CHRISTELIJK-
NIEUWSBLAD
HISTORISCH
VOOR ZEELAND.
no 6 7.
1886. No. 25.
Zaterdag 25 December.
Eerste Jaargang.
MES,
;eschoten
1NTELS
ian Emanuël
REN
ükssum,
-vLAKE.
f 1,40.
PT EN.
VERSCHIJNT
G. M. Kleiukerk, te
Goes
F. P. D liuy. tc Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
ROERSE,
raat, Middelburg,
lotdienst
Buitenland.
keraad. 2e. Be
ta u r g, ontvangt
TE WOORD" van
jscourant gratis.)
EUW,
«In Zeeland is nim-
iar men weet het
wijzen, dat het in
kan als in Holland,
nu eens laten zien,
kan worden. Leest
rekent daarbij eens,
kan niet, of er moet
aar toch waar
itzegels, of een post-
intvangt al deze ón-
a pakket franco
erfdoos met heusch
et Plakboek, groot
fijne Relief- of
itige geïllustreerde
Prentenboeken.
Notitieboek,
intig vel best Post-
rintig daarbij pns-
tig Schrijfgarnituur
Harlequin en een
elken MAANDAG- en VRIJDAGAVOND
Prijs per drie maanden franco p. p. f0,65
Enkele nommers- 0,02'/2
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere rege
meer 10 cent.
Zij die zich met l Ja
nuari op ons blad abon-
neeren ontvangen de in dit kwartaal nog
verschijnende nummers gratis.
„Bij den aanvang van het jaar 1887
wenschen ondergeteekenden hunnen ge-
achten Begunstigers en Vrienden cods
besten zegen toe."
Die genegen zijn onder nevensgaande ad
vertentie welke in ons blad bij gelegenheid
van het Nieuwjaar zal opgenomen worden
hun naam en woonplaats te plaatsen tegen
betaling van 10 cents worden verzocht tot
uiterlijk 31 Dec. a. s. dezelve op te geven.
Na dien tijd kunnen geen opgaven meer
worden aangenomen.
Ook stellen wij onze lezers in de gele
genheid tot het inzenden hunner nieuwe-
jaars-advertentiën tegen betaling van 25 cents,
limits de advertentie niet grooter dan 6 re
gels zij.
Hier malaise,
Hihir malaise,
't Is malaise overal
Mijnheer de RedacteurIk ben maar een
eenvoudig mensch, niet zeer geleerd, niet
zeer verlicht, niet in staat een diepen blik
887, waarop men 25 te werpen in de sociale kwestie, die zoovele
winnen. geleerde hoofden bezig, zoovele vlugge pen-
ïdf Postzegels of Post- nen ;n beweging houdt. Het mag dan ook
bemerking welken Wel vermetel schijnen, dat ik toch over die
irlangt, en alles wordt kwestie iets in het midden wensch te bren-
zonden door A. C. 'gen. In mijne zeer groote eenvoudigheid heb
Langendelft. ik langen tijd niet eens goed geweten, wat
gehaald, betaalt men; jlet woor,i «malaise» beteekent. Op de vol
gende wijze ben ik tot het rechte begrip
van dat woord gekomen. Ik wist toevallig,
dat de Franschen zeggen, als ze blij, op
hun gemak, in eene aangename stemming
zijn: «je suis bienaise.» Nu is malaise juist
het tegengestelde van bienaise; het duidt
eene onaangename stemming aan, wijst op
een toestand, waarbij men niet op zijn ge-
'mak is: een gedrukte toestand dus, een
nog op den koop toe,
imoristisclie Premiern
indacht op
collectie
hare uit
ZEELANDA (2'/2cents -gedrukte stemming.
wonen aftrek,
jnieten ruim rab at
VNDEN:
Jent.
CH a 90 cent per
LIJKS
vm.6en9, nam. 3d
7.40, nam. 12 en 4.3G
idienst.
vm. 7,15 en nm. 1.18;
middellijk na aankomt
- u. en 5,36 u. nar»
in en naar het Spoot
ijden.
