NIEÏÏWSBL AD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH 1886. No. 26. Dinsdag 28 December. Eerste Jaargang. VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTEmEN Buitenland. ZEEUW, eiken MAANDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,65 Enkele nommers-0,0272 UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere rege meer 10 cent. Zij die zich met i Ja- nuari op ons blad abon- neeren ontvangen de in dit kwartaal nog verschijnende nummers g r a t is. „Bij den aanvang van het jaar 1887 wenschen ondergeteekenden hunnen ge- achten Begunstigers en Vrienden uods besten zegen toe." Die genegen zijn onder nevensgaande ad vertentie welke in ons blad bij gelegenheid van het Nieuwjaar zal opgenomen worden hun naam en woonplaats te plaatsen tegen betaling van 10 cents worden verzocht tot uiterlijk 31 Dec. a. s. dezelve op te geven. Na dien tijd kunnen geen opgaven meer worden aangenomen. Ook stellen wij onze lezers in de gele genheid tot het inzenden hunner nieuwe- jaars-advertentiën tegen betaling van 25 cents, mits de advertentie niet grooter dan 6 re gels zij. Hier malaise, D&ar malaise, 't Is malaise overal De slechte gewoonte, waardoor mijn vriend, de manufacturier, in zoo groote moeielijkheid verkeerde, heerscht meer algemeen, dan men vermoedt. Het is ontegenzeggelijk waar, dat vele menschen door den duivel des hoogmoeds gedreven, meer uitgeven, dan hun inkomen toelaat. Dit wordt hun gemakkelijk gemaakt, door lien de meeste winkeliers, manufac- turiers, enz. er niets tegen hebben hun voor korter of langer tijd uitstel van betaling te geven, dat is: hun te borgen. De begeerte om even net gekleed te gaan als mijnheer A., of juffrouw B. is voor sommige lieden zoo groot, dat zij niet be stand zijn tegen de verleiding, zich even zwierig op te pronken en langs j 's heeren straten te zwieren met een pak kleeren, dat niet betaald, dus hun eigendom niet is. 't Is wel een weinigje jammer, dat op iedere fijne jas of pronkerigen hoed de naam van den eigenaar niet staat te lezen. Intusschen verschijnt de tijd, dat de koop man op betaling aandringt, en zoo al niet versleten, is het fraaie van het kleedingstuk er af, en verbeeldt men zich een nieuw te moeten aanschaften. Men moet toch zijn stand ophouden en voor de menschen kun nen komen? Zoo geraakt men ten achteren en van ophalen is geen sprake, wel van dieper en dieper in de schuld te geraken. Slimme kooplui rekenen bij dergelijke per sonen wel een weinig op een tenlaatste kwaad slot en zorgen, door mindere kwa liteit van stof te leveren of de prijzen te verhoogen, zich tegen dien tijd te dekken. Dat er arme, eerlijke lieden zijn, die in omstandigheden kunnen komen, waarin zij onmogelijk kunnen betalen, maar dit uit stellen, tot het hun gelegen komt, kunnen wij hier buiten rekening laten. Maar dat lieden, door den Heer ruim met geldelijke middelen bedeeld, doen zoo als mijn vriend verzekert, staat gelijk met diefstal, is on verstandig en slecht. Zonder geld drijft men geen handel. Vooral in den kleinhandel, waar hetzelfde kapitaal in een jaar drie- of meermalen moet worden omgezet, is gereed geld on ontbeerlijk. De procenten winst op de meeste handelsartikelen zijn door de toege nomen concurrentie zoo gering mogelijk gesteld. Komen die procenten door her haalde omzetting van hetzelfde artikel eenige malen in het jaar op het kapitaal, door den inkoop vertegenwoordigd, terug, dan heeft dit tengevolge, dat de jaarlijksche iente voldoende is, om er van te bestaan. Gebeurt dit niet, dan is het laatste Ar. mo ge lijk. Neem nu de 15000 gl., die mijn vriend volgens zijn Grootboek te eischen had Stel, dat er voor het jaar 1882 openstaat: 1000 gl. id. 1883 3000 id. 1881 5000 id. 1885 6000 Neem aan, dat hij één jaar crediet geeft, wijl hij dit van zijne leveranciers ook ont vangt, dan moest de 1000 gl. in 83, de 3000 gl. in 84, de 5000 gl in 85 zijn betaald. In het begin van 1886 heeft dus de 1000 gl. 3 jaar renteloos gelegen de 