wire,
Boot
NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND-
GIS,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
KOOP:
mtjalk
LAKE.
1887. No. 71.
Dinsdag 17 Mei.
Eerste Jaargang.
TTERDAM
0,00 11,00
0 4,30 6,00
V
VERSCHIJNT
klken MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
G. xM. Klemkerk, te Goes
F. P. D'huy, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Ken goed teeken.
Omstandig besproken.
Binnenland.
'E
dorpen van
nder motto
au van dit
5,uur.
naar GOES
2,uur.
)TTERDAM
12,30 u.
M
10,- u.
ui bij den
ï.op 'tHa-
MAN aan
de JONG
Nieuwe
9, nam. 3u.
12 en 4.36.
iennm. 1.15.
na aankomst
5,36 u. nam.
het Spoor-
Idelburg en
9,10 10,00
2,30 3,30
lelburg.
09,30 11,00
- 6,30 8,—
8,45 10,15
5,45 7,15
25
38
43
56
5
13
20
25
35
42
3
13
25
34
45
50
12
20
I *-
0.
ZEEUW,
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,95
1 rskele nommers- 0,02 y,.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het is ons aangenaam te kunnen melden
dat de groote liberale bladen hun instem
ming betuigd hebben met de belangrijke
rede door den heer Lohman Woensdag uit
gesproken in zake art. 168 der oude grond
wet. Dit artikel drukken wij nog eens af,
met de bijvoeging dat het lafste stuk
daarvan in het door den minister voorge
stelde artikel niet voorkomt.
Het artikel, regelende de geldelijke ver
houding van de Regeering tot de verschil
lende kerkgenootschappen, luidt aldus
«De traktementen, pensioenen en andere
inkomsten, van welken aard ook, thans
door de onderscheidene godsdienstige ge
zindheden of derzelver leeraars genoten
wordende, blijven aan dezelve gezindheden
verzekerd.
«Aan de leeraars, welke tot nog toe
uit 's Lands kas geen, of een niet toe
reikend traktement genieten, kan een
traktement toegelegd, of het bestaande
vermeerderd worden.»
Nu heeft geen der partijen vrede kunnen
nemen met de wijzigingen in dit artikel
en de overige van Hoofdstuk VI door den
minist ;r aangebracht, en de Kamer besloot
dan ook dit geheele Hoofdstuk onaangeroerd
te laten.
Dat de liberale partij, die de geheele
grondwet herzien wou, en dit ten vorigen
jare aan de kiezers stellig beloofde, nu be
sloot dit gewichtige hoofdstuk mei zijne
brandende kwestiën over te slaan, laten
wij voor hare rekening. Dat onze tegen
partij hare beloften schendt, is haar zaak.
Zij moge dit bij de kiezers goed maken.
Maar voor onze antirevolutionairen was de
order der meerderheid eene zeer welkome
boodschap. Zij toch hebben het nooit ver
heeld dat de zoogenaamde grondwetsherzie
ning slechts stukwerk isdat de verbete
ringen niet vele, en de aangebrachte of
overgeslagen fouten legio zi,nen dat dus
deze, zonder overleg met de rechterzijde
doorgedreven, herziening niets anders is dan
eene gedeeltelijke herziening.
Dit laatste zal nu wel niet meer tegen
gesproken worden, nu een hoofdstuk als dit
eenvoudig is overgeslagen, terwijl ook de
tweede onzer opmerkingen door liberalen
als Goltstein en Kappeijne gulweg wordt
toegestemd. Toen even voor de herziening
de heer De Geer voorstelde alleen het kies
recht te behandelen en dus voor een gedeel
telijke herziening te stemmen, zeiden alle
liberalen dat dit niet mocht, want dat alle
hoofdstukken moesten herzien worden. De
Geer's voorstel viel. Maar kon het nu nog
eens ingediend worden na de ervaringen
door de heeren zelren opgedaan, zij zouden
het met. beide handen aangrijpen. Een
geheele grondwetsherziening wilden zij toen.
En nul Eender gewichtigste onderwerpen
slaan zij over. By een naar Kappeijne s
oordeel verknoeid hoofdstuk over de troon
opvolging, behoort een overgeslagen hoofdstuk
over «de godsdienst»!
Maar daarmee is dan nu eindelijk óok
door de liberalen erkend: a. dat wij nu
ook maar een gedeeltelijke grondwetswijzi
ging hebben gekregenh. dat De Geer
het niet zoo mis had met terug te trekken
op het Kiesrechthoofdstukc. dat zij de
ondoordacht opgenomen taak niet geheel
kunnen afkrijgen; en d. dat een nieuwe
betere, vollediger grondwetsherziening binnen
kort noodig zal zijn.
