CHRIST ELIJK- NIEUWSBL AD HISTORISCH VOOR ZEELAND, 1887. No. 103. Dinsdag 2 Augustus. Eerste Jaargang VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES: Ik schaamde mij Buitenland. DE ZEEUW, üli.en MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95 I nkele nommers-0,02y2 UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Psalm 119:3. 'Wolgelukzalig zijn zij die Zijne (des Hoeren) getuigenissen onderhoïdo», die Hem van gans.her harte zoeken. Gij hebt zeker wel eens van de Walden- zen gehoord? De duizenden Waldenzen, oie in onze dagen nog in de valleien van noor delijk Italië leven, zijn afstammelingen dei- oude Waldenzen, die eertijds, vooral in 't zuiden van Frankrijk, op vreeseljjke wijze om hun geloof zijn vervolgd. Zij verwierpen de dwalingen van Rome. «Wij gelooven,» zeiden zij, «dat de Heilige Schrift alles bevat, wat ons tot zaligheid noodig is. Wij houden ons aan Christus alleen, omdat wij ons gansche heil bij Hem vinden.» Geen wonder, dat zij door Rome gehaat werden. In meer dan dertig vervolgingen zagen zij hunne dorpen verbranden, en mannen, vrouwen en kinderen vermoorden. Met de beschrijving van hun lijden zou gemakkelijk een boekdeel gevuld kunnen worden. Hoor nu, wat ik verder van deze men- schen las. De vijanden zeiven getuigden, dat onder de Valdenzen eene verw mderlijke bijbelken nis werd gevonden. Een dier vijanden schrijft: «Het zijn meest ruwe, onbeschaafde lieden, die in dieren vellen gekleed gaan en in armzalige hutten of in holen wonen; maar allen kunnen lezen en schrijven. Wij vouden boeren, die het boek Job van bui ten kenden, anderen konden het gansche Nieuwe Testament opzeggen. Iedere knaap heeft van hun geloof een duidelijk begrip, en hunne predikers moeten, vóór zij aan gesteld worden, het grootste gedeelte van het Nieuwe Testament in het geheugen hebben.» Een monnik, die uitgezonden was, om hen weder tot de Reomsche Kerk te brengen, kwam verbaasd terug, en beleed, dat hij in zijn gansche leven niet zooveel uit den Bij bel gehoord had, als in de weinge dagen, waarin hij met die ketters had gesproken. Geleerde en beroemde mannen, die men tot de Waldenzen zond om hen te wederleggen, verklaarden ronduit, dat de kinderen hen beschaamd gemaakt hadden. Geen minder schoon getuigenis werd van hunnen wandel gegeven, ook zelfs door de vijanden. En nu, waarde lezer wat dunkt u van deze menschen? Wat mij aangaat, ik schaamde m\j, toen ik het bovenstaande, en nog veel meer daarbij, van de Walden zen las. Ik schaamde mij voor mijzelf, voor ons volk, en vooral voor de kinderen van ons volk. En gij Wij leven in een gansch anderen tijd wij verkeeren onder veel beter omstandig heden dan de Waldenzen van vóór zeshon derd jaar. Wij worden niet om des geloofs wil vervolgdwij mogen het Woord Gods vrij lezen en onderzoeken. Een Bijbel, die voor hen] haast niet te krijgen was, koopen wij voor', eenige stuivers. Gelegenheid om allerlei dingen te leeren is er voor ons en onze kinderen overvloedig. Worden die voorrechten door ons op prijs gesteld Zie, wij willen gaarne voor godsdienstige menschen gehouden worden; tot de onver schilligen wenschen wjj niet te worden ge rekend; dat het ongeloof toeneemt en al stouter wordt, zien wij met smart. Dat is goed, maar verder? De kerken] worden nog djor een aantal menschen bezocht. In tal van huisgezinnen wordt (nog na het eten een hoofdstuk uit den Bijbel [gelezen er wordt gebeden en gedankt. Ook worden er nog vele ware Christenen gevonden. Zeker, ons volk heeft nog wel goede dingende geest van onze vrome vaderen is ons nog niet geheel vreemd geworden. Edoch, wanneer nu iemand be weren wilde, dat het met ons en onze kin deren nog al wél staat voor God. dan heeft die goede vriend bepaald ongelijk. Ik wil de zonden en dwaasheden van ons volk niet breed uitmetenmaar ik moet u toch even doen opmerken, dat vele duizenden in ons land, vooral de lieden van macht en geld en invloed, God en Zijn Woord en Zijn dienst den rug toekeeren. En met den godsdienst van de groote menigte, die nog voor gods dienstig doorgaat, is het ook niet zoo heel schitterend gesteld. Godsdienstig, ja uit ge