CHRISTELIJK- NIEUWSBLAD HISTORISCH VOOR ZEELAND. 1887. No. 42. Dinsdag 22 Februari. Eerste Jaargang. VERSCHIJNT F. P. D'huy. te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES Eerlijke Wapenen. Binnenland. Tweede Kamer. ZEEUW, elken MAANDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,65 Enkele nommers-0,02'/2 UITGAVE VAN G. M. Klemkerk, te Goes en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. In de Z. Zeesche Nieuwsbode, niet onder de Gemengde Berichten, maar onder de Nieuwstijdingen, komt het bericht voor dat de heer Lohman in de Tweede Kamer de liberalen in de Kamer verweten heeft, dat zjj er zich op toegelegd hebben het mo narchaal beginsel e i het Huis van Oranje ten onder te brengen, en dat de Voorzitter hem op waardige wijze het ongepaste dier bewering heeft aanget oond In de Goesche Courant beweert de redactie dat de heer Lohman weer eens ee i staaltje van zijn heftigheid heeft geleverd en tien liberalen «aangewreven» dat zjj het Huis van Oranje «er onder» zoeken te brengen. Over de onwaarheid in deze voorstelling spreken wij later. Vooral de Goesche Courant, in haren botten uitval tegen den persoon van den heer Lohman, in haar woordenspel over den persoon des Konings, en in haar niets zeg gende hatelijkheden aan het adres van de niet-liberalen, heeft dcor haar weinig be- teekenend pamfletje voor de, wie weet hoeveelste, maal aangetoond tot wat onbe duidend peil de handhavers der liberale beginselen in Zeeland gedaald zijn. Zij zegt: «Wie verzette zich tegen de Grondwetsherziening door den Koning voor gesteld? Tegen de Kamerontbinding, door den Koning bevolen Wie kunnen het niet verkroppen dat de wet van '78 door den Koning bekrachtigd werd? Wie be strijden de synode door den Koning in het leven geroepen?» En dan antwoordt zjj, dat de antirevo lutionairen steeds het voorbeeld geven van onverzettelijkheid en van gemis aan eerbied voor het hoofd van den Staat. Van tweeën eenof de Goesche Courant gelooft zelve niet wat zij schrijft, of zij lijdt aan verregaande onkunde en oppervlakkig heid. Dit laatste zal het wel wezen. Mogen wij dan de Goesche Courant het volgende onder de aandacht brengen lo. Dat de Belgische liberalen van 1830 zich stelselmatig verzet hebben tegen de grondwet die door den Koning gemaakt was, en eindelijk met hunne vijanden, de clericalen, in bond, aan hun wettigen Koning Willem I de gehoorzaamheid hebben op gezegd. 2o. Dat de Nederlandsche liberalen van 1848, door middel van opstootjes en zeer opruiende artikelen (denk s. v. p. aan de Z.Zeesche Nieuwsbode van die dagen) het gezag van hun wettigen Koning Willem II hebben ondermijnd en de fouten hebben aangewezen in eene Grondwet die nog al door hun koning gemaakt was, (zeker vol gens de Goesche Courant een onvergeef lijke misdaad terwijl zij daarna den koning tot grondwetsherziening hebben gedrongen. 3o. Dat daarvan gebruik gemaakt is door de liberalen om het gezag van den Koning te breken, door in de Grondwet te bepalen dat de Koning de wetgevende macht met de Staten-Generaal deelen zal. 4o. Dat de liberalen van zuiveren bloede in Beigië, nog maar twee jaren geleden, door mishandeling en vernieling hun Koning gedwongen hebben, een door hem geteeken- de schoolwet gedeeltelijk terug te nemen en een door hem aangesteld (roomsch) mi nisterie gedeeltelik te ontslaan, welke maat regel door de Nederlandsche liberale pers niet is afgekeurd, ja, veeleer toegejuicht werd. 5o. Dat de liberale heeren onzen Koning, zijne antirevolutionaire traditiën ten spijt, al meer gedrongen hebben naar hunnen zin te regeeren. Aan de onbesuisde door drijving der wet van '78, (waarover vele liberalen nu te laat berouw gevoelen) en het lichtzinnig rapport van den liberalist Kappejjne danken wij de bekrachtiging eener schoolwet, die volgens der liberalen eigen getuigenis het land verdeelt en de voorstanders der christelijke school bena deelt. Niet de wet des Konings, maar de partij wet van Kappeijne bestrijden wij. 6o. Dat de grondwetsherziening door alle partijen wenscheljjk