voor-
KNECHT
behoorende bij DE ZEEUW van Zaterdag 26 Februari 1881?.
:GNY,
)ENhVLAKE,
TVERKOOP
i ID
eren.
tstraat, Goes,
sintenis f300.
10.
Mestputlooper
ooldienst
indient.
V Levy.
Uit Den Haag.
Buitenland.
Tweede Kanier.
BIJT
GSEL
elke niet naar genoegen
zooals
sen, mindere qualiteit,
uwe Druks Katoentjes
6/4 breed Graslinnen
wit Katoen) nu voor
Constitution Katoen
ets., Witte Bazijns of
Handdoekerigoed, mooi
nnen) voor Hand- en
ts., eene partij echte
0 ets., vroegere waarde
25 en 50 ets., zeer
af 12 ets., 2Va el
el breed Vlaamsch
ik, bestaande in een
en in elegante damasten
t9,stukjes Diemit
Groote Ledikantspreien
3ffen, zwarte Thibets,
es en Jasjes en meer
naar genoegen zijn, w
er Plaatselijke of Gar
ot.
;n, ongejrankeerd, aan
leeuwsch ras,
UW, Wilhelminadorp.
)EN AAN EEN
OMENDE
of drie jaren op het
eref. Godsdienst. Bij
F. DE JONGE,
Bakker, Oud- Vosmeer.
a. s. EENE
streeks 18 jaren, die
ie vragen bij den UIT-
1 te Goes.
E L IJ K S
ie vm. 6 en 9, nam. 3 u.
7 .40, nam. 12 en 4.36.
in: vm. 7,15ennm.l.l5.
imiddellijk na aankomst
l,u. en 5,36 u. nam.
fan en naar het Spoor-
rijden.
Om de curiositeit deelen wij het volgende
staaltje van verregaande «liberale» kinder
achtigheid mede. De heer Becker te Am
sterdam, kandidaat voor den gemeenteraad,
kwam in herstemming met den nu gekozen
heer Bake; beiden zijn liberaal. Om nu
den eerste te weren, nam de redactie van
het Handelsblad, de toongeefster in liet
koor van verlichting en beschaving, de toe
vlucht tot gij raadt het in tienen
niet, tot het woord van een dienstmeisje
Het dienstmeisje van den heer B. had,
namelijk aan zekeren Souget, die Beckers
huis kwam huren, gezegd dat het huis
niet te huur was voor joden!!
Dat was het Handelsblad te veel. Een
kandidaat, die zulk een dienstmeisje had
moest uit den Raad geweerd worden. De
knappe heer mr. Levy, dezelfde die gezegd
had dat de christenen moeten bestreden
worden met het woord desnoods door de
daad; de onhandige verdediger van classicale
overheersching en machtsoverschrijdingdie
zelfde heer Levy nam de handschoen op
om dit ontzaglijke feit van jodenvervolging
door een dienstmeisje. «Het was», zeide
hij, «een feit van «confessioneele» onver
draagzaamheid.» (Men moet weten de heer
Becker is zeer liberaal.)
Gelukkig dat Becker, voor Levy's vierschaar
gedaagd, een verklaring kon inzenden van
achtbare Israëlieten, dat de kinderachtige
aantijging van het Handelsblad onwaar was.
Den uitslag echter weet men. De heer
Becker werd niet gekozen. Het scherven-
gericht, door liberale joden op een liberaal
van zuiveren bloede toegepast. Zoo komt
de leer dier mannen aan den dag.
Verwondert het ons?
Immers neen. Levy brengt slechts zijne
bedreiging in practi,k. «Met de daad» had
hij gezegd. Eu zoo deed hij. Deze on
bloedige wraak op den liberalist Becker is
leerzaam. Levy meende wat hij zeide. Hij
heeft het nu getoond. Zijn «dreigement»
kreeg reeds den schijn van uitvoering.