En waarlijk, waar men den blik werpt,
in meest alle standen der maatschappij ont
waart men die gedrukte stemming. De
landbouw kwijnt; de handel gaat achter
uit; het fabriekwezen vindt geen voldoen
den aftrek voor zijn fabrikaat; enz.
Zoo gemakkelijk als het is, te bewijzen,
dat die malaise bestaat, zoo moeielijk is het,
de oorzaken op te sporen, waardoor deze
toestand in het leven geroepen is. De ge
leerden zeggen, en daarin konden ze nu
wel eens gelijk hebben, dat vele en zeer
verschillende oorzaken daartoe hebben me
degewerkt.
Nu zijn er kleine en groote dingen, dus
ook kleine en groote oorzaken. Een een
voudig mensch ziet alleen de kleine oorzaken
de groote worden slechts met moeite na
gespeurd door hen, die een ruimen blik
hebben geworpen in de staathuishoudkunde
van landen en volken.
Nu meen ik een dier kleine oorzaken te
hebben opgemerkt, die ongunstig en zeer
belemmerend voor zekeren stand in de
maatschappij moet werkeninzonderheid
voor winkeliers, in ruimen zin, dus voor
de zoogenaamde kleinhandelaars.
Ik was onlangs in een onzer groote pro
vinciesteden ten huize van een vriend, die
in manufacturen handelt; hij is een trouwe,
hartelijke vriend en tegelijk een man, die
alle krachten inspant om op een eerlijke
wijze door de wereld te komen. Ik vond
hem in een gedrukte stemming. Zoo vroo-
lijk en opgewekt hij anders was, zoo moe
deloos en treurig was hij toen. Op de vraag,
hoe dit kwam, aarzelde hij eerst antwoord
te gevendoch daar hij iemand is, die
behoefte heeft om zijn hart voor een vrien
denhart uit te storten, duurde het niet lang,
of het kwam er uit. Zijne zaken gingen
niet naar wensch. En nu ontwikkelde zich
het volgende gesprek tusschen ons beiden.
«Maar, beste kerel!» begon ik «uwe
zaken gaan toch niet achteruit? Ik kom
hier nooit, of ik zie menschen in uwen
winkel. Ik heb wel eens gedacht, dat uwe
klandisie eer toe- dan afnam.»
«Door 's Heeren zegen is dat zoo»
hernam hij, «doch wat helpt mij dat! Het
ware svenschelijk, dat ik een derde gedeelte
minder, omzette, als de andere twee-derden
mij dan slechts op hun tijd betaald werden.»
«Maar hoe heb ik het nu met u; ik
meen, dat gij nog al veel rijke en voor
name lui onder uwe klanten telt, en door
een enkelen armen drommel, die u niet op
tijd betalen kan, zult go toch zoo spoedig
niet geruïneerd worden. Gij hadt, toen ge be-
gorit, log al aardig wat kapitaal disponibel.»
«Zeker, zeker! Maar ziet ge, al dat
kapitaal zit in mijn zaak en meer dan drie
vierde ligt renteloos.»
«Maar waarom slaat ge dan ook zulk
een grooten voorraad op aan artikelen, die
minder courant zijn; daarin toch schuilt
zeker uwe fout. Ik kan mij ten minste
geen andere oorzaak denken.»
«En toch bestaat er een andere. Als ieder
een deed, zooals gij: bij iedere levering,
groot of klein, contant betalen, dan had ik
een goed, zelfs een ruim bestaan. Maar,
helaasdat wordt al meer en meer uitzon
dering. Goederen halen op rekening is
regel, en werden die rekeningen nog maar
in het eerste jaar na de levering voldaan,
dan ware het niets. Geen enkele mijner
leveranciers of hij schenkt mij volgaarne
een jaar crediet. Doch velen doen dat niet.
Zie, ik heb juist van morgen eens nage
gaan het bedrag van al de geleverde goe
deren, hetwelk ik van '82 tot en met'85,
dus over vier loopende jaren nog te innen
heb. En de kwade posten medegerekend,
gelukkig slechts kleine bedragen van men
schen, die door achteruitgang in hunne
zaken niet kunnen betalen, beloopt dit meer
dan vijftienduizend gulden'.»
