CHRISTELIJK-
NIEUW SBLAD
HISTORISCH
YOOR ZEELAND.
1887. No. 83.
Donderdag 16 Juni
Eerste Jaargang.
VERSCHIJNT
F. P. D'huy. te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
De Volksschool en de Toekomst.
Toen de Barbiers nog; Dokters
waren.
Eenheid zonder eendracht.
ZEEUW,
ELKEN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
Trijs per drie maanden franco p. p. f0,95
Enkele nommers- 0,02 ya
UITGAVE VAN
G. M. Klemkerk, te Goes
EN
van 1 5 regels25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het is opmerkelijk, wanneer men de ge-
houdene debatten in de 2e Kamer, betref
fende art. 194 van de Grondw. gadeslaat,
te zien, hoezeer het liberalisme ontrouw is
geworden aan de vroegere leidslieden, en
zich alleen kenschetst in het ijveren voor
de (zoogenaamde) neutrale school, waar, onder
voorgeving geen andersdenkenden te kwet
sen, de Godsdienst voor het meerendeel ge
heel is weggedrongen. Toen men tegen
Thorbecke, destijds Minister van Binnen-
landsche Zaken, als een verwijt onder het
oog had gebracht dat de openbare school
godsdienstloos was, verwierp hij zulks met
verontwaardiging, zeggende, wanneer onze
overheidsscholen godsdienstloos zijn dan
mogen zij verdwijnen; dan ware het beter
dat zij er niet wareneen volksschool
kan niet godsdienstloos zijn of Lzij ver
dient gesloten te worden. Waarop de
spreker verder deed volgen, deze merkwaar
dige woorden «De Christelijke godsdienst
is een algemeen levenselement onzer] tegen
woordige maatschappij, gelijk aan de lucht
welke wij inademen; het christendom is
niet gebleven binnen de kerke, het is eene
burgerlijke kracht geworden, de ziel onzer
beschaving een stroom die zich door alle
aderen der maatschappij heeft uitgestort.
Wanneer iemand die groote waarheid wilde
tegenspreken, dat het christendom, als
grondslag van algemeene beschaving en
zedelijkheid, óók is en van zelf zijn zal een
grondslag van het lager onderwijs en van
ieder onderwijs, mij dunkt,j hij zou bewij
zen de maatschappij en hare eischen niet
te kennen.»
Zoo dacht en sprak Thorbecke.
En wanneer wij nu nagaan, hoe juist zij
die zich volgelingen van hem noemen, on
trouw zijn geworden aan die leer van hun
nen voorganger, hoe juist zij toonden op
het zeerst te ijveren voor de neutrale school,
d*s tegen dat christendom, dat Thorbecke
de grondslag wilde doen zijn van alge
meene beschaving en zedelijkheid, dan moet
FEUILLETON.
Het was een lieve man, die dokter-barbier
N., altijd vroolijk in zijn God en gaarne
gezien bij vriend en vijand. Hij had een
groot huisgezin en moest ferm de handen
uit de mouw steken om al die kleine
monden steeds open te houden. En toch
gaf hij nog veel voor Zending en Evange
lisatie. Want al wat hij des Zondags won
bij de kranken, dat wierp hij in een busje,
«Dat is des Heeren» zeide hij.
Een goed bewijs voor zijn christelijk leven
was ook, dat ongeloovigen, die hem anders
niet kennen wilden, niemand liever bij
zich kregen dan hem, als zij krank waren.
Hij had er bijzonder slag van om met
kranken om te gaan. Niemand kon beter
de kussens goed leggen dan hij, en niemand
kon de smartelijkste wonden zoo goed en
zoo zacht verbinden als hij.
De goede man is nu al lang de eeuwige
ruste ingegaan, maar ik herinner me nog
zoo levendig het volgende, dat hij mij
vertelde alsof het gisteren gebeurd is.
«Het heeft mij zwaren strijd gekost
zeide hjj eer dat ik verlost was van
men huiverig worden voor hetgeen verder
van het liberalisme te wachten staat.
Evenals in het natuurlijke toch, zoo ook
op geestelijk terrein, bestaat een voortle
ven in de eenmaal aangenomene richting.
Waar dus het christendom als levensele
ment voor de maatschappij wordt wegge
drongen, treedt de wereld als beginsel op,
met al hare aanlokkelijkheden, om de
harten te verleiden en de staten ten verderve
te voeren. Is het wonder dat men dus
kreten hoort aanheffen voor een algemeen
stemrecht Alsof, nu men het christendom
verloochent in de volksstem in de stem
van de van God vervallene wereld, de
waarheid te vinden zou zijn, die waar volks
geluk zou kunnen aanbrengen.
Men spiegele zich aan de landen, waar
dit algemeene stemrecht bestaat, het nabu
rige Frankrijk, waar men thans zelfs hulde
brengt aan de commune-mannen, en met
's lands betrekkingen vereert hen die. wegens
hunne snoode handelingen vroeger, door
rechterlijke vonnissen uit hun vaderland
verbannen waren.