Zullen de mannen der liberale partij over
deze tweede, ongevraagde, onhandige ont
blooting van hun partij bedrijf door dezen
voortvarenden zoon van het Oosten, tevre
den zijn?
v Toeval1/
«Zou het toeval zijn dat van alle be
schaafde landen van Europa, juist in Neder
land en België, waar een hooge belasting-
census uitsluitend het kiesrecht bepaalt, de
fabriekswetgeving nog het achterlijkst en
de sociale staatkunde nog een geheel on
ontgonnen terrein is?»
Alzoo de heer Goeman Borgesius in een
der jongste Kamerzittingen.
«Wel neen!» antwoorden wij. Immers
in 1874 reeds werd dr. Kuiper, die het
daarheen wenschte te leiden, door de libe
ralen uitgelachen.
Zelfs een onderzoek naar den toestand
der werklieden, ook in de fabrieken, achtte
de heer Borgesius zelf, een jaar geleden, nog
onnoodig.
En het bestaan van een hoogen belas-
tingcensus is ook niet toevallig; daar de li
berale heeren, ongevoelig voor de wenschen
van Groens volk achter de kiezers, en ge
kozen door een bemiddeld kiezerscorps, van
Thorbecke's tijd tot op heden, steeds heb
ben geweigerd tot censusverlaging over te
gaan. Groen bood altijd nog een gulden
onder Thorbecke!
V. d. Berch v. Heemstede kon maar één
liberaal vinden die geneigd was een belasting-
census op "f 20 te stellen. En de Friesche
liberalen inzonderheid waren in '1873 eer
op verhooging dan op verlaging bedacht.
'tls dus niet bij toeval, maar door ge
brek aan wil en aan nadenken bij de libe
rale partij, dat Nederland bij een hoogen
census nog zulk eene achterlijke fabrieks-
wetgeving heeft.
Waarde Vriend!
De motiën van de antirevolutionaire pal tij
en van den heer Keuchenius, alsmede de
zeer schoone redevoering van den heer
Lohman hebben in de Kamer geen zeer
vriendelijk onthaal gevonden. En toch had
de heer De Geer zoo naar waarheid om
schreven waarom deze Kamer onbevoegd
is zulk een ontzaglijk werk als dat der
grondwetsherziening ter hand te nemen.
Er ontbreken namelijk 11 leden aan deze
Kamer. Bovendien hebben aan de verkiezing
van deze Kamer minder kiezers mogen
deelnemen, dan de grondwet zelfs toelaat;
terwijl de tegenwoordige indeeling in kies
districten, vrucht van politieken partijstrijd,
geen enkel stelsel zuiver uitdrukt. Daarom
hebben onze vrienden ook altijd gezegd:
Geen grondwetsherziening met deze Kamer.
Toen de overzijde beweerde van wel, toen
hebben zij gezegd: Goed, dan zullen wij
beginnen, maar let er slechts op, het zal
niet gaan. D iarom probeerden de vrienden
het met artikel 194. Maar gij weet, het
ging niet. En daarom, zei de heer De
Geer, als wij nu ten tweeden male toch
weer bereid zijn den onmogelijken arbeid
met u te beginnen, dan zij u gezegd, dat
wij pal staan zullen op art. 76. Dat eerst.
Eerst het kiesrecht herzien en uitgebreid,
opdat wij een grooter deel des volks aan
de verkiezingen kunnen zien deel nemen,
en dus de Kamer meer afspiegeling van de
Natie zij.
Wat de heer Lohman daaraan toevoegde,
is u bekend. En wat er geschreeuwd is
over de beschuldiging «als zouden de libe
ralen tegen Oranje zijn,» weet gij ook. In
verschillende kringen van liberalen (en dat
zijn immers denkers!) weet men van deze
schoone rede niets anders te vertellen dan
dat Lohman de liberalen van Oranjehaat
verdenkt. Gij hebt gelijk, dat gij maar
eens goed deedt uitkomen dat de heer
Lohman niet van de personen maar van de
richting sprak. Bewust of onbewust loopt
ieder aan een der door Lohman aangewezen
lijnen. De lijn, die naar het Kruis toe of
die, welke er van af leidt.