«Vijftienduizend gulden!» riep ik uit.
«Kerel, het is toch niet waar 1»
«Ik verzeker u, dat ik niet liege
Zie hier!» en hij toonde mij het bedrag
van elk jaar afzonderlijk en het totaal.
Ik sloeg van verbazing de handen in
elkander.
«Ja, mijn goede Nonus!» ging iiij
voort. «Er zijn hooggeplaatste heeren en
rijke dames van wie ik vier- tot zeshonderd
gulden hebben moet. Heeren, die als regel
hebben aangenomen op het einde van het
loopende jaar hunne rekening van vóór drie
of vier jaar te voldoen. En zij behooren
tot mijne beste klanten, die ik niet gaarne
verliezen zou.»
«Maar dat is verschrikkelijk, die
menschen doen slecht.»
«Dat ze daarin goed doen, zal wej
niemand bewerendoch zeg hun dat eens!
Het is mij gebeurd, dat ik door financiëele
ongelegenheid genoodzaakt, aan zeker iemand,
die mij een betrekkelijk groote som ver
schuldigd was, een vriendelijk schrijven
richtte, waarin ik verzocht, mij het achter
stallige te voldoen. Het antwoord was kort
en bondig
««.Wijl de heer N. N. zich ongerust schijnt
tc maken over de richtige voldoening zijner
rekeningen, gelieve hij het bedrag p. o. aan
ondergeteekende op te geven, waarop on
middellijk betaling zal volgen.»»
«Zoo geschiedde het dan ook: den vol
genden ilag voldeed hij al zijne rekeningen,
waaronder van drie jaar oud, en kwam
nooit meer in mijn winkel.
Dat ge zoo iets niet licht ten tweedenmale
waagt, begrijpt ge toch
«Maar dan was die heer toch geen
humaan mensch en voorzeker geen Christen.
«Hij gaat er toch voor door, en zeker
is het dat hij aan velen weldoet. Niet allen
zijn gelukkig zoo lichtgeraakt als hij, en bij
anderen had ik op een veel betere behan
deling te roemen. Maar toch schijnt bij de
groote lui, ik ondervind het ten minste, de
gewoonte te heerschen van hunne schuld-
eischers lang, zeer lang op betaling te laten
wachten.
Ik werd al gemelijker gestemd en ver
liet mijn vriend met een hart, waarin ook
al malaise heerschte; doch met het vaste
voornemen er een enkel woordje over te
zeggen. NONUS.
Geeft en u zal gegeven worden.
De laatste lijst der jaarcollecte voor de
Scholen met den Bijbel wijst een totaal
cijfer aan van f 107,309,51 dat is f212,64
hooger dan dat van het vorige jaar. God
zij geloofd!» zegt de Secretaris. Ieder die
de School met den Bijbel van harte iief
heeft, zegt hem dit na. Alle buitengewone
giften voor schoolbouw of schoolvergrooting
zijn dit jaar niet onder de Unie-collecte
begrepen. Rekent men die er bij en dan
nog de kosten van onderhoud, salaris dei-
onderwijzers enz., enz., dan offeren de
antirevolutionairen minstens dertien maai
zooveel als de geheele Unie-Collecte bedraagt
per jaar. Voeg daarbij nu nog wat daar
door de christelijke gereformeerden geofferd
wordt voor hunne predikanten, armen,
weduwen, weezen, bewaarscholen, studenten,
docenten, kerkgebouwen, enz. Dan wat
door hen en anderen afgestaan wordt voor
Veldwijk. Zetten, Neerbosch, In- en uit
wendige Zending, Bijbelverspreiding, Evan
gelisatie, Vrije Universiteit, Stichtingen van
Pierson, v. Dijk, enz., dan komt men tot
de overtuiging dat de protesten tegen liberale
gulheid en barmhartigheid zeer vele zijn.
De gevers zijn «niet vele rijken, niet vele
edelen,» toch wordt niemand hunner van
al dat geven arm. Zij ervaren den zegen
van het geven. De liberalist lacht om dit
woord, al bewondert hij de daad in stilte.
