jonge, Onbewezen, onwaar. De Christelijke Pers. V courant gratis.) bij het aangaan nt van Koloniën DEN: rad puike MAAK, 50 stuks, tegen SISCHE Antwerpen 1885. elren MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95 Enkele nommers- 0,023 UITGAVE VAN G. M. Klemkerk, te Goes en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. en 's Heeren- nsterdani 1883" en in doosjes ents. en 25 cents. sules 60 cents GOES, ienst KS nam. 1.30 en 6 u am. 4.40 en 6.50 lSf. 4,30ennm. 12. llijk na aankomst vm. en 6 u. nam. naar het Spoor- Middelbnrg. Zeilm. 6.30, 8, 5, 6.30,8,10.15. 15, 8.45, 10.15, 45,7.15,8.45,11- e. m. u. m. ,30 3,45 4,15 oensd. en Zat. 7,30 2,45 8,— 3,15 0.30 1 , 6,12,30 6,30 1- Toen in der tijd een derZeeuwsche libe rale bladen met ingenomenheid over het boek van dr. Vos uit Amsterdam geschre ven, en op grond van dit boek goedgevon den had den persoon van Jhr. mr. Lohman verdacht te maken (wat altijd af te keuren is, vooral waar men den Staatsman niet aan kan, of den beginselstrijd schuwt) toen hebben wij gemeend een plaats te moeten inruimen voor een ingezonden schrijven, waarin de onnauwkeurigheden in dr. Vos' boek aangewezen en de beschuldigingen tegen Lohman in twijfel getrokken werden. Thans kunnen wij een stap verder gaan, en naar aanleiding eener gehouden briefwisseling tusschen de hh. Lohman, Vos en Moquette, aan het Vaandel door eerttgt noemden heer toegezonden de aandacht vestigen op de bedenkelijke manier waarop in christelijke kringen, zonder leiten te noemen, een fatsoenlijk man, een man van beginsel, een christen-staatsman als de heer Lob man, Goes' trouwe afgevaardigde, belasterd wordt. Onze afgevaardigde werd namelijk door dr. Vos, in zijn bekend boek, beschuldigd, tijdens de bekende opschudding in de nieuwe Kerk, zeer onbetamelijke woorden te hebben gesproken. De Banier, dit boek aanbevelende, wees op deze beschuldiging. De hr. Lohman zond haar toen ter weerlegging het volgende ingezonden stuk. In uwe aanbeveling van het bekende boek van dr. Vos komt o. a. voor, dat de hh. Lohman en Kater, bfj gelegenheid van de verdediging der Nieuwe Kerk te Amsterdam tegen onbevoegde indringers, „woorden heb ben gesproken, die het een mensch niet geoorloofd is te spreken." Gelijke plechtige uitdrukking heb ik ook in andere uittreksels van gemeld werk ge lezen, zoodat ik onderstel dat zij zóó in dat werk staat. Ik bezit het niet, noch las het, omdat wat mij er uit meegedeeld werd aantoonde dat het zóó vol is van histori sche onjuistheden, dat het te weerleggen een onbegonnen werk zou zijn, en ik er voor mijzelven geen behagen in schep een zoo dik boek met allerlei onwaarheden door te zwoegen. Nu echter de bladen omtrent mijn per soon deze betreffende bijzonderheid, als his torisch juist, elkander napraten, wil ik even mededeelen, dat ik pertinent ontken een enkel woord gebezigd te hebben, dat ik niet in iederen christelijken kring en in elk beschaafd gezelschap zou durven herhalen. Daar ik evenwel niet weet, wat dr. Vos al dan niet eenen mensch geoorloofd acht te spreken, zoo noodig ik hem bjj dezen openlijk uit, mede te deelen, wat ik gespro ken heb. Niet in welken geest, of in welke stemming enz., maar welke woor den Eerst op eene bepaalde beschuldiging, niet op eene insinuatie kan een man ant woorden. De bladen, die de aandacht hunner lezers op bovenbedoelde zinsnede uitdr. Vos' werk mochten hebben gevestigd, zullen wel zoo goed zijn èn op deze openlijke uitdaging tot dr. Vos gericht om zijne woorden waar te maken, èn op wat daarop mocht volgen eveneens de aandacht te vestigen. Ik verzoek U beleefdelijk aan dr. Vos een exemplaar van uw blad waarin deze uitnoo- diging voorkomt te willen toezenden. Indien ik niet eene juiste opgave der woor den, maar slechts algemeenheden, beschou wingen enz., ten antwoord ontvang, zal ik het stilzwijgen daarop bewaren. Ik disputeer niet met dr. Vos, maar acht het ditmaal noo dig, dat het publiek de feiten leere kennen. Met achting Uw dw. dn., A. F. DE SAVORNIN LOHMAN. De Banier nam dit stuk op, en schreef daaronder o. m. Indien de Heer Lohman de ongeoorloofde woorden niet heeft gesproken, dan geven wij hem gelijk, dat hij tegen de beschul diging van Dr. Vos opkomt. Wij kunnen echter in deze zaak geen uitspraak doen en zullen dus afwachten, of en wat Dr. Vos antwoordt. Deze zal zijne beschuldi ging niet zoo maar uit de lucht gegrepen hebben. Wij herinneren ons nog zeer