c.eacht, door de liberalen het meest, reeds in 1878 door Kappeyne geëischt werd; en de Koning daartoe, toen althans, niet wilde overgaan. Dat onze vrienden de grondwet niet in liberalen geest wilden helpen wijzigen, is hun toch niet kwalijk te nemen. De vrienden der Goesche Courant wilden het ook niet in onzen geest. Getuige het debat tusschen de heeren Lohman en v. Houten. Voorts dat Heemskerk aansprakelijk is voor de jongste Kamerontbinding, die wij afkeuren, niet omdat zij van den Koning kwam, maar omdat zij het vaderland niets verder brengen kon. 7o. Dat wij ons niet begrijpen kunnen hoe de Goesche Courant tot deze snuggere inroeping van den naam des Konings komen kon. Immers de liberalen hebben er voor gezorgd dat den Koning een verantwoordelijk stel ministers is toegevoegd, die de Koning benoemt en ontslaat naar welgevallen. En als nu de Goesche Courant de moeite nemen il, van de dagen van Thorbecke tot die van De Roo, en daarna, eens op te tellen, hoeveel ministers en ministeries, die door den Koning benoemd waren, door de liberale heeren zijn weggekegeld-, hoe mannen als De Roo en Kappeijne vaak als poes met de muis met 's Konings dienaren hebben om gesprongen. Als zij zich herinnert dat elk wetsvoorstel met een Koninklijke boodschap van aanbieding vergezeld gaat, en de liberale heeren tot nu toe tal van wetten, door den Koning voorgesteld, nebben verworpen. Eilieve, wat is er dan tegen als anderen niets anders doen, dan wat binnen de grenzen der grondwet geoorloofd is Regeerde onze Koning absoluut, zonder ministers, zunder grondwet, dan zou de inroeping van zijn naam iets beteekenen. Nu dit echter niet zoo is, en Z. M. naar der liberalen wensch het wetgevend gezag deelt met de Kamers, en de ministers ver antwoordelijk zijn, nu baat deze inroeping door de Goesche Courant haar en hare par tij niets. Van tweeën een dusof zij gebruikt den naam des konings om eigen partij hoogheid te dekken, of zij geeft aan de historie en aan onze vaderen een slag in 't aange zicht. Mag men zelfs niet reclameeren tegen een wet die door een beperkt koning ge- teekend is, dan mag men zich ook niet verzetten tegen de bevelen van een onbe perkt Vorst als Koning Filips II van Spanje was, met wien onze vaderen tachtig jaren lang overhoop lagen. Zoo veroordeelt dus de Goesche Courant door haar oppervlakkig zeggen het verzet tegen en de afzwering van koning Filips, en den uitgang onzer vaderen uit Rome. De aanstelling der bisschoppen, het vreemde krijgsvolk, de moord der Egmonds en Hoorne's, dit alles en nog meer door den Koningof wil men door den graaf, gewild en ten uitvoer gébracht, hadden zij, wijl 't alles van den Koning kwam, moeten goedvinden. Ook tegen het heengaan van Koning Lodewijk en de terugroeping der Oranje 's zou de Goesche Couranthadde zij toen geleefd, zich zeker verzet hebben. Ja, wat meer zegt, over het optreden van Prins Willem den Zwijger, den Vader des Vaderlands, 's Konings vromen voorzaat tegen den wettigen Koning Filips wordt op deze wijze door de Goesche Courant de staf gebroken. Maar genoeg, om te doen zien hoe men met holle phrases er in kan loopen, en hoe gevaarlijk het is, des Konings naam te bezigen ten einde er eene partijwet mee te dekken, goed te praten, aan te bevelen zelfs, ja wat nog meer zegt, het recht tot klagen over zulk een ongelukswet aan den tegenstander te ontzeggen. De Goesche Courant achte zich nu eens niet te hoog de volgende vraag te beant woorden. (Waar zij beschuldigt, mogen wij toch wel bewijs vragen!) De vraag is deze: «Waar ergens toch hebben Groen v. Pnn- sterer, Lohman en al de anti-revolutionaire bekenden zich ooit tegen hel koninklijk ge zag gekant, of zich opgehouden met prak tijken, waartoe de anti-revolutionaire partij niet grondwettig gerechtigd was?» Onze ervaring van de anti-revolutionairen is dat zij nooit anders gedaan hebben, dan met hooghouding van de eere des Konings, door woord en geschrift, nooit echter door straatsteenen, te getuigen tegen overheer- sching, onder welk een vorm ook; en dit heeft