Trouwens zijn eigen mildheid maakt tegen
over die der chiïstelijk-historische gevers
een zeer pover figuur! De liberalen brengen
rnet hun allen vrij willig voor hunne scholen
slechts f6000 op. Dat is de inkomst van
de vereeniging «Volksonderwijs.» En dat
zijn nu de mannen, die voor hunne kinderen
weinig schoolgeld betalen op de Staatscholen
en in wier handen alle winstgevende baantjes
van den Staat zijn. Deze tegenstelling nu
valt niet weg te praten. Maar al te luid
getuigen de feiten tegen hen.
Pasteur.
Nagenoeg alle door Pasteur tegen honds
dolheid ingeënte Russen zijn na terugkomst
in hun vaderland onder de hevigste smarten
bezweken, niettegenstaande zij genezen waren
verklaard. De minister trekke uit dit feit
de les, voorloopig geen gelden meer te
nemen uit onze zeer kranke schatkist, om
gebeten Nederlanders de zeer twijfelachtige
zegeningen van Pasteurs inenting te doen
genieten.
BUTgrgwisw.wimi IIMMI—hühmb—n—
FRANKRIJK. De openbare behandeling
van het proces te Blois tegen de moorde
naars van de wed. Lebon (twee zoons, eene
dochter en een schoonzoon) vroeger door
ons meegedeeld, is afgeloopen. Er waren
weinig getuigen te hooreneen kind van
acht jaar, eene kleindochter van de ver
moorde, die in haar bedje alles had gade
geslagen, en de pastoor. De dochter, bij
wie de moeder in huis was gekomen, toen
deze te zwak was geworden om langer
werkzaam te zijn als dienstbode, wierp de
schuld van den moord op hare twee broe
ders. Zij erkende echter hare moeder een
stoot toegebracht te hebben, teneinde haar
in het vuur te doen vallen. Het was ook
zoo goed als uitgemaakt, dat zij hare moe
der met petroleum overgoten had om haar
des te zekerder den vuurdood te doen on
dergaan. Neen, sprak het monster tot den
voorzitter van het hof, dit heb ik niet ge
daan, ik heb haar. met wijwater bespren
keld.
Haar man, Thomas genaamd, had zich
voorgenomen den idioot te spelen. Op de
vragen van den voorzitter antwoordde hij
telkens «ik weet niet." Dit zeide hij zelfs
op de eerste vraag van den president: «Hoe
heet gij?» Nu kwam de oudste der zoons,
Alexis, aan de beurt. Hij verklaarde zijne
moeder bij den schouder gegrepen te hebben
om haar in het vuur te werpendoch hjj
heeft dit gedaan uit vrees, daar zijne zus
ter en haar man, Thomas, het mes tegen
hem opgeheven en hem op die wijs ge
dreigd hadden, zoo hij hun niet behulp
zaam was. Hij zeide onder anderen dat
zijne zuster het stroo tot een bos had bij-
eengewrongen, dat haar man moest aan
steken, zoodra de moeder op den haard zou
zijn geworpen, en dat hij (Alexis) op dat
oogenblik het huis heeft willen ontvluchten
doch dat Thomas zeide hem mét de moeder
te zullen verbranden, zoo hij heenging. De
tweede zoon, Alexander, schijnt een goed
verleden te hebben. Snikkende verhaalde
hij de ijzingwekkende historie: Toen zijne
moeder thuis was gekomen bij zijne zuster
en haar man, wilde hij haar bij zich in
huis nemen, omdat hij wist dat zij het bij
hen beiden te kwaad zou hebben, en toen
Thomas hem was komen halen op den
rampzaligen dag, dacht hij niet dat het
was om zijne moeder zooveel kwaad te
doen. Thomas heeft hem bevolen haar op
het vuur te werpen, en toen hij geweigerd
heeft, baalde Thomas een mes uit zijn zak
en dreigde hem, gelijk hij zijn broeder Ale
xis had gedreigd. Alexis had gezegd«Ik
wil niet sterven om mijue moeder», en zoo