CHRISTELIJK-
NIEUWSBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
1887, No. 102
Zaterdag 30 Juli.
Eerste Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. Klemkerk, te Goes
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES j
Y Is het wenschelijk
Y Jhr. De Jonge.
Binnenland.
G. J. HUVERS.
OL.
Ei.» EN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
LVijs per drie maanden franco p. p. f0,95
1 mcele nommers- 0,02ya
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Y, Nog eensLager Onderwijs.
Een voorstander der openbare School heeft
in de Goesche Courant aanmerkingen ge
maakt op de statistiek, die we in ons num
mer van Vrijdag jl. gaven omtrent de toe
name van het aantal leerlingen dei' verschil
lende lagere scholen in onze gemeente.
Hoewel die voorstander zijn' naam verzwijgt
willen we hem toch niet onbeantwoord la
ten, omdat het ons om de zaak te doen is
en dan kan het ons weinig schelen door
wien het gezegd is. Mogen we dan dien
voorstander opmerken, dat het verslag h m-
delt over den toestand van het lager onder
wijs in de gemeente Goes En wie heeft
er nu ooit over gedacht, dat de bewaar
scholen behooren onder de rubriek lager
onderwijs 1 In de wet op het lager onderwijs
komt geen titelbewaarscholen voor. In
de grootere gemeenten zijn er dan ook steeds
afzonderlijke commissien voor de bewaar
scholen. Dat nu de commissie van t oe-
zicht op het lajer onderwijs in onze ge
meente zoo goed is hare zorgen ook uit te
strekken over de bewaarscholen, is heel
aardig, misschien ook nuttigmaar daar
over loopt de kwestie niet. De vraag is deze
Met hoeveel p jrceut is de bevolking der
openbare lagere scholen in de gemeente
Goes toegenomen in het jaar 1886 Ant
woord met 0.9 percent. En de bevolking
dar bijzondere lagere scholen? Antwoord
met 14.6 percent. Wie dat nu anders kan
uitrekenendie mag het doen. En
dat dit aantal zoo toegenomen is, omdat
er kinderen van de bewaarschool overge
plaatst zijn op de lagere sohoul, dat spreekt
van zelf. Maar zijn de kinderen, die op de
openbare school gekomen zijn dan niet van
de bewaarschool afkomstig? Zijn er zelfs
niet vele jongens bij van de Katholieke be
waarschool? Als de Katholieken in onze
gemeente eene jongensschool bezaten, zou
de verhouding dan nog niet ongunstiger
zijn?
En nu nog het tweede gedeelte van het
stukje. Er is pressie uitgeoefend op een
vader om zijne kinderen op de bijzondere
school te laten. Dat is een woord met een
leelijken klank. Maar er zijn vele soorten
van pressie. Een vader mag pressie uit
oefenen op zijne kinderen, een onderwijzer
op zijne leerlingen, mits men maar weet,
wat geoorloofde pressie is en wanneer die
pressie ongeoorloofd is, Maar stel nu eens,
dat het waar is een der vele jj veraars voor
de school met den Bijbel heeft zich door
zijn ijver te ver laten vervoeren, bewijst
dit iets tegen het beginsel, tegen de partij
Of kan de liberale partij instaan voor al
hare aanhangers, hoofd voor hoofd Maar
ten slotte nog dit. Het spijt ons, dat der
gelijke argumenten nu nog dienst moeten
doen. Als daar een vader komt bij het
hoofd eener bijzondere school en zegt: «Mees
ter, mag ik mjjne kinderen bij U doen,
het kan me niet schelen wat het kost,
want op die openbare school waar ze nu
zijn, daar pikken ze altijd op mijn kinders,
daar hebben mijn kinders het altijd gedaan.»
wie zal het dan dn 't hoofd krijgen om
zoo iets als argument te laten drukken
Een verstandig man zal de schouders op
halen en zeggen«Je kunt ze hier doen,
zoolang het goed gaat, maar ik vrees dat
het hier spoedig hetzelfde zal zijn want
meestal ligt het aan de kinderen, niet aan
de meesters.»
Overigens kan de voorstander gerust
zijn. Van school B. zullen er zeker niet
veel door pressie gewonnen worden, het
verschil in het schoolgeld is daar voldoen
de waarborg voor.
Art. 168.
In de christe lijke bladen heeft men in
den laatsten tijd geredetwist over het veel
besproken artikel 168. Of liever men is over
artikel 168 heengewipt en heeft in vage
termen het Program-artikel, de houding
der antirevolutionaire kamerleden en de rede
van Lobman beoordeeld. Beoordeeld op een
wijze, die zelfs bij groote mannen achter
uitgang in ernst van onderzoek en warmte
van waardeering doet veronderstellen.