Christus of de Rede! zegt hij. En te
recht In deze tegenstelling teekent zich het
streven der volken, ook van het Neder-
landsche volk. Zorg toch, dat het volk
er achter kome, wat onze volksvertegen
woordigers dienaangaande belijden en willen.
Lohmans voorlaatste rede bevat veel, waar
mede Kamer en pers en christenvolk hun
voordeel kunnen doen. (Hierover later Red.)
En hoe heeft men nu de motie De Geer
en de rede van Lohman (om van de motie
Keuchenius te zwijgen, wijl wij de kwalijke
bejegening van dezen kloeken afgevaardigde
gewoon zijn) ontvangen?
De heer Gleichman, de generaal der
liberalen, verloor zich in algemeenheden.
Hij zei b. v. «Ik zal den heer Lohman op
vele punten niet beantwoorden.» Hij zei
ook: «Over school- en kiesrechtkwestiën
zal ik thans niets zeggen.» Hij zei ook
nog: «lk ontken dat de twee stroomingen,
door den hr. Lohman genoemd, bestaan
Ook zei hij, en ziedaar de onwaarheid, door
den hr. Schimmelpenninck uit Goes, mees
terlijk weerlegd, dat namelijk de antirevo
lutionairen zich steeds tegen uitbreiding
van kiesrecht hebben verklaard, onder
anderen in 1874, en dat daarentegen zij,
liberalen, er altijd, en ook toen, voor waren.
Is het niet schandelijk dat een staatsman
uit het denkend deel, nog al de hoofdman
der partij, zoo weinig op de hoogte is?
Nog erger onjuistheid debiteerde de heer
Gleichman over zekere vergadering van
Patrimonium te 's Hage. De fijne aristocraat
vertelde, met zeker air van kleinachting in
toon en gebaren, dat daar de socialisten tot
bondgenooten der christelijke werklieden
werden bevorderd, de heer Keuchenius met
dankzegging eindigde en de aanwezigen
onder het zingen van socialistische liederen
henengingen. Is het niet, of gij een der
Haagsche leursters hoort spreken, in plaats
van een beschaafd, verstandig staatsman
als de heer Gleichman? Gelukkig wist de
hr. Lohman hem beter in te lichten. Van
het gesprokene was alleen waar dat de
heer K. met dankzegging geëindigd had.
Haast zou men vragen: Is het nog wel
noodig, op zulke verdachtmakingen acht
te slaan?
Nog werden onze vrienden aangevallen
door den heer De Beaufort, die met zijn
vriend Gleichman instemde, en ja een paar
calvinistische tegenstanders van Oranje meen
de gevonden te hebben. Nu, 't is ook veel,
en dat in drie eeuwen. Over het voorste,
De Geer zei hij alleen maar, dat hij niet
kon begrijpen, hoe zoo'n knap man als
deze antirevolutionaire professor het had
kunnen voorstellenHij annexeerde tegelijk
een woord van onzen Da Costa, om tot
verwerping der motiën te bewegen.
Een derde bestrijder was de heer Goeman
Borgesius, u bekend. De man die eens een
paai1 schoenen versleten heeft om de kiezers
liberaal te maken. Die pluimpjes gaf aan
de Leidsche antirevolutionairen, maartegen
de Zutfensche zijn liberale vrienden opzette.
Een machtig redenaar, die een zeer zalven-
den preektoon heeft, wat de heftigheid zijner
redevoeringen wel wat tempert. Ook nu
was deze heer, die voorspeld had, dat de
enquête maar twee maanden tijd z >u vor
deren, zeer gemoedelijk. Jammer dat het
verstand wel eens zijne diensten weigert,
als het gemoed aan het woord is. Of dit
bij dezen heer het geval was, weet ik niet,
maar wel weet ik, dat zijne inroeping van
het gezag van Da Costa velen koud liet.
Hij zeide: «Toenadring eischt Gods orde
en onzer tijden nood.» Hier was deze
liberale spreker weer een oogenblik vroom
en bracht ons daardoor de dagen der ver
kiezingen te binnen, toen de liberalen ook
op eens vroom werden en de kerk liefkregen
en wandelden in de «vreeze des Heeren.»