Onze vrienden deden wel, van deze betuigi ng
van onvermogen gebruik te maken, en op
hope dat deze partijwet van '87 spoedig
door eer.e nationale wet zal vervangen wor
den, in het overslaan van het Hoofdstuk
over den godsdienst toe te stemmen. Echter
niet, vooidat de heer Lohman de kwestie
die artikel 168 beheerscht, in een van veel
studie en zaakkennis getuigende rede had
uiteengezet. Deze uiteenzetting nu heeft
aan het veelal zoo onvriendelijk gestemde
gemoed der liberalen in en buiten de Kamer
zoovele woorden van waardeering ontlokt
dat wij niet aarzelen, met het oog daarop
te spreken van een goed teeken. Kans
bestaat daardoor, dat de liberalen, althans
bij de verkiezingen in Augustus, zich van
kerkelijke verkiezingsleuzen zullen onthouden.
«Maar», zegt misschien menige lezer, die
de oplossing van de traktementskwestie
had gewenscht, «met dit al komt van deze
wijziging niets.»
Nu komt er niets van, dat is ook zoo.
Het kan echter niet genoeg herhaald wor
den. dat deze grondwetsherziening eigenlijk
geene herziening is. Er is te weinig her
zien, en vooral in zake troonopvolging
zal nog wel eens een tweede herziening
noodig blijken. De liberale meerderheid
had met de roomsche en antirevolutionaire
minderheden moeten raadplegen. Dan was
de grondwet, door alle partyen onder han
den genomen. De herziening ware vrucht
van gemeen overleg geweest. Wij hadden
dan gekregen eene nationale grondwet,
waarin vooral art. 168 en 194, die de natie
eenigszins belang inboezemen, tot aller
genoegen waren verbeterd geworden. Nu
echter hebben de liberalen alles afgedaan,
zonder onze vrienden daarin te kennen. Zij
en minister Heemskerk hadden alles klaar
gemaakt. De heer v. Houten, die tegen
woordig nog al eens voorstellen moet in
trekken, wijl hij den dreigenden vinger van
den minister vreest, heeft in een krevelig
oogenblik, bij een dergelijke intrekking,
zeer onvoorzichtig, openlijk beweerd, dat er
nu reeds in de grondwet veel meer gedachten
van hem dan van den minister voorkomen.
De meerderheid heeft in dezen beslist.
Van de geheime club-vergaderingen der
liberalen lekte slechts zoo weinig uit, dat de
mannen der meerderheid zonder ons de
grondwet zouden wijzigen en ons bij de
verkiezingen wel zouden spreken. Zoo moet
dus de ggrondwet van '87 een partijwet
worden! En zou het dan nu niet goed zijn,
de behandeling van zulk eene aangelegen
heid als die van de gel lelijke verhouding
tusschen Staat en kerkgenootschappen, uit
te stellen tot wij eenmaal eens aan eene
heusche, algeheele grondwetsherziening toe
komen
De heer Lohman zei naar aanleiding van
des heeren Schaepman's opmerking dat over
artikel 168 negen voorstellen bestaan en
men het dus in de Kamer nog lang niet
eens is, dat het dan hoog tijd werd de zaak
hier eens omstandig te bespreken. De ge
legenheid daartoe gaf hem de voorzitter.
De zaak werd eerst uit een geschiedkundig,
daarna uit een rechtskundig oogpunt bezien.
Er waren dan twee soorten van kerke-
goederen; ook vóór de hervorming. Eigen
dommen der plaatselijke kerk of van kloosters.
Toen was er maar ééne kerk, doch geen
staatskerk. En na de hervorming bleet dit zoo.
«In die tijden erkende de overheid na
tuurlijk slechts ééne kerk, de Christelijke
kerk, en die kerk was niet een tak van
dienst van den Staat; die Christelijke kerk
was niet de Staatskerk, maar de overheid
erkende haar als een zelfstandig lichaam,
dat door zijn eigen wetten beheerscht werd.
«Is daarin verandering gekomen door
de Reformatie? Daarop toch komt het
eigenlijk aan. Nu meen ik, dat daarin
geen verandering gekomen is. De over
heid bleef in de tijden van de Reformatie
tegenover de Kerk volkomen op hetzelfde
standpunt staan waarop zij stond vóór
de Reformatie. Zij bleef de Christelijke
Kerk erkennen, maar was het eens met
de reformatoren, dat door de Reformatie
de Christelijke Kerk gezuiverd was. Dat
was het eenige verschil met vroeger.
De overheid heeft destijds die Christelijke
Kerk gehandhaafd, nadat datgene wat
de reformatoren misbruiken in die Kerk
noemden, er uit weggenomen was. Zij
handhaafde dus natuurlijk ook de rechten
van de kerken op haar eigen bezitting.
De locale kerken bleven precies wat zij
altijd geweest waren, en het is menigmaal
gebeurd dat op den eenen Zondag in de
kerk de Roomsch-Katholieke eeredienst
werd gehouden en reeds op den volgenden
de Hervormde.»
Het verband der kerken werd gevormd,
niet door besturen, maar door de belijdenis.
