NIEÜWSBL AD
VOOR ZEELAND-
CHRIST ELIJK-
HISTORISCH
1887. No. 81.
Zaterdag II Juni.
Eerste Jaargang.
VERSCHIJNT
F. P. D'huy. te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Omstandig besproken.
Een man, een man; een woord,
een woord.
ZEEUW,
jii.i EN MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
l'nkele nommers-0,027s
UITGAVE VAN
G. M. Klemkerk, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Een vorige maal zagen wij hoe de heer
Lohman bij zijne grondige rede over artikel
168 wees op het feit dat men alle voorrech
ten der kerkgemeenscnap onthoudt aan hen
die meenen dat Bestuur niet te mogen
erkennen.
En nu de vraag: is dat billijk
«Men heeft de goederen gegeven aan
eene algemeene kerk; maar van die al-
gemeene kerk worden bij slot van reke
ning feitelijk uitgesloten de Gereformeer
den, degenen, die krachtens hunne belij
denis nooit in die algemeene kerk kunnen
blijven. Goederen, die vroeger behoorden
aan de belijdeniskerk, zijn overgegaan
op de bestuurskerkerf den Gerefor
meerden, die aan hunne belijdenis moeten
vasthouden, blijft niets anders over, dan
die goederen, die hun toebehoorden, los
te laten.
«Niemand kan aantoonen dat vóór 1816
voor de kerk het bestuur of de wil der
meerderheid hoofdzaak was. Niemand kan
ontkennen, dat èu voor de kerk, èn voor
de overheid de, belijdenis, en wel de For
mulieren van Eenigheid de hoofdzaak
waren. De kerkei aden waren gebonden
aan de belijdenis. Dat is nu juist omge
keerd het tegenovergestelde hebben wij
thans 1»
Men beweert dat de nieuwe organisatie
onherroepelijk is aangenomen. Ook de
Hooge Raad is van oordeel dat zij ten
eeuwigen dage moet blijven. En ook deze
Regeering wil (in haar Grondwetsvoorstel)
al de thans genoten subsidiën verzekeren,
zoodat alleen bij Grondwetsverandering daar
op kan worden teruggekomen. Een «po
pulair» voorstel voorzeker. Maar de heer
Lohman wenscht de Kamer voor de vraag
te stellen Is dat rechtvaardig 1
«Mag men het straks bedoelde dilemma
zóó ornKeeren, dat men zegt: w\j zullen
niet geven aan allen, ook niet aan nie
mand, maar alleen aan degenen, die niet
trouw blijven aan de belijdenis, en wij
zullen het geld en goed juist onttrekken
aan hen, die wel trouw aan de belijdenis
blijven. Men kan om dat trouw blijven
aan de belijdenis natuurlijk lachen, en
zeggen: het is hun eigen schuldwaarom
zoo exclusief te zijn I Maar zij die van
die belijdenis zijn kunnen niet anders.
Wanneer men ziet dat de belijders van
den Hervormden godsdienst de kerken
en goederen, waaraan zij van hunne jeugd
af verbonden geweest zijn, verlaten; alle
traktementen loslaten, en, omdat de
Staatsuniversiteiten geene predikanten
meer opleiden, geschikt voor hunne ker
ken, zeiven een Universiteit stichten om
daarin te voorzien; voorts dat zij breken
met zooveel, waaraan zij gehecht waren
en met velen die hun dierbaar zijn, dan
moet men niet denken, dat men dat
precies doet voor zijn genoegen, maar
men doet het uit diepe overtuiging, omdat
men niet anders kan. En die overtuiging
is dezelfde, die de Gereformeerden onder
de Republiek bezit 1de, dus juist zjj aan
wie de kerkelijke goederen werden toe
gekend. Want, men vergete het niet,
wij hebben nooit eene Protestantsche
kerk gehad en zullen die nooit krijgen,
omdat het een onding is. Wij hebben
eene Gereformeerde kerk, evenals er is
eene Luthersche, maar eene Protestant
sche kerk heeft er nooit bestaan en zeer
zeker niet onder de Republiek.»
Is het staatkundig
«Is het staatkundig om onder het volk
eene bron van voortdurende twisten te
laten bestaan, staatkundig, dat eene Re
geering, die neutraal beweert te zijn,
partij kiest voor eene belijdenislooze tegen
eene belijdende kerkstaatkundig, kerke
lijke goederen toe te kennen juist aan
personen, die voor het meerendeel het
minst belangstellen in de kerk, althans
haar het minst bezoeken, en die bovendien,
in het algemeen genome tot de meest
gefortuneerden behooren, terwijl de
inenscnen die men berooft, die kerken
veel meer bezoeken en in den regel
minder met aardsche goederen gezegend
zijn?
De heer LieftinckDat is in de laatste
tijden niet gebleken.
