CMRISTELIJK- NÏEUWSBLAD HISTORISCH VOOR ZEELAND. 1886. No. 23. Zaterdag 18 December. Eerste Jaargang. VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES Ingezonden. Buitenland. Binnenland. ZEEUW, ïlken MAANDAG- EN VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,65 Enkele nommers-0,0272 UITGAVE VAN EN van i 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere rege meer 10 cent. Zij die zich met I la- nuari op ons blad abon- neeren ontvangen de in dit kwartaal nog verschijnende nummers g r a t is. Mijnheer de Redacteur! Duid mij niet ten kwade, maar houd mij ten goede, dat ik, naar aanleiding van hetgeen Gij in het nummer van dinsdag onder het door mij ingezonden stukske schreeft, U het onderstaande ter overweging aanbied. Eene bestraffing toch, hoe zacht ook, mag men alleen dan aannemen, als ze ver diend is, en het verdient m. i. geene af keuring, dat De BazuinDe Boodschapper, Het Noorden, Het Zuiden, en andere anti revolutionaire bladen het betreurd en pu bliek uitgesproken hebben, dat de mo gelijkheid van Staatssubsidie door het indertijd ingediende voorstel der Rechter zijde werd verkregen. Het verdient geen afkeuring, dat die Bladen in eene zaak van zooveel aangelegenheid, bescheiden, maar ook rond en ridderlijk voor hun gevoelen uitkwamen; dat z(j, toen het nog tijd was, opkwamen tegen iets wat huns inziens vol strekt niet wenschelijk was. Dat zij op kwamen tegen hetgeen naar hunne mee ning, om drieërlei reden, in de toekomst heilloos worden kon voor de christelijke scholen. Om drieërlei reden: lo. Omdat het een altoos durenden strijd opende, op het punt van het onderwijs, om de meerderheid in de Tweede Kamer te verkrijgenten einde het «&«n» onder steuning gegeven worden al of niet tot zal te doen overgaan. 2o. Omdat de antirevolutionairen, gelijk toen reeds in de Bladen bleek, daardoor in eigen boezem verdeeld zouden raken. 3o. Omdat de ervaring ons heeft geleerd, dat men door Staatssubsidie maar al te groot gevaar loopt om <e Staatsch te worden. Neem voorts eens voor een oogenblik aan, dat in Engeland nog geen ondersteu ning van Staatswege aan de Vrije Kerken gegeven wordt, doch dat in het parlement de Christelijk-historische Volksvertegenwoor digers een voorstel indienen, volgens het welk het voortaan zal kunnen geschieden, moet dan de presbyteriaansche kerk, die uit beginsel daar tegen is, en daarenboven vreest, dat daaruit tweespalt zal geboren worden met «de Vrije Kerk», die er wel aan wil, moet, vraag ik, «De presbyteriaan sche Kerk,» zieh nu maar stil houden tot dat het een voldongen feit is geworden? Zou in dat geval dit haar roeping wezen Zou men dat van haar verwachten en verlangen mogen Zou zij stilzwijgen moeten over, of prijzen wat de heeren wijzen Ik meene neen. (Wij ook. Red.) Maar evenmin konden en mochten wij in dergelijk geval zulks doen. In dergelijk gevalwant nu is het dan toch wel uit gemaakt, dat Staatssubsidie voor de Vrije scholen in het voorstel der Rechterzijde lag. Dat dit indertijd tegengesproken is, zal ik U, zoo noodig, later aanwijzen. Verder neem ik ter verdediging van de Bladen, die daarop hebben gewezen, en dit hebben betreurd, nog de vrijheid er u op te wijzen, dat ons Hoofdorgaan zich meer dan eens kras tegenover voorstellen of de houding van onze kamerleden heeft verklaard. En dat alleen De Standaard dit doen mag, zult noch Gij noch De Standaard zelve beweren. Zie, daarover zijn we het eens, dat het alleen moet geschieden, wanneer we niet anders kunnen en mogen. Ik hoop ten min ste dat we het daarover eens zijn; want ik zou het op mijne beurt «betreuren», in dien De Zeeuw ooit van de gedachte of het beginsel uitging, dat wij geen critiek leveren moeten op voorstellen van de Rechterzijde. Onder de gehoorzaamheid des geloofs in de H. Schriften onze gedachten gevangen te leiden is heerlijk en goed; maar tegen over voorstellen van menschen, ja tegenover de Kamerleden zelfs mogen we vrijelijk eenige zelfstandigheid hebben. Kwam het