»Maar met wie stelde nu voortaan
de overheid zich in verbinding? Meteen
aantal op zich zeif staande kerken Neen,
op het oogenblik dat de overheid de Ge
reformeerde kerken erkende als de pu
blieke kerk, waren die kerken reeds on
derling georganiseerd; zij vormden onderling
een zekeren band, het belijdenisverband.
De gereformeerden hadden een wel belijnde,
duidelijk uitgesproken belijdenis, in de
zoogenaamde Formulieren van eenigWeid
vervat, waarop men zich beriep, wanneer
men zich ook tegenover de Regeeringen
wilde handhaven. Men beweerde dat men
niet een aantal independenten was, wan
neer de eene dit, de ander dat verkon
digde, maar eene vereeniging van belijders
van eene bepaalde belijdenis.
«De overheid had natuurlijk niet te doen
met de belijdenis, doch met besturen,
in den vorm van kerkeraden, of met
klassen, dat zijn samenkomsten van af
gevaardigden van kerkeraden, ?doch met
deze allen, omdat er in zoovér zij den
gemeenschapi«lijken belijdenisband erken
den, niet omdat het besturen waren,
want de overheid begreep destijds zeer
goed dat wanneer de Gereformeerde kerk
zich geplaatst had onder een bestuur, zij
juist hetzelfde zou gedaan hebben, wat
zjj meende niet te mogen doen en waarom
zij de Pauselijke en de geheele verdere
hiërarchie van de Roomsch-katkolieke
kerk had verworpen.»
Burgemeester en Wethouders te Goes
wenden volgens de N. R. C. pogingen aan
om verbetering te maken in het lot van
weduwen van gemeenteambtenaren. De
hoofdpunten van een reglement zijn reeds
vastgesteld. Art. 3 regelt de contributiën
waaruit het fonds zal gevormd worden, door
de ambtenaren, die in 4 klassen zijn ge
rangschikt. De le klasse bevat ambtenaren
met boven f 800 verdienste. 2e klasse boven
de f 600. 3e kl. boven de f 400, 4e klasse
boven de f200. De contributie bedraagt
f 30, f 22,50, f 15 of f 7,50 naar gelang der
klassen.
Velen belangstellenden heeft het ver
baasd dat aan den heer B. Quist te Goes,
ondanks den eisch van f10, het maximum
der boete is opgelegd, dat de wet eischte
over het uitoefenen der geneeskunde als
beroep o/ bedrijfHet Goesche kanton
gerecht stelde dit laatste als bewezen. De
heer Quist, die morgen appel aanteekenen
zal, wenscht de Middelburgsche rechtbank
voor de juistheid van het vonnis der Goesche
rechtbank te doen beslissen. Dit vonnis
is de beste reclame voor de homoeopathie.
Allerwegen in Nederland is er belangstelling
voor deze zaak, die den persoon al meer in
de schaduw stelt. Uitgoede bron vernemen
wij dat na de uitspraak nog al enkelen door
aanko p van een huisapotheek en handboek
van hunne belangstelling deden blijken.
De Landbouw-commissie deed weer
eens van zich hooren. Zjj heeft een advies
aan den minister van Waterstaat, Handel
en Nijverheid gezonden, in zake regeling
van het landbouw-vakonderwys. Wjj komen
hierop terng.
Tot gemeente-secretoris van Vlissingen
werd Zaterdag door den Raad aldaar benoemd
mr. Van den Bilt, griffier ter gemeente-
secretairie aldiar.
De heer Musquetier nam met een warm woord
afscheid. Het verzoek van dhr. J. P. Swenne
tot het aan hem in huur afstaan van de
kazemat onder den Westdijk aan het einde
der Bree waterstraat voor het inrichten eener
bergplaats van petroleum werd aangehouden
De heer J. Vink, ontvanger-griffier
van den polder Nieuw-Noord-Beveland, heeft
als zoodanig zijn eervol ontslag aangevraagd.
Krabbendijke.De opVrijdag 13 dezer gehouden
vergadering van den gemeenteraad werd
door 6 leden bijgewoond. Dhr. Verlare was
afwezig.
Overeenkomstig daartoe door Burgemees
ter en Wethouders gedane voorstellen, werd
met algemeene stemmen besloten 1. aan
de openbare school alhier nog een onderwij
zer aan te stellen aangezien de wet zulks
onvoorwaardelijk vordert en de jaarwedde
te bepalen op f400. 2. eene geldleening
te sluiten van f 11000 tegen eene rente
van 4 percent en jaarlijke minstens f500
af te lossen, welke gelden moeten strekken
om daarmede in eens terug te geven f9500
of het restant van de in 1879 gesloten
leening ter voorziening in de kosten van
aanleg eener nieuwe havenen ter verkrij
ging van de benoodigde fondsen tot het
maken eener beschoeiing aan de westzij van
deze haven. 3. te betalen eene nota, groot
f 193,8Is aan mr. J. G. de Witt Hamer
te Goes, die als procureur is opgetreden bij
het proces, door de gemeente met haren
vorigen ontvanger gevoerd.
4. in verband met deze besluiten de be
grooting voor 1887 te wijzigen.