Boot
CHRIST ELI JK-
NÏEÏÏW SBL AD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
:akken,
1887. No. 121.
Dinsdag 13 September.
Eerste Jaargang,
Delft.
ebode,
KEN
.AKE.
i tjalk
f 2,50.
f 3,00.
f 4,00.
f 2,50.
Z,
ur,
(werken
S,
s.
ITTERDAM
ïaar GOES
VERSCHIJNT
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTEXTIEX
Oranje-isten en Socialisten.
Java en de Zending.
Buitenland.
derd 's Zon-
;erwijl voor
BRUMMEN
ichijnt iede-
voor Dord-
aanbevolen
Christelijke
elt onder de
Tereformeer-
md en Zee
zonder aan
nlleton, go-
iedenis van
oor W. K.
iden franco
worden de
in ter ken-
't zich voort-
ren van
OEFTEN.
PRIJZEN.
11.30 en 6 u.
1.40 en 6.50.
inm. 12.
ha aankomst
Jn 6 u. nam.
het Spoor-
g. 4.30 u.
i 12.30 u.
ITTERDAM
8,30 u.
1,- u.
in bij den
op 'tHa-
[AN aan
je JONG
Nieuwe
DE ZEEUW,
EL ken MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
Enkele nommers-0,02y,
UITGAVE VAN
G. M. Klemkerk, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het woord isten doelt op de. ongunstige
bijbeteekems van partijgangers
thans in de dagen van Nederlands laatsten
koning, wordt het meer en meer duidelijk
dat behalve de stille Oranjevrienden, er ook
nog van die geruchtmakende voorstanders
zjjn, wier liefde voor Oranje aan het koffie
huis ontleend, zich het liefst uit in
knuppelslagen of in beschadiging van eens
anders eigendom. Het geslacht der,«Oranje-
klanten» is nog niet uitgestorven. Het is
een geslacht, dat, voor wie de geschiedenis
kent van Nederlands laatsten stadhouder,
niet minder te duchten is dan de mannen
van Croll en Domela Nieuwenhuis. De
gratie aan dezen laatste verleend op Prinses
jesdag, heeft niet de uitwerking gehad,
die men er van verwachtte. Had het volk
misschien nog de hand willen kussen van
haar, op wier feestdag het zjjn leider
terugontving, deze en zijn trawanten zorg.
den wel, dat de zaden van eerbied en
dankbaarheid jegens den beleedigden Oranje
vorst, terstond werden verstikt.
En als van voren aan ging het: Haat,
haat tegen de regeerende klassen, terwijl
een koninkljjke hulde gebracht werd aan
het hoofd der socialisten.
Zijn intocht te Amsterdam mocht wel
een zegetocht heeten. Deze meer dan
koninkljjke vereering predikt duideljjk, dat
het Nederlandsche volk, tot zelfs in zjjne
onderste lagen, nog niet ontwassen is aan
een eenhoofdig bestuur. Dat het nog liefde
gevoelt voor eeu koning.
Was die liefde voor onzen Koning en
zjjn Huis op de rechte wjjze ingeprent
had men op alle scholen de beteekenis eener
regeering bjj de gratie Gods duideljjk
gemaakt, en de gehoorzaamheid om des
Heeren wil, als aan de hand van Gods
Woord gepredikt, wie weet of de banden
van gezag en gehoorzaamheid wel zoo zouden
zjjn losgeraakt, als thans het geval is.
Want wel heeft men allerwege de kinderen
in liefde voor het Vorstenhuis geoefend, en
hun op feestdagen in pret en luidruchtigheid
hetooning dier liefde leeren zoeken. Doch
bij dat vuur ontbrak het ware gevoel. Die
piëteit, die den luidruchtigsten schreeuwer
weerhoudt een psalm of geestelijk lied
uit te bulderen, wordt ten eenenmale ge
mist, zoodra zjjn aandacht op het Wilhelmus
of op Tollens' Volkslied valt.
Huis en school hebben nog heel wat te
schaven, eer de liefde voor Oranje in de
harten des volks, oprechte liefde kan
genoemd worden.
De oproertjes te Rotterdam mogen van
haat tegen het socialisme getuigen, zij ge
tuigen tevens van een zeer averechtsche
liefde voor Gezag en Orde; van een zeer
bedenkelijk soort genegenheid voor Koning
en Oranje.
Men ziet het. Het ongeloof woekert
voort. Zachtjes aan vormen zich de beide
partjjen, die ter verdediging van hun be
ginsel geen andere wapenen kennen dan
vleeschelijke. En gelijk in 't eind der vorige,
maken ook aan het eind van deze eeuw de
lieden zich slagvaardig.
Want het kan al niet anders meer:
Een socialist is een Oranjehater. En een
Oranjevriend, die zijn geestdrift in plaats
van bjj Gods Woord, bjj een glas Pilsener
opdoen moest, kan niets anders dan een
socialistenhater zjjn.
Wat zal daarvan het gevolg wezen? Dat
de Oranjenaam tot een partijleus verlaagd,
de koning tot een partijhoofd gestempeld
het zedelijk overwicht van Oranje bedreigd
en het vuur der partijschap aangeblazen
wordt.