ooit zoover dat wij alleen door het opofferen van onze inzichten en het inboeten van onze zelfstandigheid de gunst dier heeren konden behouden, dan hoop ik de eer te zullen hebben van die gunst te verliezen. De pers toch staat niet alleen naast, maar ook tusschen de Vertegenwoordigers en het Volk. En op die plaats zich te handhaven is m. i. hare roeping. Wat nu ten slotte het voorstel van den heer Schaepman aangaat, hoe zeer het mij beter bevalt, geeft het evenwel niet wat wjj, dunkt mij, moeten verlangen. Het ware billijk, dat op de Staatsscholen een goed schoolgeld geheven, en niet aan de Vrije Scholen, maar dan de ouders van on- en minvermogenden hulp werd verleend. Wij kunnen der. geachten inzender vol komen geruststellen. Wij zijn geenszins van plan het beginsel te huldigen van geen critiek te mogen leveren op voorstellen der Rechterzijde. Niemand is onfeilbaar, dus ook zij niet. En met name onze Kamer club heeft zoo weinig van de oud-liberale kamerhoogheid dat wij haar gerust durven weerspreken. Niemand verlage zich daarom, haar slippedrager te zijn. Moet er oppositie zijn tegen hare voorstellen, zij zij zoo kras mogelij k. Ook wij gelooven aan de onaan tastbaarheid van de rechten der Pers, doch alleen op voorwaarde dat zij zich bewust zij alle paden te hebben afgeloopen, waar langs de openlijke bestrijding van onze volks vertegenwoordigers onnoodig wordt gemaakt. Kamerclub en Pers hebben wederzijds met elkander te rekenen, Zjj staan niet hoven, doch naast elkander. De genoemde en an dere bladen zouden eerst dan tot critiek zijn gerechtigd geweest, wanneer zij hunne be zwaren eerst langs ofïicieusen weg aan de heeren Mackay c s. hadden kenbaar ge maakt; en het gebleken was, dat men haar niet wilde hooren. Dan ware het geweest «niet anders te kunnen of te mogen.» En voorts wat ons aangaat, toen wij nog niet aan de pers verhonden waren, zagen wij wel onder de tegenstanders met den heer Keuchenius vele waardige woord voerders uit de Vrije Kerk; maar wij zagen ook onder de voorstanders o. a. twee mannen wier optreden ons tot de vraag bracht: «Zou de vrijheid orzer scholen bij moge lijkheid van staatssubsidie wel zoo groot gevaar loopen als die der kerk?« Deze mannen waren de heeren Donner, de con sequente voorstander der «vrijheid» en Lohman, die uit liefde voor die vrijheid eene gewichtige staatsbetrekking ten offer bracht. En voor die vraag staan wij nog. Niet elke voorwaarde die de wetgever stelt behoeft vrijheiddoodend te wezen. Ware zij het, dan was de school immers «vrij» te weigeren? Overigens verblijdt het ons bij zooveel dat wij ook in dit schrijven waardeeren, dat de inzender in dit en zijn vorige artikel voor flink-schoolgeldheffing pleiteen der lichtzijden in het voorstel der Rechterzijde, die in het voorstel Schaepman ten eenen- male gemist wordt. Red. Een getrouw lezer van het Wag. Weekblad maakte ons opmerkzaam op een daarin voorkomend stuk, overgenomen uit het Vtr. D., van een z. g. «met onze toe standen grondig bekenden» «Belgischen ge leerde», die de leden der gewezen Commissie tot Grondwetsherziening bespreekt en zich aldus uitlaat over den Goeschen afgevaar digde ter Tweede Kamer, mr. Lohman: zMr. A.F.De Savornin Lohman, met dr. Kuyper het hoofd der onverzoenlijke anti-revolutionaire partij, hoogleeraar aan de calvinistische Vrije universiteit te Am sterdam, oud-raadsheer aan het gerechts hof te 's-Bosch, een bekwaam man, die echter in den laatsten tijd van zijn invloed verloren heeft door zijne deelname aan de woelingen, welke in den boezem der Her vormde Gemeente te Amsterdam hebben plaats gehad; hij heeft te veel het voor beeld van zijn vriend Kuyper, een soort Cromwell op kleine schaal, op den voet gevolgd en te zeer vergeten, dat vooral in Nederland iemand, die een belangrijke staatkundige betrekking bekleedt, zich niet te veel persoonlijk kan mengen in een strijd, waarbij de politie moet tus schen beiden komenvandaar dat hij in de Kamer niet meer denzelfden