goed, dat kort na de inneming van de Nieuwe Kerk ons hetzelfde verteld werd, wat nu door dr. Vos is publiek gemaakt. Is het niet zeer wel mogelijk, dat de heer Lohman bij de bewuste gelegenheid in zijne „verschrikke lijke opgewondenheid" (blz. 140) werkelijk woorden gesproken heeft, die hij zich nu n a meer dan anderhalf jaar niet meer herinneren kan Wat eindelijk de verklaring betreft, waarom de heer Lohman het boek van dr. Vos niet las, ons dunkt daarover zal ieder weten- schRppelijk man de schouders ophalen. Wat zou de heer Lohman zelf zeggen, indien de heeren Klein en Cesar Segers eens publiek schreven, dat zjj het jongste werk van de heeren Lohman en Rutgers niet gelezen hadden, omdat hun verteld was, dat daarin zoovele onwaarheden voorkomen Juist zulke boeken kan men lezen en gemak kelijk weerleggen, gelijk ten opzichte van het laatstgenoemde boek blijken zal. Maar dat dit nu juist niet zoo gemakkelijk gaan zou, bleek uit het hooghartige stukje, dat dr. Vos daarna als antwoord inzond. In antwoord op de sommatie van Jhr. Mr. A. P. de Savornin Dohman is dienende lo. dat ik, volgens mijne op bl. VII der voorrede afgelegde verklaring, niet in eenig courantentwist-geschrijf treed 2o. dat ieder, die bl. 140 van mijn Keer- punt leest 't welk dhr. Jhr.Mr. A. P. de Savornin Lohman niet dorst lezen, vol gens zijne eigene verklaring, de bewijzen vinden kan van hetgeen genoemde heer ont kent, zóó zelfs, dat, zijne ontkenning, ouder gewoonte, wederom eene beleediging van officiëele personen is; 3o. dat, als dhr. Jhr. Mr. A. P. de Sa vornin Lohman de bedoelde woOrden in elk Christelijk gezelschap durft uitspreken, ik steeds var. zijn gezelschap verschoond hoop te blijven; 4o. dat, zoolang dhr. Jhr. Mr. A. P. de Savornin Lohman niet den door hem ver spreiden laster intrekt, dat wij geschorst hebben, om vijf zijner eerwaardigste leeraars van hun bestaan te berooven, zijn getuigenis, ook omtrent hem zeiven, bij mij hoegenaamd geen gezag heeft; en 5o. dat ik elke historische mededeeling, in mijn boek voorkomende, handhaaf, en elke beschouwing uit Gods Woord geput meen te hebben. Dr. G. J. VOS Az. Uit dit schrijven zou nu iedereen moeten opmaken, dat de gewraakte woorden in liet boek van dr. Vos staan zouden, en de hr. Lobman, die door beperkten tijd, enz. dit boek nog niet gelezen had, op blz. 140 die woorden vinden zou, die hij in de nieuwe kerk gebezigd heeft. Men zou het zoo denken; maar het is niet zoo. De hr. Lohman zocht in het be doelde boek, en vond niets van dit alles. LI ij schreef daarop een ingezonden stuk, dat de Banier weigerde op te nemen een opzegging der gastvrijheid, die juist één keer te vroeg kwam. Daarop plaatste het Vaandel het. In dit antwoord van den heer Lohman zegt hij dat wijlen ds. Tinholt blijkens vroegere geschriften, vrij onomwonden heeft erkend dat van dr. Vos' beschuldiging van bezitverovering niets aan is. Zoo oordeelde er ook, niet minder onpartijdig, de eer sy nodaal- dan doleer-gezinde raadsheer mr. v. Bemmelen over. Voorts dat de heer L. terstond bl. '140 van dr. Vos' boek heeft opgezocht en op deze éene bladzijde wel 13 onjuist feitelijke mededeelingen aantrof, maar tot zijne verbazing niets van de volgens dr. Vos zoo laakbare woorden, die de heer L. moest uitgesproken hebben. Dr. Vos verwijst op die bladzijde naar officiëele rapporten. Den hr. Lobman is van officiëele rapporten niets bekend. Nog maals dringt hij er op aan, dat dr. Vos Zvgg-e, vjelke woorden door hem gebezigd zijn. Dr. V. zal, wil hij zich zeiven niet het brevet van kwaadspreker of lasteraar geven, zijne bronnen nader moeten opgeven, en, zoo die alleen voor hem toegankelijk zijn, den inhoud enz. moeten mededeelen. Zoo niet, dan zal de hr. Lohman hem niet voor den strafrechter vervolgenmaar ieder zal dan toch weten, hoeveel waarde hij aan de praatjes van dezen «geschied schrijver» heeft te hechten. Ds. Lindeboom schreef in de Roeper een paar warme artikelen. Wij nemen er een en ander uit overmet den wensch, dat het door velen gelezen en besproken worde. „Nog slechts weinige jaren geleden was de Christelijke Dag- en Weekbladpers, wat haar omvang aangaat, van weinig belang. De liberale Pers was meester van het land, en bearbeidde het volk, zonder op krachtigen tegenweer te stuiten. „Zoo kwam het dan ook dat de denk beelden, die sinds het laatst der vorige eeuw van uit Frankrijk verbreid werden, en waarvan de ontzettende