Helaas, dat het slechts woordenspel was.
De heer Borgesius dan was gemoedelijk.
Hij wees er op dat wij nu allemaal zoo
gejubeld hadden op het Oranjefeest, en wij
nu ook allemaal de grondwet moesten gaan
herzien. Maar de spreker praatte het feit
niet weg dat deze Kamer, op de gronden
door baron De Geer ontwikkeld, aan de
grondwetsherziening niet mag mededoen.
Onze vrienden werden ook bestreden door
den minister. Deze bestrijding was koel en
zwak. Hier en daar vond de minister
kracht in het debiteeren van aardigheden.
Het beginselbezwaar van den heer Ken-
chenius herleidde hij tot de uitkomst
van een aftreksom. Hij zei: «Ik wil 100
leden aan de Kamer geven. En gij 97.
Ik gun er dus nos 3 meerAlsof de kwestie
daarover liep! Den heer Lohman, die met
Kerdijk instemmende, den minister zijne
beginselloosheid had aangetoond, voegde hij
toe: »Ik heb mijn plicht gedaan en dieniet
wat toegeeft, brengt niets tot stand.» En
tot den heer De Geer heette het eenigszins
spottend
Ik wil volkomen aannemen dat gij zeer
verlangend zijt om tot de vaststelling van
het Hoofdstuk Kiesrecht te komen. Ik kan
mij zelfs begrijpen, ofschoon ik er de bijzonde
re kracht niet van gevoel, dat gij verlangt dat
over dit punt, het eerst beslist wordt. Ik
kan mij niet begrijpen dat de Kamer met
deze motie zich zou kunnen vereenigen.
Overigens waren vele liberalen het met
prof. De Geer en zijn vrienden eens. Heldt
en Borgesius hebben het zelfs uitgesproken;
het kiesrecht moet uitgebreid worden. Toch
hebben zij eenstemmig de motie verworpen.
Waarde Vriend! mijn brief raakt vol. Ik
wil ii een volgende maal het antwoord van onze
vrienden mededeelen. Tot zoolang. t. t.
K.
Ejg3S3l III lil ■■irfl'dMUKUIMifl I I ■■—II II lil—O—
De verkiezingen in Duitschland voor den
Rijksdag zijn afgeloopen. Nog nooit werd
zoo fel gestreden. De regeering greep elk
middel aan om hare kandidaten er door te
krijgen. Zoo geweldig werkte de regee-
ringsmachine dat hare werking ver over de
Duitsche grenzen bespeurd werd. Heel Eu
ropa heeft in spanning den uitslag tegemoet
gezien. Gelukkig voor Duitschland en Eu
ropa voegde zich te goeder uur de Paus bij
hel Duitsche drietalWilhelm, Bismarck en
Moltke. 's Paussen zwaard in de schaal gaf
den1 doorslag. De zege bleef aan Bismarck
en het septennaat. Er werden 200 voor
standers en 120 tegenstanders van de zeven
jarige legerversterking gekozen, terwijl 60
herstemmingen noodig zijn. De geheele
Rijksdag telt 397 leden. Het Duitsche
vaderland en Europa's volken kunnen voor-
loopig weer gerust zijn.
Mogen wij de Meuwe Rotterdammer
gelooven, dan hebben de partijen getracht
elkander afbreuk te doen door elkander
landverraders te schelden. Het blad keurt
dit af, en terecht. Maar waarom dan aan
dezelfde zonde zich schuldig gemaakt waar het
gol 1 in een ander land bij verkiezingen de
antirevolutionairen uit te werpen Ook onze
mannen werden door de liberalen landver
raders gescholden. Of is in Duitschland
verboden, wat in Nederland geoorloofd heet
Maar wij gaan verder.