Want wat toch heeft men gedaan om
zich met de vele historische en rechtskun
dige gegevens van 's heeren Lohmans rede
over art. 168 vertrouwd te maken?
Men keuvelt over eene vermeende hate
lijkheid in zeker blad; men voegt er nog
eenige pittigheden aan het adres van den
beschuldigde bij en meent dan het publiek
genoegzaam te hebben ingewijd in de kwes
tie die het geldt.
Zooals echter het debat nu laatst in de
Roeper gevoerd werd tusschen L. L. en den
heer Lohman, zoo bestaat er kans dat het
publiek met den stand der kwestie op de
hoogte komt.
Beiden zijn het eens, dat de Kerk op
geenerlei wijze op de publieke kas moet
teren. De heer Lohman dacht er zeliszoo
al over eer Marnix bestond. In 1875 schreef
hij over deze zaak in zijn Gezag en vrijheid.
Zou onder de goede vrienden die nu zoo
gehaast zijn om artikel 168 te schrappen,
er een gevonden worden die deze splinterige
kwestie zoo bestudeerd heeft als de heer
Lohman blijkens zijne doorwrochte rede van
11 Mei? Heeft niet juist de heer Lohman
aan dat beginsel eerst dat der vrije school,
daarna dat der vrjje Kerk, alles ten offer
gebracht
Waarom zijn het in zijn kiesdistrict
juist de christelijke gereformeerden geweest,
die steeds met al de warmte hunner ziel
voor dezen candidaat uitéén stuk opkwamen
Waar Donner, met evenveel warmte voor
de zaak, door minder historisch en rechts
kundig inzicht slechts protesteeren kon tegen
de zonde van 1816 en hare gevolgen, daar
ging de Goesche afgevaardigde nog wat
verder, naar de dagen vóór de hervorming
terug. Hij-zelf heeft getoond de zaak aan
te durven. Maar onbescheiden zou het ge
weest zijn, nu daar over zooveel door den
rechter uitspraak moet worden gedaan, deze
verschillende rechterlijke uitspraken af te
snijden,
Wij kunnen nog maar niet inzien wat
wij, behoudens de aanwinst van een schran
der, welsprekend partijgenoot, met het op
treden van Marnix' pleegvader in de tweede
kamer zouden vorderen.
Hoeveel jaren toch zijn er niet noodig
om één voorstander, laat staan een meer
derheid, voor een beginsel te winnen
Heeft het jongste debat in de tweede
kamer over het onderwijs-artikel en de
kwestie der groote steden als enkelvoudige kies
districten, ons niet wat geleerd Zelfs waar
men van het onrecht overtuigd is, kost het
zooveel, recht te doen. Men zal het zien
als binnenkort de eerste kamer het nieuwe
rechtsprekend onderwijs-artikel verwerpt,
en het christenvolk weder op zwart zaad zet.
Hoe lang streed Wilberforce niet in het
Engelsche parlement voor een zaak, welker
goed recht veel meer nog in het oogsprin
gen moest? Hoevele jaren bepleitte hij
niet bij herhaling, steeds weer dezelfde hei
lige zaak van de vrijmaking der slaven
Wij voor ons houden het er voor, dat
men onzen vrienden de taak niet uit de
handen behoeft te nemen. Te meer, wijl
Marnix en de antirevolutionaire club (mis
schien met een enkele uitzondering) het
zelfde willen.
Y De beste stuurlui staan aan wal.
De heer Lohman schrijft in de Roeper.
«Het is ozoo gemakkelijk de hande
lingen van Kamerleden te bedillen, zoolang
men alleen aan de journalistiek doet en
kiesvereenigingen organiseert. Want dan
kan men meestal geheel naar eigen inzicht
handelen, en vergelijkt men eenvoudig wat
men ziet gebeuren met wat men wenscht.
Die vergelijking nu valt nooit mee Dan heeft
de journalist en de kiezer vrij spel en be-
beschuldigt op zijn «dooie gemak» de ge
kozenen van plichtverzuim.
«Maar in de Kamer moet gehandeld
worden, en geen stap kan daar gedaan
worden, of men heeft te rekenen met al
len, die dien stap mee te doen hebben, en
onderling zeer verschillen van inzicht. Bo
vendien moet daar voor allerlei belangen
worden gepleit, die soms door onderling
zeer uiteenloopende groepen van personen
worden voorgestaan.
«In eene kerkelijke vergadering is belij
den de hoofdzaakdaar handelt desnoods
ieder voor zich. In eene politieke vergade
ring is handelen de hoofdzaak. En zulk
een vergadering bestaat uit vogels van zeer
verschillende pluimaadje die toch onophou
delijk moeten samenwerken.»
De verkiezingen voor Ie Tweede Kamer
zijn, naar men verneemt, tijdelijk uitgesteld.