De heer De Savornin Lohman «De heer
Lieftinck zegt dat dit in de laatste tijden
niet zou gebleken zijn, maar hij zal mij
genoegen doen met mij de adressen op
te geven van de zeer rijke lieden die
zich bij de Gereformeerde kerk aansluiten,
want die adressen kunnen wij best ge
bruiken.
«Maar dit kan ik gerust verzekeren,
dat tot dusver het meeste geld wordt
samengebracht door lieden met kleine
middelen, en dat vele kleintjes een
groote maken!»
En eindelijk: is het zedelijk?
«Om een traktement te kunnen genie
ten, moet een leeraar voortdurend een
anderen zin hechten aan de woorden dan
de gemeente doet. Van den anderen kant
moeten zij, die prijs stellen op de belij
denis der kerk, geweldig uitvaren tegen
hen die dat niet doen, en desniettemin,
om in de kerk en in het bezit van hunne
positie te blijven, alles dulden wat zij
zeiven openlijk en krachtig hebben ver
oordeeld. Van moderne zijde heeft men
nooit openlijk durven wegnemen de be
paling, dat de machthebbers in de kerk
niet meer aan de leer gebonden zijn,
maar van den anderen kant heeft de
tegenpartij zich alles laten aanleunen, wat
tot tevredenheid moest leiden.»
Toen de Goesche afgevaardigde, de heer
A. Schimmelpenninck v. d. Oye, eenige
maanden geleden zijn wantrouwen niet
durfde verbergen, omtrent een eerlijke
behandeling der Additioneele artikelen, toen
ging er een storm op onder de liberale hee-
ren in de Kamer, en een rilling voer dooi
de leden van alle groote en kleine libera
listische courantenschrijvers.
Foei, die antirevolutionaire verdachtmaking
toch 1 Lieftinck zou zeggen, op den toon der
van niets af wetende onschuld«Altijd die
leelijke insinuitiën
«Schande over Schimmelpenninck 1» zoo
klonk het ook in Zeeland, «dat hij zoo iets
zeggen durfde.» Of een liberaal woordvoerder,
de heer Borgesius, dan niet op eene moge
lijke wijziging of verwerping der additioneele
artikelen gezinspeeld had
Op gemoedelijken toon was het vooral de
heer v. d. Feltz die van zijne verontwaar
diging blijk gaf. De liberale partij zou de
additioneele artikelen niet verwerpen.
Nu moeten wij eerlijk bekennen dat wij
in de ongerustheid van den heer Schim
melpenninck wel eenigermate deelden. In
den laatsten tijd echter is die onrust over
gegaan, nu de toeleg der heeren bekend is
geworden, namelijk door vele wijzigingen
in de kiesrechtartikelen en in de kiestabel
de grondwetsherziening voor de liberale
par'ij zoo vruchtbaar mogelijk te maken.
Vreemd dat het juist die liberalen zijn,
die toen onzen Schimmelpenninck om zijn
wantrouwen zoo hard vielen, die thans
wijzigingen doordrijven, welke gaan zij
door het aantal griaven onzer vrienden
tegen de nieuwe grondwet met een zeer
groote zullen vermeerderen.
Zeer ter snede haalde de heer Schimmel
penninck uit een rede van den liberalen
afgevaardigde Gleichman van 18 Maart deze
won-den aan«Wij hebben het nieuwe
kiesreglement zoo in te richten dat wij
elkander geen kool trachten te stoven. Ieder
moet scherp toezien op den inhoud van het
voorloopige kiesreglement.» En de minister
had gezegd: «Wees gerust, voor den inhoud
van dat kiesreglement sla ik in. Ik olijf er
bij.» En zie de kool is toch gestoofd.
Tal van wijzigingen kwamen in, die ten
doel hadden (al past men wel op het te
zeggen) het liberalistisch kiezerscorps aan
merkelijk te versterken.
En wat nu den liberalen in ons vader
land het meeste toelacht, dat heeft de mi
nister die zoo fier van plan was, bij zijn
voorstel te blijven, klakkeloos overgenomen,
omdatomdat de liberalen het hadden
voorgesteld. Door deze overneming zullen
fatsoenlijke heeren, zoo ouden als jongen,
die op kamers wonen en geen belasting
betalen, dus toch ook kiezer kunnen zijn.
Het platteland zal daar niet veel van mer
ken, maar in de groote steden, vooral als
zij in enkelvoudige districten zullen worden
gesplitst, zullen alle mogelijke koffiehuis
heertjes, studenten, renteniertjes, openbare
onderwijzers, ambtenaren en ambtenaartjes,
klerken en alle soorten van liberale niet-
betalers op de kiezerslijsten geplaatst worden.