woonte het geweten spreekt nog wel eens een woordje mee, maar 't hart heeft er geen deel aan. Voor de menschen heeft het nog den schijn van iets te wezen, maar voor God beteekent het niets. Is het zoo niet Och, laten wjj het maar eerljjk bekennen ons volk heeft de goede oude paden verlaten en wandelt op verkeerde wegen. De kennis van God en Zijn Woord raakt zoek. Mag dat zoo blijven? Waar moet het dan met ons heen Laten wij waken, bidden, strijden, arbeiden in 's Heeren Naam en kracht. Er behoeft gelukkig geen begin meer gemaakt te worden. Ofschoon velen nog bleven sluimeren, de oogen van anderen zijn al lang opengegaan. Zij hebben de hand aan den ploeg geslagen en werken het werk des Heeren. Zij hebben de zaak bij het rechte eind aangepakt, door hunne zorg in de eerste plaats te wjjden aan het opkomend geslacht. 'tWerd tijd ook. Naarmate de oude school met Bijbel, psalmgezang en gebed, al meer eene zeldzaamheid werd, gingen onze kinderen in de kennis der Hei lige Schrift al meer achteruit. Gelukkig dat er Christelijke scholen werden opgericht. Er zijn er nu reeds ier honderd zes en vijftig. In die scholen worden de kinderen in de kennis der hemelsche dingen onder wezen. Die scholen met den Bjjbel zijn een groote zegen voor ons land, waarvoor we Gode niet genoeg dankbaar kunnen zijn. Vierhonderd zes en vijftig, 'tis een mooi getal. Zeker, maar 't mag er niet bjj blijven. We lezen dan ook nog al eens, dat er in deze of die gemeente pogingen aangewend worden tot oprichting van eene Christelijke school. Het staat nog niet stil, en dat mag ook niet, want er moeten nog veel meer scho len met den Bijbel komen. De oogen be ginnen dan ook hoe langer hoe meer open te gaan. Al grooter wordt het getal van hen, die 't inzien, dat ons land ten verderve gaat, als de kinderen niet meer en beter uit den Bijbel onderwezen worden. Honderd duizenden guldens worden ieder jaar in ons land bijeengebracht om den kinderen Chris telijk onderwijs te doen geven. Ruim ze ventig duizend kinderen genieten dat voor recht reeds. Datis waarlijk geen kleinigheid, En op schier alle scholen komt men plaats te kort. Wordt ergens eene school met den Bijbel geopend; dan zijn in den regel spoedig alle plaatsen bezet. Tal van scholen heeft men in den loop des tijds al moeten vergrooten. Overal blijkt hetwaar een Christelijke school komt, daar komen ook kinderen in overvloed om er gebruik van te maken. Maar omgekeerd ookwaar eenige personen in eene ;gemeente ernstig behoefte gevoelen aan Christelijk onderwijs, daar verrijst .weldra, dat is zoo goed als zeker, eene school met den Bijbel. Waarde lezer, hoe is 't gesteld in de plaats waar gij woont? Is daar zulk eene school? Zoo ja, dan wtnsch ik u geluk; ik zou anders ook niet weten, hoede ouders eenigs- zins /.ouden voldoen aan de heilige beloften, die zij bij den doop hunner kinderen hebben afgelegd. En als er nog geen school is, wat mag daarvan de reden zijn? Misschien zegt men wel: «'t is niet noodig.Niet noodig Mij dunkt, wie een weinig nadenkt, zijn oogen goed open doet, en niet te teerhartig is om eens een heilig gericht te houden over zichzelf en zijn gezin, die zal er wel spoedig anders over gaan_ denken. De Waldenzen zouden zeker vreemd opgekeken hebben, als een belijder van Christus tot hen gezegd had«Lieve vrienden, doet toch zoo veel moeite niet om het Boek Gods te onderzoeken, dat is heusch niet noodig.» Wel, zij zouden in edele verontwaardiging naar het «zwaard des Geestes» gegrepen en dien broeder met één enkel aangrijpend woord der Schrift tot zwijgen gebracht hebben. Gelooft gij dat ook niet? 