En men lette er op, hoe ver men ten
onzent reeds gaat, om zich zelfs tot de
2e kamer te durven wenden, ten einde
gratie te eischen voor de oproerlingen te
Amsterdam die bij rechterlijke uitspraak,
in hooger beroep bekrachtigd, tot gevange
nisstraf zijn veroordeeld! (I)
Met leedwezen zagen wij, hoever onze
Regeering reeds is toegetreden om te ge-
moet te komen aan de wenschen van hen
die, tot ons verderf, zulk stemrecht vragen,
wetende dat eenmaal, den voet gezet op
dit hellend vlak, men onmisbaar verder
wordt voortgestuwd, [daar de beginselen
krachtiger zijn dan de mensch.
(I) Al achten ook wij een nader onderzoek, met
het oog op de vrijspraak en het nieuwe strafwet
boek, in verband met het adres der verdedigers en
de interpellatie Hartogh, wenschelijk.
Onder dit opschrift schrijft een liberaal
allen zondagsarbeid, die niet door nood of
liefde verplichtend was. Met de burgers en
boeren van de stad en omliggende dorpen,
die ik vroeger, toen ik den Heere niet
kende, des Zondags ging scheren, was ik
spoedig klaar. Ik verklaarde hun kort en
bondig, dat ik dit voortaan op Zondag niet
meer wilde doen; dat ik ook mijn Zondag
wilde vrij hebben om naar de kerk te gaan.
En zij moesten er zich wel aan onderwerpen,
dat ik des Zaterdags kwam, want er was
geen ander, die hen scheren kon.
Maar geheel anders stond ik tegenover
den genadigen heer van het dorp uit wiens
kasteel mij een goede verdienste toevloeide.
Niet alleen wat ik er verdiende, maar nog
zooveel andere giften, die ik voor mijn huis
houden zoo goed gebruiken kon. Hoe moest
ik dat aanleggen om hem te doen weten
dat ik des Zondags niet meer komen kon
Hoe zou hij dit opnemen Zou hij mij niet
geheel wegzenden, en zich door een zijner
bedienden laten scheren? En wat zou er
van mijn huisgezin moeien worden als ik
deze groote winst zou verliezer,?
Al zulke gedachten plaagden mij dagelijks
en benamen mij den moed om open met
hem te spreken.
Hoe dikwjjls ben ik des Zondags den berg
blad, de Amsterdammer, dat zich in de
beginsellooze houvastpolitiek harer partijge-
nooten maar niet kan laten vinden, een
hoofdartikel, waaruit wij een gedeelte onder
de andacht van onze anti-revolutionaire
lezers brengen. Wij doen dit te liever, wijl
ook onder onze vrienden er nog zoo velen
zijn, die angstvallig vragen, of wij de deerlijk
verdeelde, oppermachtige, hoewel innerlijk
zwakke, liberale partij, niet vaak met een
al te zwarte kool teekenden.
De volgende woorden uit de Amsterdam
mer zijn te merkwaardig om niet aan de
vergetelheid te worden ontrukt.
't Is naar aanleiding van het conservatief
geteem der groote liberale Nutsvereenigin-
gen in Nederland tegen den vooruitstre-
venden arbeid der jongste liberalen, wier
talentvolle woordvoerder de heer mr. Kerdijk
is. Bijna alle afdeelingen, groote, als Rot
terdam, en kleine als b. v.Ierseke, hadd ;n, om
de radicale beginselen van mr. Kerdijk's
blad, het Sociaal Weekblad, hem en zijn
blad aan de deur gezet, toen hij om eene
nauwere verbintenis gevraagd had met het
Nut van 't Algemeen, dat sinds jaren, aan
Nieuwenhuize's beginselen gespeend, in de
ongeloofstheorieën op 't gebied van Kerk,
School en Staatkunde was opgegaan.
Deze afwijzing verdroot den vurigen libera
len schoolwetman, den beginselvasten Kerdijk,
en hij nam zijn ontslag als lid en secretaris
van het «Nut.»
Naar aanleiding daarvan nu schrijft het
liberale blad, dat zich over deze schifting
in de liberalistische gelederen verheugt
»Ten onzent is men gewoon dergelijke
scheidingen diepte betreuren. Men kan er
zeker van zijn, dat menig welgezinde, be
zadigde vriend van het Nut hoofdschuddend
Zed zeggen Hoe jammerMr. Kerdijk is
toch inderdaad een bekwaam man, wat
zoude hij nog veel goeds voor de Maatschap
pij hebben kunnen uitwerken, indien hij
zich niet zoo ver had laten voeren door zijn
ijver om te propageeren,men moet trach
ten hem op zijn besluit terug te doen
van het kasteel opgegaan, met mijn pakje
onder den arm en een zwaar pak op mijn
hartHoe dikwijls heb ik des Zondags
bevende voor den heer gestaanIk had de
woorden op de tong, maar ze konden er
niet af en bleven in mijn keel steken.