Voor wie deze dingen ziet, is het on
mogelijk, bij beweening van eigen dwaas
heden en de bitterheid van vroegere
medestrijders, over de ongehoorde domheid
te zwijgen van een partij, die aan de
voorbereiding dezer woelige dagen in de
eerste plaats schuldig, nu het beste redmiddel
van de hand weesOpheffing van den druk
der scholen met den bijbel; vernietiging
van het onrecht, nu sinds bijna 40 jaren
den voorstanders van christelijk onderwijs
aangedaan.
Hoe komt het toch, zoo vroeg ds Haan
laatst op den Zendingsdag te Genderen,
dat wij menscheljjk gesproken, zoo weinig
vruchten van het werk der zending zien?
Volgens de Hoop, waaraan wij dit ver
slag ontkenen, ligt het aan der Javanen
godsdienst. De Javanen toch zijn belijders
van het Mahomedanisme, dat, als stelsel,
vijandig tegen het Christendom gekant
staat, en dat zjjn aanhangers verbiedt om
met «ongeloovigen», met Christenen en
Joden, over den Godsdienst te spreken. Dit
sluit feitelijk voor den Europeesehen Zende
ling de deur, als hij tot de Javanen met
het Evangelie komt. Hij kan over alles
tot en met hen spreken, behalve over den
Godsdienst. Zij mogen hem daarover hooren,
maar luisteren niet. De Christen is in het
oog van den Mahomedaan een Kafir
(heiden) en Koe f oer onverbeterlijkdit is
een groote hinderpaal in de Zending onder
de Javanen.
Voorts is de maatschappelijke toestand,
waarin de Javaan verkeert, verre van aan-
trekkeljjk. De Javaan is slaafsch onder
worpen aan de macht van adel en priesters,
en mist, vooral in de binnenlanden, den
moed om te handelen in Strijd met den
wil zijner meerderen, en zoo ook, om een
anderen Godsdienst te omhelzen dan die
beleden wordt door zijn eigen hooiden, die
om zeer bekende redenen, Mahomedaneu
blij ven.
De verhouding der Javaansche bevolking
tegenover de Europeanen berust geheel op
het stelsel van Darwin, dat de zwakke voor
den sterkere moet wijken. In 't oog van
den Europeaan, algemeen gesproken, is de
Javaan slechts een «ding», waarmede hij
naar goedvinden kan handelen, en dat al
leen bestaat om hem te dienen. Dit komt
vooral uit in de opiumkwestie, heerendiensten
en koffiekultuur.
Het stelsel bij deze laatste gevolgd, is
een gruwel, en de Christenen, die van het
geurig nat drinken, mogen schaamrood staan
wegens de knevelarij, waaraan de Europe
anen zich op Java schuldig maken, om de
noodige koffie te verkrijgen.
Koffie, die aan de markt een waarde
heeft van f52 de pikol, moet de Javaan
voor f14 leveren, en wee hem, als hij niet
genoeg levert, al brengt zijn arbeid hem
ook geen droge rijst op.
De Javaan haat den Europeaan als een
indringer en verdrukker met een bitteren
haat, en begeert niets vuriger dan dezen
uit het land te drijven of omtebrengen.
Geen wonder dus, dat de Europeesche
Zendeling door den Javaan met wantrouwen
beschouwd wordt, en zelden, zoo ooit, toe
gang verkrijgt tot zijn hart.
Wat echter de Europeesche Zendeling
niet vermig, dat kan geschieden door In-
landsche helpers. Deze kunnen arbeiden
waar en op eene wijze als geen Europeesch
Zendeling vermag. Zij kunnen en moeten
de pioniers, de dragers zijn van het Evan
gelie onder de Javanen. Hoe vruchtbaar
hun] arbeid kan zjjn, blijkt in de Bagelen
en op Java's Oosthoek, waar de helpers
van Mr. Antink het Evangelie verbreid
hebben. En zal de Zending op Java bloeien,
dan moet het daarheen gestuurd worden,
dat Javanen tot den dienst des Woords
worden opgeleid en daarna uitgezonden.
DAT KAN NOG KOMEN.
«Daar heb ik nog nooit last van gehad,»
zei de heer D. Mulder op den Unie-dag
te Goes.
Waarvan? Van kiespjjn, «rheumatiek»
of iets dergelijks? Neen, van een School
bestuur, dat verkeerde dingen doet.
De heer P. Boon had namelijk de vraag
gedaan, of ook de verhouding tusschen het
Bestuur en het Hoofd der school niet van
invloed moest geacht worden op den bloei
der school. Immers, 't gebeurt wel, dat die
verhouding gansch niet naar behooren is,
zoodat De lezer mag zelf dezen
zin voltooien. De heer Boon zou gaarne
gezien hebben, dat de vergadering de
genoemde verhouding tot een punt van
bespreking gemaakt had, maar de heeren
dachten er een weinig anders over. Na
een korte woordenwisseling over die zaak
werd de vergadering gesloten.