Gevolg van deze verkiezing is nu reeds
dat een verbond tusschen Duitschland, Oos
tenrijk en Italië is tot stand gekomen, tot
handhaving van den vrede, vooral tegenover
Frankrijk en Rusland. Voorts is, dank'zij
den vriendendienst van Paus Leo aan Keizer
Wilhelm, een ontwerp in het Pruisische Hee
renhuis ingediend tot wijziging der Meiwet-
ten. Aan de bisschoppen van Osnabruck en
Limburg wordt daarbij de vrijheid gegeven
overal in hunne bisdommen roomsche hooge-
scholen op te richten, met vrij bezoek dezer in
richtingen door iedereen; terwjjl de Staat
zich niet meer zal bemoeien met het bezet
houden van pastoorsplaatsen.
Over Bulgarije kan nog geen bevredigend
nieuws worden meegedeeld, daar de vader
landslievende vertegenwoordigers dezer ge
tergde natie, met de eischen van Rusland
en Turkije nog niet kunnen instemmen.
Spanje zond een expeditie naar Mindanao,
een der grootste eilanden van de Philippij-
nen, om de oproerig geworden inboorlingen
te tuchtigen. De hoofdstad Utto werd in de
asch gelegd na een hardnekkig gevecht,
waarbij de Spanjaarden slechts geringe ver
liezen leden.
De telephonische verbinding tusschen Brus
sel en Parijs is gisieren opengesteld volgens
tarief van 3 frank voor elke 5 minuten
onderhoud. Een schoone verbetering, vooral
voor de beursbezoekers.
2224 Feb.
De voorzitter deelt het antwoord des Ko-
nings mede op de gelukwenschen van de
Kamer. De heer Fabius verklaart naar
aanleiding van de vreugde over 's Konings
verjaardag en de uitredding der Koningin
en der Prinses, dat er èèn punt is dat in
het grondwetsdebat niet behoeft gebracht
te worden, en dat is Oranje. Hij ver
dedigt de antirevolutionaire partij tegen de
beschuldiging van werkstaking. De motie
De Geer bewijst het tegendeel. Zjjn partij
wil van de grondwetsherziening redden,
wat zjj kan. De heer Reuther komt op
tegen 't algemeen stemrecht. De heer v.
Baar houdt vol dat de belangstelling van
het volk in 1848 voor grondwetsherziening
grooter was dan nu. Zjj is nu ook niet
noodig.
De heer de Geer verdedigde de motie,
die een verzoenende strekking heeft. Staat
kundig en zedelijk is de Kamer onbevoegd
omdat zij niet het volk vertegenwoordigt.
Vindt men kiesrechthervorming zoo noodig,
dan moet men ook de motie aannemen.
Art. 194 wordt niet achteruitgezet, maar
de weg wordt gebaand dat de nieuwe Ka
mer er een oordeel over uitspreke. De heer
Ruys betreurt het dat zijn vriend Schaepman
hem in den strijd tegen grondwetsherzie
ning niet zal ter zijde staan. Toch hoopt
hij dat die heer, wijl hij tegen algemeen
stemrecht is, tegen 't nieuw artikel 80 zal
stemmen, wijl dit algemeen stemrecht in
zich sluit.
De heer Lohman zegt, dat de liberalen
niet veel lust in het debat hebben. De
herziening is eigenlijk al beslist. Spreker
verduidelijkt zijn eerste rede, wijl hij in de
Kamer minder goed begrepen is, dan daar
buiten: Hij heeft geen personen maar be
ginselen besproken. De liberale partij heeft
ook hare verdiensten. Enkelen uit haar
hielpen voorstellen als van Lohman (school
wet) en Schaepman (kiesdistricten) aanne
men. Hij kan niet helpen dat kritiek van
den bes taanden toestand kritiek op de libe
ralen in zich sluit. De liberalen waren
altijd meerderheid. Zijn partij zat nooit
aan het roer. Hij weerlegt de beschuldi
gingen van den heer Gleichman. De groote
klove tusschen deze Kamer en het volk is
in 1878 gelegd toen het volkspetitionnement
werd afgewezen. De motie de Geer vond
geen bijval, dus constateerde hjj, dat de
liberalen, behalve in één geval, (1866) steeds
onwillig zijn geweest een motie van anti
revolutionairen aan te nemen. De heer de
riMHÉfiiÉtfil