't Kan ook zijn, dat de wil wel goed is, maar de krachten te gering zijn om aan de oprichting van eene Christelijke school te denken. Nu dat is gewis een lastig ge val, want de middelen mogen toch maar niet ontbreken. Met een goeden wil en vurige wenschen bouwt men nog geen school, dat is buiten kijf. En toch, als men de zaak waarlijk ernriig wil en biddend begeert, kan er veel gedaan worden, veel meer dan eenig mensch ooit geloofd zou hebben. Dat moet gij niet vergeten. Op tal van plaatsen in ons lieve Vader land zei men voor enkele jaren ook »Neen, 't kan niet.» Maar toen de aandrang den vrienden te machtig werd en zij de handen ineensloegen, zie toen bleek het, tot ver bazing van iedereen, dat het wel degelijk kon. Toen stond er binnen weinige maan den eene flinke nieuwe Christelijke school. Dat gaat nog gedurig zoohet eene jaar meent men nog, dat het niet kan, e» het andere jaar ziet men reeds een begin van uitvoering. Moed gehouden dus. En nu waarde lezer, ten slotte nog een vriendelijk verzoek. Wanneer men biju om eene gift voor de school met den Bijbel aanklopt, houd dan uw hand niet gesloten, maar geef van het uwe met een vriende lijk oog en een blijmoedig hart. Wilt gij dat doen Lezenswaardig. Van den brief van den heer Lohinan in de Roeper ter verdediging van het op treden der antirevolutionaire partij nemen wij het lezenswaardige slot over. De heer Lohman zegt «Geenszins vrees ik voor te grooten in vloed van Marnix, doch eer voor te geringen. Wat Marnix wil, wil ook iken over het ge heel genomen de antirevolutionaire partij. Als het oogenblik daar is, zullen ook zij, die nu nog aarzelen of misschien zelfs vij andig zijn, zich moeten uitsprekendoch eerder is onnoodig. Maar Marnix kan er nooit komen op de wijze waarop hij werkt, en zal alleen den invloed verkleinen van hen die reeds op weg zijn, en Gode zij dank, niet zonder eenig succes te hebben behaald. Kon Marnix er komen op zijne wijze, het ware best. Kan hjj dat niet, laat hij dan niet den invloed van anderen, al is het ook nog zoo weinig, verzwakken. In deze critieke oogenblikken is weinig veel. Moge de heer Lindeboom het mij ten goede houden, dat ik zoo onbewimpeld mijne opinie zeg over een arbeid, die hem lief is. Ik doe dat niet uit geringschatting. Gaarne gunde ik hem mijn eigen plaats. Wellicht komt die wel open. Het is geene hoogheid of «voornaamheid», gelijk hij meent, die mij spreken doet. Niet om eene hooge plaats te bekleeden, heb ik mijnen tegen- woordigen werkkring aanvaard. Maar op de plaats waar ik sta, kan ik en kan ieder die daar staat, meer zien dan op de plaats waar hij zich bevindt. En van die plaats roep ik hem, uit innige overtuiging, en met dezelfde liefde als hem voor dezelfde zaak bezielt, toe waarde broe der en medestrijdergij bouwt niet op. maar breekt af. De geschiedenis van het geschil tusschen de onderwijzers Mieras en Udo is te wel bekend, dan dat wjj ze nog eens weer zouden oprakelen. Maar wie zou denken, dat men ook in Parijs, de stad der beschaving en verlichting, zoo achterlijk kon zijn als op een boerendorpje ir. Nederland? Toch is het zooDe gemeenteraad dier stad benoemde reeds voor jaren eene commisse tot nauw keurig onderzoek van de schoolboeken. Deze toch moesten neutraal (sic!) zijn; de chris telijke leer mocht er noch rechtstreeks noch zijdelings in voorkomen en evenmin de naam van den Schepper ook van de leden van den Parjjsehen gemeenteraad. Och arme, de zoo hoog geloofde fabelen van La Fontaine (ook velen NeJerlanders bekend) bevatten een versje, waarin o. a. de rejels: Petit poisson deviendra grand Pourvu que Dieu lui prête vie. voorkwamen. En wat deed men nu? Och, lezer! precies hetzelfde als de heer Mieras. Men veranderde dat gewraakte woord Dieu in: l'on en liet drukken: Petit poisson deviendra grand Pourvu que l'on lui prête vie. Wat de beteekenis is dier Fransche woorden De 2 eerste regels luiden in verstaanbaar Hollandsch«Het vischje zal groot worden, indien God het laat leven» en de 2 laatste: «Het vischje zal groot worden, indien men het laat leven!» Ongelukkig Frankrijk! - Alle berichten omtrent onlusten in Bulgarije zjjn verzonnen. Het land is rustig. De prins van Saksen Coburg neemt zich voor, een triomfreis door Bulgarije te maken, waai toe door het geheele land toebereidse len worden gemaakt. De mogendheden hebben den prins tegen dit plan gewaar schuwd. De minister-president van Italië, Depretis, die reeds eenigen tijd lijdende was, is ge storven. Veel heeft It. lië aan hem te dan ken. Hij voerde de teugels met vaste hand, waar de oppositie het hoofd verhief. Hij

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1887 | | pagina 1