Deze gew;chtige concessie, naar der libe
ralen eigen zeggen afgedwongen, is eene
stuitende voortrekking van de linkerzijde
der natie en der Tweede Kamer. De heer
Schimmelpenninck had recht hier naast te
stellen de vijandige houding van minister
Heemskerk tegen het voorstel Vos de Wael
in zake art. 194.
Waar nog bijkomt, dat dit laatste soort
van kiezersteelt niet vrij zal blijven van
knoeierijen of toevallige omstandigheden.
Schatters zullen dan voortaan beslissen of
de aspirant-kiezer al dan niet kiezer zal
zijn, al naarmate hij een gestoffeerde of
een niet gestoffeerde kamer in huur heeft.
Ook de heeren Huber en Godin de Beaufort
hebben de onuitvoerbaarheid en onrecht
vaardigheid van dit nieuwe plan duidelijk
aangetoond, 'tls echter nog niet zeker of
de liberale meerderheid hen zal willen
gelooven. Het eigenbelang toch heerscht
overal.
Partijbelang.
De motie Mackay, door de liberalen be
streden en daarom ingetrokken, strekte om,
nu er nieuwe kiezers komen, die niet 6 jaar
werkeloos te houden, of onmondig te ver
klaren, maar ze dadelijk aan het werk te
zetten en dus, nu de Eerste Kamer straks
aftreden moet, ook de Provinciale Staten,
die de nieuwe Eerste Kamer kiezen moeten,
te laten aftreden, 't Gaat immers niet aan
de Tweede Kamer door oude kiezers, en de
Eerste Kamer door nieuwe kiezers te laten
kiezen. Dat is meten met twee maten,
door een liberaal blad de Amsterdammer
aldus geteekend«De houding der Linker
zijde heeft een treurigen indruk op ons
gemaakt. Wat de heer Van Houten gezegd
heeft over de mogelijkheid, om in éénen
dag de Eerste Kamer om te zetten, verdiende
ten volle de scherpe &f keuring, door den
heer Haffmans daarover uitgesproken. De
Minister van Binnenl indsche Zaken gat niet
meer dan een praatje ten beste, dat dadelijk
door den heer De Geer kon worden
weerlegd. Voor de houding der Liberale
Partij op dit stuk is geen andere redelijke
verklaring te vinden dan het partijbelang.»
Wij voegen er alleen de onderstelling bij
dat vele liberalen bang zijn voor de «gezeten»
werklieden, het nieuwe0kiezers-corps.
Een nabetrachting
Wat wij omtrent den Uniedag van 8
Juni te Goes mededeelden, werd hier en
daar met belangstelling gelezen. Wij zullen
er niet veel meer aan toevoegen dan enkele
opmerkingen omtrent de opkomst. Gaan wij
namelijk na, wie er zooal zaten, dan blijkt
dat Zuid- en Noord-Beveland goed verte
genwoordigd waren. Vooral Ierseke leverde
een goed deel belangstellendenwij merk
ten er ook op van 's Heerhendrikskinderen,
Nieuwdoip, Kortgene, Wissenkerke, Kloe-
tinge, Kruininge, Krabbendijke en Bieze-
linge. Maar ook uit Zeeuwsch-Vlaanderen
zagen wij vrienden, o. a. uit Terneuzen.
Ook Schouwen was vertegenwoordigd. Uit
Walcheren, dat zooveel gunstiger ligt, was
ds. Veenstra vari Vlissingen de eenige vriend,
die blijk gaf van zijn belangstelling. Uit
Tholen zagen wij niemand, doch dit be
vreemdde ons minder dan dat er uit Mid
delburg niemamd was opgekomen.Op Walche
ren wonen de meeste, misschien wel de beste
vrienden van eene School met den Bijbel.
En te Middelburg vindt men nog bekende
namen van voorstanders, die wij nu moes-
jen missen. Wat mag daarvan de reden zijn
Het vaderland ten verderve.
De Goesche Courant doet zelfs haar eigen
vrienden geen goeden dunk krijgen
van haar geheugen, als zij het afgezaagde,
reeds lang weerlegde praatje van het vorige
jaar nog eens oprakelt, als zou de heer
Lohman gezegd hebben, dat het vaderland
ten verderve moet gaan. Zoo zij meenen
mocht, dat dit hard geworden straatslijk het
kleed van dezen afgevaardigde nog besmet
ten kan, dan heeft zij ongelijk.
Den heer Lohman deert dit soort ver
dachtmaking niet.
Wij zijn het meer eens met den voorzitter
van 't Locaal-Comité, ds. Laan, die op de
doorgaande ontkenning van het werk onzer
vrienden, inzonderheid dat van den heer
Lohman, wees.
Y Een offerfeest van beginselen.
De houding der liberalen die de Rechter
zijde hielpen om de «ellendige zinsnee» (Er
wordt van ^overheidswege enz) te schrappen