Een ongelukkige toestand, een treurige
tijd, dien ik doorleefde! Mijn blijdschap
verdween. Ik had den angel in mijn boezem
en wat ik ook tot mijn verontschuldiging
wilde bijbrengen, 'tging mij niet. Mijn
inwendige smart werd steeds grooter. En
dit duurde langer dan eeft jaar!
Op zekeren Zondagmorgen las ik met
mijn gezin het woord van Petrus: «op uw
woord wil ik het net uitwerpen.Dat
woord drukte mij zwaar op het hart en
toch vervulde het mij met troost en kracht.
Weder klom ik den berg op, met veei gebed
en zuchten tot God, dat Hij mij toch de
kracht zou geven om eindelijk het groote
woord te spreken; en dat Hij het hart van
den heer zou bewegen om mij genadig te
behandelen.
Ik was bijna klaar met mijn arbeid. Toen
brak mijn tong los. Ik vertelde den heer
alles, mijn ganschen nood, al mijn vreeze,
en hoe ik een jaar lang tegen Gods woord
en mijn geweten gezondigd had, en dat ik
komen En nog meer van die ver
zuchtingen zal men vernemen, als de ge
lijkgezinde leden van het Hoofdbestuur
met den secretaris zich zullen verwijde
ren. Men zal hemel en aarde bewegen
om deze bestuursleden over te halen, om
wat men noemt »op hun post» te blij
ven men houdt zoo gaarne in ons va
derland wat niet vereenigbaar is, bij
elkaar; men is zoo niets atkeerig van
onfrissche toestanden.
In staat, kerk en maatschappij dweept
men van oudsher met een eenheid zon
der eendracht en dus ook zonder kracht.
Eendracht maakt macht, is een vader-
landsche leuze, maar meestal zóó toege
past, dat men onmogelijk aan een leeuw
kan denken, die den pijlbundel bewaart.»
En dan weet dit liberale blad hare
partij zoo meesterlijk te teekenen, in het
zoo schoon gekozen beeld van den leeuw
en het lam.
«Men lette slechts op de liberale partij.
Welk een allegaartje blijft onder haar
vlag vereenigd. Van beginselen wil zij
liefst niet weten, om toch maarden schijn
te kunnen redden van een krachtige
phalanx te zijn. Het onmogelijke doet
men om ontwikkeling naar beginselen
te voorkomen. Dat ieder zou uitgaan in
zijn eigen richting, dat de eenheid in
naam zich zou ontbinden en oplossen in
kleinere afdeelingen, die inderdaad elk
voor zich krachtig zijn door wezenlijke
eendracht men acht het een gevaar,
men noemt d it verdeeldheid. Men begeert
als in de schaapskooi te zamen te blijven
hokken. De leeuw, die ten onzent den
pijlbundel bewaakt, heeft de moedige
geaardheid van het lam.»
Tot zoover de Amsterdammer.
Dit laatste nu is het. Juist die schaap
achtigheid der liberale partij kwam nooit
helderder en droever uit, dan in hare houding
bij de Grondwetsherziening. Het was maar
aldoor intrekken van voorstellen en terug
komen op vroegere besluiten, en kniebui-
het niet langer meer kon doen. Ik zeide
dat ik gaarne driemaal per week, in plaats
van tweemaal hem wou bedienen, tegen
denzelfden prjjs, maar niet op Zondag.
Hij liet mij bedaard uitspreken, zag mij
toen lang zwijgend aan met zijn groote
oogen, die zoo flikkeren konden en mij
nu het hart doorboorden. Toch werd hij
niet boos en gaf mij rustig en vriendelijk
ten antwoord «tot nu toe hebt gij mij des
Woensdags en Zondags geschoren kom nu
voortaan des Zaterdagsnamiddags in plaats
van des Zondags. Meer is niet noodig.
Tot nu toe heb ik u 'smaandsdrie Thaler
gegeven nu zult gij er voortaan zes hebben.
Ik bedankte hem. Woorden had ik niet.
Maar mijn tranen, die op zijn handen vielen,
spraken tot hem.
«Mijn lieve God» zoo sprak ik bij het
naar huis gaan «watslraft Gij owe kinde
ren genadigHoe hebt Gij mijn ongeloof
en wantrouwen beschaamd!»
Nooit in mijn leven ben ik zoo vernederd
als toen, onder de onverdiende genade mijns
Gods. Toen heb ik ondervonden wat Petrus
bedoelde als hij zeide «Heer ga uit van mjj
want ik ben een zondig mensch.» Van toen
af ben ik rustig geweest in Gods vaderzorg.
Nachbar