3000 gl. 2 jaar, de 5000 gl. 1 jaar. Totaal 14000, berekend a 4 procent geeft een rentederving van 570 gl., die de man onherroepelijk heeft verloren. Doch het jaar was reeds ter heltte, toen ik hem in dien toestand ontmoette. Ontvangt hij niets van die 15000 gl. vóór het jaar verstreken is, dan komt er nog 600 gl. aan verloren renie bij. En wiezijn die gelden nu ten bate gekomen? Den debiteuren, hun, onder wie er zijn, die zich schamen zouden éénen gulden te innen, waarvan op wettige wijze bewezen kon worden, dat hij hun niet toekwam. En toch ontstelen zij den koopman door hunne slechte betaling jaarlijks een groote som gelds. Geld, dat den man eerlijk toe komt, waarvan hij met zijn gezin leven moest, dat hij noodzakelijk behoetde om zijne leveranciers te betalen, wilde hij zijn crediet geen nekslag geven of bankroet gaan. Is dat geen diefstal? Laten wij niet.aanmerken, Mijnheer de Rwat de menschen er van makenvragen wij alleen, hoe de Heer in den hemel dit noemt, die gezegd heeft: «Gij zult niet stelen.» O, indien ik niet vreesde, dat mijn stem, die eens roependen in de woestijn wezen zou, ik zou dien grooten heeren en rijken dames toeroepen: schaamt u voor zulke slechte manieien, die een fatsoenlijk heer, een welopgevoede dame onwaaruig zijn, en waardoor gij, o zooveel ontevredenheid en haat verwekt. Ik wil gaarne aannemen, dat het u niet te doen is om het weinigje interest, dat ge zoodoende van het bestede kapitaal trekt, in uw oog misschien een geringe som, doch voor den koopman onontbeerlijk. Liever denk ik aan zekere achteloosheid betrekke lijk geldelijke zaken, bij sommige voorname lieden in zwang. Neen, niet alleen uit ge voel van plicht moest gij anders handelen, gedachtig aan de sprouk: «Noblesse oblige», maar ook uit welbegrepen eigenbelang. Hoe steekt in dezen veelbewogen tijd het socialisme niet als een gevreesd monster den kop op, gereed om te verslinden en te ver scheuren, den oorlog verklarende aan al, wat eigendom heeft. Zou het dan niet verstandig zijn, zich in tijds vrienden te maken uit dien krachtigen burgerstand, die op eerlijke wijze door de wereld wil en van edeler beginselen uitgaat. Wanneer gij hem dit onmogelijk maakt, wie zal zeggen, aan welke zijde dan ten slotte vele leden van dien stand zich scharen zullen als de storm losbreekt, die nu nog door het geknetter van geweervuur is bezworen, maar dan het gebulder van het kanon braveeren zal. En noemt gij u Christen, mijnheer? Schaart gij u in de rijen der geloovigen mevrouw? Zooveel te erger dan voor u Wanneer u een gave gevraagd wordt tot uitbreiding van Gods Koninkrijk, dan ont trekt gij u niet, en gij doet wel. Maar wat moet die gave beteekenen in het oog des Heeren, wanneer gij die schenkt van het geld of het goed uws naasten, die uit eer gevoel, of uit vreeze van u te mishagen, niet vragen durft, om niets anders dan wat hem eerlijk toekomt en waarom hij mis schien op dat oogenblik o, zoo verlegen is? Wat moet zoo iemand van uw geloof, van uw Christendom denken? Moet gij dan juist de oorzaak zijn, dat de Naam des Heeren gesmaad wordt? Neen, neen! het is uw dure plicht ook in dezen het woord uws Heeren te betrachten: «Laat alle dingen» dus ook deze, eerlijk en met orde ge schieden. Het jaar spoedt ten einde. Och, dat gij van een eenvoudig mensch een eenvoudi- gen, maar goeden raad wildet aannemen, zorg, dat met begin van het Nieuwe jaar al uwe oude schulden zijn voldaan. Gij zoudt er een goed werk aan verrichten, de Heer zou er Zijne goedkeuring aanhechten en uwe leveranciers zouden u zegenen. En zou de heerschende malaise, als ieder een zoo deed, er niet een weinig door ver minderen? NONUS. Het puikje. Het puikje der liberalistische staatslieden. Die het zijn kan, die zij het; maar de heer Goeman Borgesius is het ongetwijfeld niet. Verbeeldt u. Onze vrienden brachten eens een verslag uit, waarin op de noodzakelijk heid van een onderzoek naar den toestand der werklieden gewezen werd. Goeman Borgesius vond