revolutie de vrucht was, allerwegen ook onder ons volk ingang vonden, en de plaats innamen die tot hiertoe Gods onfeilbaar Woord had in genomen. „Niet alleen zij, die den godsdienst der rede als het hoogste beschouwen, hielpen, door middel van de Pers, deze denkbeelden 'verbreiden, ook liet Christenvolk heeft hier aan meegedaan en doet, voor een deel, hieraan nog mede. „Het werd toch allengs mode om een courant te lezen, die het nieuws van den dag of van de week kwam mededeelen. Er waren geen bladen van eigen richting, behalve eenige 'meer bepaald kerkelijke bladen, en zoo kwam men er toe, wilde men op de hoogte van een en ander blijven, dat men de vijanden des kruises hielp hunne verderfelijke begrippen te helpen ingang verschaffen, door zich liberale bladen aan te schaffen en dezelve bovendien te steunen door advertentien." Gelukkig, er komt verandering. Er verschij nen al meer christelijke bladen, ook die meer bepaald bedoelen het staatkundig leven onzes volks uit een christelijk oogpunt beschouwd op te wekken. „Dat soms de klacht gehoord wordt „Er komen teveel Christelijke bladen, ze belemmeren het onderzoek van Gods Woord,' kunnen wij begrijpen, alhoewel niet goed keuren. Zij bewijst, dat men niet door drongen is van het gewicht van dezen arbeid der Christelijke liefde; doordrongen evenmin van het schadelijke der beginse len, voor het christelijk en maatschappelijk leven, die door de liberale, het ware Christendom vijandige, bladefi worden ge- leeraard niet genoeg doordrongen van liet noodzakelijke om, als Christen, ook op de markt des openbaren levens voor de eere Gods en Christi in de bres te treden. „Ook wordt deze vrees nog wel eens geopenbaard door menschen, die door hun daden zichzelf tegenspreken. Of is er niet menigeen, die erg bang is dat er teveel Christelijke bladen komen, maar die, om zijn nieuws- of weetgierigheid te voldoen, nog tot de linerale pers zijn toevlucht neemt bovendien Menig geloovig christen zegt: Er staat niet genoeg in, in dat christelijk blad, ik neem dus iiever bet andere, al is het ver derfelijk. Ds Lindeboom antwoordt hun „Hier komen wij aan een zwakheid bij ons Christenvolk: De bladen, die er op aan gelegd zijn het godsdienstig en'staatkundig leven onzes volks van het eeuwig vaste fondament, Jezus Christus en dien gekruist, af te rukken en te bouwen op den zand grond van menschelijke redeneeringen, wor den, zonder aanmerkingen zelfs gelezen en van dag tot dag reeds onder deoogen van kinderen etc. gebracht, alsof ze een onmisbaar huismiddel zijn. Een Christelijk blad daarentegen, dat niet precies aan een of andere persoonlijke meening of behoefte voldoet, wordt niet zelden reeds da&rom afgekeurd, den gewenschten steun onthou den, ja, zelfs tegengewerkt, zoodat het na een kortstondig leven toont geen levens kracht te bezitten, omdat het geen levens, sappen van het Christelijk publiek ontvangt „Dat een zaak, vooral wanneer ze be gonnen wordt onder ongunstige omstan digheden, niet dadelijk zijn kan wat ze be hoort te zijn, is vooral waar van de chris- talijke Pers. Slechts door volharding, en met den steun van het christelijk volk, kan zjj daartoe geraken. „Als ons christenvolk begreep, hoeveel inspanning en arbeid belangeloos tenkoste gelegd werd aan de christelijke Pers, men zou milder zijn in het toewerpen van goed keuringen, kariger in het uitdeelen van op- en aanmerkingen. „Vele christenmenschen, die meenen te ijveren voor de eere Gods, kunnen zich maar niet voorstellen dat men een chris- telijd blad opricht eakel en alleen om een zegen te zijn ook voor anderen." Een christelijk blad moet men niet uit geven, om er voordeel uit te trekken. „Wij hebben meer dan eens het vermoeden hooren uitspreken, wanneer er sprake was van een of anderen arbeid door de Pers, dat men dezen niet doen zou, wanneer hij geen geldelijk voordeel gaf. „En toch is het waar, dat, wie zich aan de christelijke pers wijdt, om daardoor geldelijk voordeel te behalen, van een slechte reis tehuiskomt." De Standaard en meer bladen zouden het u anders vertellen. Excelsior en Patri monium hebben groote tekorten. Lezer, stelt gij belang in de christelijke pers, dan is uw steun hoog noodig. Op de vraag, waarom menig blad niet Er zijn in Zeeland goede christenen genoeg, die twee bladen lezen :de Vriend voor Oud en Jong en deZierikzeescbe Nieuwsbode!

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1887 | | pagina 1