invloed van vroeger heeft.» Aldus de «met onze toestanden grondig bekende» Belg. En hierop laat de redactie van het Wag. Weekblad volgen «Wij zijn het met den schrijver in dit zijn oordeel eens.» Dat ook Mr. Beelaerts van Blokland, die zeer geprezen wordt, zich, en dat wel onge vraagd. gemengd heeft «in een strijd, waarbij de politie moet tusschenbeide komen.» schijnt deze Red. vergeten te zijn. Er zijn echter van die dingen, die men te veel eer zou aandoen, door er op in te gaan. Zoo beschouwen we ook dit stukje over Mr. Lohman, met de instemming der Redactie van het Wag. Weekblad incluis. We willen ons dan ook het hoofd niet breken met het zoeken naar een geschikt woord om zulk «voorlichten» te brandmer ken. Oordeelt het zichzelve niet? Zóo eert een zeker deel van ons Chris tenvolk zijn groote mannenMaar hoe kan het ook anders bij zulk eene «voorlichting» Berlijn, 16 Dec. De rijksdags-commissie voor het legerontwerp heeft alle daarop voorgestelde wijzigingen en 't ontwerp zelf verworpen en daarna met 16 tegen 12 stemmen aangenomen in plaats van de in 1 voorgestelde vredessterkte van 468,409 man, 450,000 man toegestaan voor den tijd van 3 jaar. Italië heeft aan sommige 'mogendheden haar handels-tractaat opgezegd, o. a. aan Frankrjjk en Oostenrijk. Londen, 16 Deo. Vier Iersche afgevaar digden zijn te Loughres gevangen genomen terwijl zij het heffen der huren presideerden. De keizers van Duitschland en Oostenrijk ondersteunen in een brief aan dien van Rusland de Candida tuur van den hertog van Saksen-Coburg voor den Bulgaarschen troon. Van den heer Elout van Soeterwoude lid der Eerste Kamer, den eenigovergeblevene der «zeven Haagsche Heeren», die tegen de vervolging der «Afgescheidenen» durfden getuigen, werd eene verklaring aan de Hervormde Gemeente gezonden, en door bemiddeling van anderen verspreid. Ieder exemplaar kost 5 ets. bij C. Blommendaal te 's Gravenliage. Het geheel kan dienen als proeve van gespierden klassiek gevorm- den stijl, zooals die bij de hedendaagsche schrijvers niet meer wordt aangetroffen; als historische bijdrage uit de dagen der eerste afgescheidenenen als sprekend be wijs voor den moed der overtuiging, tegen het eind der negentiende eeuw, bjj de schro melijke inkrimping van het getal getuigen voor een hun dierbaar beginsel, door dezen zwakken grijsaard aan den dag gelegd. Het is ons niet mogelijk deze «verklaring» in haar geheel over te nemen. Volstaan wij met het volgende aan te halen dat als mededeeling van een ooggetuige zeker waarde heeft. «Na de openbaarmaking van de Synodale veroordeeling (tot het laatste oogenblik zoo anders gehoopt) en van de toespraak aan de Kerkeraden en leden der Nederlandsche Hervormde Kerk, gevoelt de een-en-tachtig jarige grijsaard zich gedrongen een woord tot U te richten. Hij deed het voor on geveer vier en veertig jaren met enkele christelijke vrienden, meest allen thans tot hunne ruste ingegaan. «De strijd is sedert dien tjjd voortgezet in zwakheid, maar in ootmoed en oprecht heid door een enkele met buitenge wone gave en moed, hem van den Heere gegeven. Naar de reeks der geschriften van Mr. Groen van Prinsterer kan slechts worden verwezen. Thans is een nieuw geslacht geloovig en talentvol den strijd ingegaan. «Bijna een halve eeuw ging sedert 4838 voorbij. Kan de toestand als gewijzigd worden beschouwd Ook bij erkenning van lieflijke verschijningen, vermag dit niet te worden beweerd. Wat Staat en Kerk drie eeuwen lang verdeeldewat uitliep op een achttiende eeuw, voor den Staat zonder kracht en zonder roem, voor de Kerk zonder levenwat eindigde in het verlies, niet van zegen alleen en van voor spoed, maar van nationale zelfstandigheid, kenmerkt nog onze dagen, en zal naar het Schriftwoord den toestand van afvallige kerken en volken blijven kenmerken, zij het dan ook onder groote wisseling van teekenen en omstandigheden. Die omstandigheden kunnen van invloed

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1886 | | pagina 1