dit [bespottelijk. Hij was er geweldig tegen. Maar zie, eenige weken daarna, daar komt deze staatsman, die een onderzoek bespotte lijk vond, aan de Natie vertellen, dat hij er sterk voor is. Ja zelfs, als had hij er altijd zoo over gedacht, daar komt de be ginselvaste man met een voorstel aandragen om onverwijld zulk eene commissie voor de werklieden te benoemen. En zoo geschiedde het. De commissie, gekozen in t belang der werklieden, komt saam en verkiest een president. Borgesius dacht: Die president zal ik zijn. Ik, Borgesius. Maar hij was 'tniet. Een ander werd het en daar was Borgesius boos om. Publiek boos om. Kan schrijver dezes het helpen dat hij, dit hoorende, terstond dacht: »De werk lieden mogen een eerste plaats hebben op de tong van dezen staatsman, 'jn zijn hart althans zeker niet." Dat vermoeden is nu zekerheid geworden. Wat toch is gebeurd? De liberalen hadden den minister van koloniën zeven miljoen toegestaan, om de suikerindustrie in Indië op de been te helpen. Een maatregel, die door Indië zelf niet eens begeerd werd. Met koortsachtige haast, ondanks de waar schuwing onzer vrienden Keuchenius en A. V. Dedem, dreef de Linkerzijde dezen post door, echter om ze op de begrooting van marine te verhalen. Er was zeven mil joen aan koloniën weggeschonken, om on geveer het dertigste deel er van aan marine te onthouden. De posten voor torpedobooten en het ramtorenschip moesten geschrapt worden. Dat was wij zeiden het reeds dom. Neem onze torpedobooten weg en de onbeduidendheid der Nederlandsche Natie ontdekt zich aan 'toog der velkenl En wie was nu de voorsteller van dit schrandere amendement? De heer Goeman Borgesiusl Zie, er is te Amsterdam een Rijks-mari newerf, waarop honderden brood vinden, 't Is winter. Ieder zal tenminste dit zou men zoo zeggen trachten die men schen aan het werk te houden. Niet alzoo de heer Borgesius. De liberale partij schrapte eerst het oorlogschip. De minister legde zich er bij neêr, maar «laat mjj dan tenminste de torpedo-bootenDit zei hij en wees op de werf, waar hij in den winter de menschen wegens gebrek aan werk zou moeten wegzenden. En toch heeft de vriend der arbeiders den snuggeren en onbarmhar- tigen moed gehad voor te stellenook de tor pedo's te schrappen. En dit geschiedde. Ziedaar de bittere vriendschap van de heeren voor de werklieden. De keur van het denkend deel, die zoo ondoordacht het voorstel van dezen twijfelachtigen vriend der werklieden steunde, is nu oorzaak dat de ministur van Marine, die natuurlijk die vele werklieden niet broodeloos wil helpen maken, zijn ambt heeft nedergelegd. Het jaar 188 i eindigt in vele landen van Europa onder weinig moedgevende omstan digheden. De spoorwegdienst was de vorige week op verscheidene plaatsen gestremd. Vooral Zuid-Duitschland en Oostenrijk had den heel wat te verduren. In Wuitemberg heeft de sneeuw vooral groote verwoestingen onder de vruchtboomen aangericht. Ver scheidene telegraafgeleidingen zijn er ver nield. De laatste dagen kwamen echter eenigszins gunstiger berichteD, daar het spoorwegverkeer op de meeste plaatsen kon worden hervat. Blijkens berichten uit Bazel is ook aldaar tengevolge van aanhoudende sneeuw het spoorwegverkeer gestremd. Van Maan dag nacht tot bij afzending van dit bericht (Donderdag) was er geen enkele post uit Noord-Duitschland aangekomen, terwijl ove rigens de geheele communicatie tusschen den Elzas, Baden en Zwitserland was ge stoord. Óp de St. Gothard-lijn heeft de dienst, in weerwil dat ook aldaar veel sneeuw is gevallen, ten gevolge der vooraf genomen maatregelen gee staking ondervonden. De Italiaansche regeering heeft bij ken nisgeving van 18 December ji. verklaard, dat de cbolera-epidemie daar te lande is geëindigd. In den loop van dit jaar werden in Italië omstreeks 24,000 gevallen van cholera waargenomen, waarvan ruim 10,000 met den dood eindigden. De verhouding tusschen de volken onder-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1886 | | pagina 1