Maar uitstel is geen afstel. De verkiezingen
staan toch nog altijd voor de deur. Zou het
goed zijn, zoo de afval van sommige kiezers
onze aftredende mannen tuimelen deed en
het voorbereidingswerk in zake de verhou
ding tusschen de regeering en de kerkge
nootschappen voor wie weet hoe lang, on
mogelijk maakte? Is het wenschelijk, zoo
vraagt de heer Lohman in de Roeper, het
kleine corps der antirevolutionairen te ver
zwakken,
«nu de Kamer, ten aanzien van art. 194,
de door Groen steeds verlangde «schrapping
der ellendige zinsnee» eindelijk heeft goed
gekeurd, terwijl, om «onverwijldeschrapping»
daarvan te verkrijgen, nog inspanning van
alle krachten noodig zijn zal;
«nu, zonder dat één Kamerlid de verde
diging van art. 168 openlijk heeft durven
aanwenden, dat artikel feller dan ooit te
voren bestreden is, en het beginsel van
staatssubsidie aan kerken, vooral ook door
toedoen van eenige door het Centraal-
Comité aanbevolen Kamerleden, meer en
meer ook in de Kamer ondermijnd is, althans
veel meer, dan voordat de a. r. partij als
zoodanig optrad
«nu de voorstanders van eene gesubsidi
eerde publieke volkskerk hun uiterste best
doen, om diezelfde Kamerleden door zooge-
naamd-christelijk-conservatieven te doen
vervangen, welke de ware steunpilaren zijn
van het Ned. Herv. Kerk genootschap.
«Ik beantwoord die vragen ontkennend,
en meen dat ook Marnix dat doen zou,
indien haar oprichters meer van nabij be
kend waren met de moeielijkheden, aan de
doorvoering van een beginsel inde Kamer
verbonden.»
Ds. Gispen schrijft in de Bazuin van
dezen ontslapen broeder:
„Zoo hartelijk zat hij in het midden der
broederen zijn lar.ge pijp te rookenzoo
schalks kon hij u aanzien, als een redenaar
aan het woord was, die den bal mis sloeg
zoo zaakrijk ko* hij zijn oordeel over een
moeilijk geval uitspreken, zoo eenvoudig en
krachtig kon hij biddenNog voor zijne
afscheiding hadden Prof. de Cock en ik, in
het Asserbosch, bij gelegenheid van een
zendingsfeest op een eenzaam plekje een
onderhoud met dezen Christen-Edelman,
liggende in het groen dat tot de aangrij
pendste oogenblikken in mijn leven behoort.
Toen heb ik gevoeld wat het beteekent,
onder zulke omstandigheden den grooten stap
te doen van de Ned. Herv. tot de Christ.
Geref. kerk. Maar Jhr. de Jonge deed wat
hij geloofde te moeten doen en verbrak
geen maatschappelijke, geene familie- of
vriendschapsbanden, die om des Heeren wil
niet verbroken behoeven te worden. Door
dien hij anderen vrijliet, en in handel en
wandel oprecht was, liet men ook hem vrij,
en ik heb nooit vernomen dat hij om de
afscheiding minder gewaardeerd werd in
de vele en aanzienlijke betrekkingen, die
hij bekleedde.
„Dikwerf als ik wanhoopte aan de har
monie tusschen Calvinisme en humaniteit
in onze dagen, gingen mijne gedachten naar
Zierikzee, en zeide ik tot mij zeivendaar
woont er ten minste een, in wien die har
monie gezien wordt! Nu moeten we zeg
gen daar heeft er een gewoond O, wat
zielepijn kunnen we voelen als we moeten
zeggen gehad, geweestOp onzen leef
tijd krijgt men zoo zelden nieuwe banden,
en vooral tegenwoordig is het leven zoo arm
aan gulle, hartelijke vriendschap en onge
veinsde broederliefde. De partijstrijd doodt de
fijnste en edelste vruchten van het Chris
telijke gemeenschapsleven."
Onder de verrassingen, ditmaal een
aangename, van de gemeenteraadsverkiezin
gen behóórt deze: dat te Kolijnsplaat een
antirevolutionair in herstemming komt. Het
is de heer C. J. Huvers, notaris, een man
van onverdacht zuivere christelijk historische
beginselen. Bij eerste steming bracht hij
't ongedacht tot 35 stemmen.
Tot voor een paar jaar zou't te Kolijns-
plaat een onmogelijkheid zijn geweest met
een candidaat van onze partij op te treden.
Dit is vooruitgang, te meer verblijdend, wijl
men ook. van liberale zijde de candidatuur
Huvers respecteert.
Laten de kiezers van Kolijnsplaat nu
eens toonen, wat zij overhebben voor dezen
kundigen, ronden candidaat