de heer Lohman thans weer meester lijk gedaan. Met groote woorden als die de Goesche Courant in haar jongste pamfletje te lezen gat, komen wij niet verder. Schermen met woorden als Christen- staatsman, en historie van scholen met den Bijbel, en dat Lohman verblind is, mag men een oud kindsch man vergeven, doch van een jonge krachtige redactie, die met de vereisehten eener goede journalistiek sinds jaren op de hoogte is, mag iets anders verwacht worden. Oranje Boven Allerwegen is de verjaardag des Konings met hartelijkheid gevierd. Hadden de tap pers kunnen besluiten dien dag geen geestrijk vocht te schenken, hoe veel minder nog dan nu het geval was, zou de geest drift aan baldadigheid zijn gepaard geweest. Nu zal zelfs de opgeruimdste goedprater der dingen moeielijk kunnen ontkennen, dat de wijding van den sterken drank hier en daar aan de waarde der volksvreugde afbreuk heeft gedaan. Ook de antirevolutionairen hebben op gepaste wijze aan de feesten deelgenomen daarin staan zij met de liberalen, die voor een pretje waren, gelijk. Maar in éene zaak verschillen zij veel van deze heeren, die met o, zooveel woorden van hunne liefde voor Oranje gewaagden, Genen meenden namelijk dat aan het feest de wijding van den godsdienst niet mocht ontbreken. En waar Rome haar Te Deum gaf, hielden de antirevolutionairen in de morgenuren bidstond voor den Koning en het Huis van Oranje. Zij meenden daarmede niet alleen het Godsgebod, maar ook de richting der Oranjes te eerbiedigen. Deze richting toch was niet die der tegenwoordige «liberalen.» Prins Willem I was veel in zijn bidver trek, en stervende riep hij de ontferming in van zijn God over de arme Nederlanders. Velen zijner nazaten leefden en stierven in het geloof in den Gekruiste! In hun geest handelden de antirevoluti onairen, door in het bedehuis voor Oranje te bidden. Zij weten, er is verband tusschen de laatste bede van den eersten Oranje en onze tot heden bestendigde onafhankelijkheid. Oranje leefde met God voor Nederland. Onze leus is: Met God voor Nederland en Oranje! En nu mag zeker geacht feestredenaar de beschuldiging van onzen Lohman als vuige laster van zich werpen, als zouden de heeren liberalen tegen Oranje zijn 1 Dat neemt niet weg dat de thans boven drijvende richting standbeelden heeft opge richt voor Huig de Groot en Spinoza, tegenstanders van Oranje's staatkunde. Voorts dat de zich noemende liberalen altijd vóór Oldenbarneveld en de Witt en tegen Oranje gesproken hebben, telkens wanneer 1619 en 1672 aan de orde waren. Niet dat wij Hugo de Groot oprechtheid en vroomheid ontzeggen, of dat wij den moord der De Witten niet van harte ver foeien zouden. Maar al het licht op deze tegenstanders van Oranje te doen vallen, terwijl men een breede slagschaduw werpt op Maurits en de anderen, dit doet aan de waarheid der geschiedenis en den goeden naam van het Oranjehuis te kort. Het bewierooken van Oranje's vijanden moge kunnen samengaan met liefde voor Oranje, het is er toch niet meê te rijmen. Het is een gelukkige inconsequentie. De heer Lohman wist wel wat hij deed, toen hij zich tegen grondwetsherziening met deze regeering verklaarde. Hij verklaarde dat een grondwetsherzie- zing behoorde te geven 1 Een Konink lijke regeering, niet absoluut, maar ook niet afhankelijk van een tijdelijke Kamer meerderheid. 2 Geen ondersteuning der kerken of een gelijke ondersteuning voor allen. 3 De vrije school. 4 Een landverde- diging, die niet van het onzinnig beginsel uitgaat dat in oorlogstijd ongeoefende man nen uittrekken. 5 Een kiesbevoegdheid, die het geheele volk invloed, en dien niet aan één klasse geeft. De heer Keuchenius bleef zich zelf volko men gelijk met te verklaren dat deze Ka mer, onvolledig als zij is, daar er 14 leden volgens het grondwettig voorschrift ontbre ken, zulk een gewichtig werk niet mag ter hand nemen. Een en ander werd door baron De Geer opgemerkt en neergelegd in eene motie, waarin de Kamer de wenschelijkheid uit-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1887 | | pagina 1