Dankbaar was de heer Boon ongetwijfeld,
maar voldaan was hij niet. Dit blijkt uit
zijn schrijven in No. 82 van dit blad.
Was de wensch van den heer Boon soms
onbillijk? In geenen deele, want het punt,
door hem even aangeroerd, was een grondige
bespreking ten volle waard. En indien de
vraag geluid had: Wat kan er zoo al
gedaan worden tot bevordering van den
bloei eer.er Chr. school dan zou stellig dat
punt aan de orde gesteld zijn. Dit was
echter het geval niet-, de heer Mulder had
een gansch andere vraag te beantwoorden
en trok daarom wijselijk het bedoelde punt
niet binnen den kring zijner beschouwing.
Hij had het kunnen doen, o ja, want het
punt was aan zijn onderwerp niet vreemd,
maar dan had hij even goed nog andere
punten ter sprake kunnen brengen. Dat
zou zeker niet verstandig geweest zijn, en
gij weet wel waarom. De vergadering
begreep dat ook en liet de zaak rusten.
Daaruit volgt echter volstrekt niet, waarde
lezer, dat zij nu maar moet blijven rusten.
Wat "mij betreft, ik zou 't bepaald jammer
vinden, als zij voor goed in de doos ging.
Want het geldt hier een zaak van bjjzonder
gewicht, en de kwestie», die er mede in
verband staan, zijn in den regel van ern-
stigen aard.
Wie de moeite neemt, er een weinig
over na te denken, zal inzien, dat het
onderwerp een rijkdom van stof aanbiedt
voor zeer belangrijke beschouwingen.
Laat ons dat onderwerp in gedachtenis
houden. «Morgen komt er weer een dag.»
Zeker, en wat op den eersten Zeeuwschen
Unie-dag niet afgehandeld kon worden, kan
op den tweeden een beurt krijgen. Immers,
nu 't erkend wordt, dat de eerste Unie-dag
als wélgeslaagd mag beschouwd worden,
valt het haast niet te betwijfelen, dat die
eerste door een tweeden zal worden gevolgd.
Met bescheidenheid geef ik in overweging,
het bedoelde punt op de Agenda voor die
vergadering te brengen.
«Ja maar,» zegt ge, «dat duurt nog zoo lang».
Toch niet te lang, is het wel? Er is
immers geen haast bij? Bovendien, als er
tijd in overvloed is, dan kan men zich goed
voorbereiden, en dat is waarlijk niet zonder
beteekenis.
Of zijt ge soms bang, bezorgde lezer, dat
de zaak zal vergeten worden? Wees gerust,
daarvoor bestaat volstrekt geen gevaar; de
heer Boon zal dat ongeluk wel weten te
verhoeden. Gelooft gij dat ook niet? En
hij behoeft daarin geenszins alleen te staan.
In elk geval komt nu nog eens de opmer
king tot ons allenGedenkt aan de nalezing
van den eersten Zeeuwschen Uniedag.
Zierikzee. J. C. BOOT.
Wat Rotterdam dezer dagen weer eens
in 't klein te zien gaf, dat toont ons Ierland
telkens iu 't groot: namelijk de verbittering
tegen de regeering en den haat tegen de
oproerkraaiers. De ellende, nog door den
sterken drank vergroot, brengt steeds meer
gisting in de gemoederen en de toenemen
de wrevel tegen het gezag, waarmede de
Heere de overheid bekleedde, maakt de
verhouding hier en elders tusschen het volk
en met name de politie steeds bedenkelijker.
Wat is b. v. te Mitchelstown in Ierland
nu weer gebeurd De afgevaardigde in het
parlement, O'Brien moest Vrijdag voor het
vredegerecht verschijnen, wijl hij de pach
ters had opgeruid tot wederspannigheid
tegen de wet. Toen hij niet kwam, vaar
digde de regeering der stad een bevel tot
gevangenneming tegen hem uit. In een
ontzagwekkende volksvergadering werd
tegen dit besluit geprotesteerd. Een zes
tigtal politieagenten werden met steenen
geworpen; enkelen zelfs belangrijk gewond.
De politie was verplicht te vuren en de
menigte uiteen te drijven. Er werden 150
personen uit het volk en 50 politiedienaren
gekwetst.
Gelijk het altijd gaat werden ook weer
rustige burgers gewond onder anderen
een advocaat en een priester.
Er liggen nog niet veel rozen op den
weg van koning Ferdinand van Bulgarije.
Vele ambtenaren haten hem en de groote
mogendheden zijn niet van hem gediend.
Hij heeft bij de samenstelling van een nieuw
ministerie zich meer door verzoeningsge
zindheid dan door dankbaarheid onderschei
den. In zijn ijver om uit alle partijen een
ministerie saam te roepen, verzuimde hij
zijn weldoener Natchewitch te gedenken, die
voor Stambuloff zijn plaats moest ruimen.
Zeer tot schade van den Coburger, want
Natchewitch, die veel invloed heeft, is thans
bezig, en met goed gevolg, het volk tegen
zijn nieuwen vorst op te hitsen.
Waarlijk, dit is nog maar een begin van
des konings smarten.