CMRISTELIJK- NIEUWSBLAD HISTORISCH VOOR ZEELAND. 1886. No. 22. Dinsdag 14 December. Eerste Jaargang. VERSCHIJNT G. M. Klemkerk, te Goes F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIEN Staatssubsidie voor de Vrije School. Buitenland. Binnenland. ZEEUW, elken MAANDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,65 Enkele nommers- 0,02'/s UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere rege meer 10 cent. Hlz'j d'e zich met I Ja- nuari op ons blad abon- neeren ontvangen de in dit kwartaal nog verschijnende nummers g r a t is. (INGEZONDEN.) Dat het amendement der Rechterzijde vóór de ontbinding der Tweede Kamer in gediend, de mogelijkheid op subsidie aan alle bijzondere scholen opende, is destijds door Het Zuiden in meer dan één artikel aangetoond en besproken. Het Zuiden en meer andere bladen spra ken daarbij als hunne meening uit, dat dit in de toekomst de vrijheid en het leven der Christelijke Scholen zou kunnen kosten. «Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt», zou het, naar zij vreesden, eenmaal met die scholen kunnen worden. En daaraan wilden zij hunne christelijke scholen niet wagen. Ze aan de staatsruif te binden durfden zij niet. Laten, zoo zeiden zij, de ouders, gelijk weleer, op alle scholen het onderwijs voor hunne kinderen betalen. Slechts voor de kinderen van on- en minvermogenden biede de Staat hulp waar ook de ouders willen dat zij onderwijs zul len ontvangen. De Protestantsche Noordbrabander nu weersprak het toen, dat het subsidie-stelsel in het amendement lag. Eén der onderteekenaars van het voor stel, de heer Schaepman, sprak het daar entegen niet alleen luide en krachtig uit, maar verdedigde het daarenboven op een Ver gadering, vlak vóór de verkiezing, te Mid delburg gehouden. En van het amende ment thans door den heer Schaepman alleen ingediend, zegt De Tijd onder meer «Dit» (wat het amendement nu beoogt) «Dit is niet de [mogelijkheid van subsidie aan bijzondere scholen in het algemeen, gelijk het amendement in der tijd verlangde." De Standaard, die toen hierover het zwijgen bewaarde, laat ons deze woorden van De Tijd lezen, zonder er iets op aan te merken. Doch zonder hier verder over uit te weiden, spreken we als ons oordeel uit dat dit meer magere amendement aannemelij ker is dan het vorige, en wel, omdat het de mogelijkheid van het verkrijgen van subsidie heeft laten vallen. Voor de vrijheid onzer scholen toch moet in de eerste plaats worden gewaakt. Een flink schoolgeld voor degenen die het kunnen betalen zou het eerlijkst zijn. Betaald moet het toch worden. En waarom moeten wij mee betalen voor de kinderen der «liberalen?» Dat is, gelijk duizend maal en meer ge zegd is, onrechtvaardig. Dat is de hebzucht en dwingelandij der zich noemende libe ralen X. Wij hebben het indertijd, ofschoon nog niet aan de Pers verbonden zijnde, betreurd dat vele antirevolutionaire bladen zich tegen het voorstel der Rechterzijde ver'..laarden. De pers doet o. i. voorzichtig niet al te spoedig een beslist oordeel uit te spreken over een zaak waarin geheel ons volk belang stelt, omdat een verkeerde oordeelvelling onnoe melijk veel kwaad doet en het vaak moeie- lijk valt op het eens gesprokene terug te komen. Wat het voorstel Schaepman aan gaat, ook uit bovenstaand ingezonden stuk blijkt dat het meer en minder geeft dan wijlen het voorstel der Rechterzijde. Meer, dewijl het subsidie aan de bijzondere scho len niet slechts toelaat, maar beveelt, (zij het dan ook beperkt tot de behoeften van bedeelden en hen, die geen schoolgeld kun nen betalen.) En het geeft minder, in zoover het niet in beginsel flinke schoolgeld heffing voorschrijft en geen ruimte laat voor een stelsel van uitkeering aan on- en minvermogende ouder», wat het amendement der Rechterzijde wel deed. Dit zijn wij met den geachten inzender eens. Indien nu echter met het voorstel Schaepman de vrijheid der bijzondere school gewaarborgd blijft, wat wij op dit oogenblik niet willen onderzoeken, dan zou dit dunkt ons met het voorstel Mackay c. s. ook het geval zijn geweest. Immers hangt alles af van de vraag van welke voorwaarden de wet het subsidie voor bedeelden enz. aan de scholen zal doen afhangen. Zegt de wet gever: aan geene, dan blijven onze scholen vrij, maar waren dat dan ook bij aan neming van het voorstel Mackay geweest. Maar stelt nu de wetgever wel voorwaar den, wel nu, dan staan o. i. Schaepman'# voorstel en dat der Rechterzijde nog gelijk; en valt dan ook met zijn voorstel de vrij heid der school, indien men althans, wat wij nog niet doen, elke voorwaarde, onver schillig welke, vrijheiddoodend noemt. Of de Protestantsche N. Br. ooit ont kend heeft dat de mogelijkheid ook van een subsidiestelsel in het voorstel der Rechter zijde lag, weten wij niet; maar wij meenen het te kunnen betwijfelen. Kan echter de geachte inzender ons op dit punt beter inlichten, niets zal ons aangenamer zijn dan in dat geval onze dwaling te erkennen. Red. SUIKERWETJE. Reeds vroeger toonden wij door eenige voorbeelden aan dat de minister van kolo niën er in sommige zaken eene kneedbare overtuiging op na houdt. Dit kwam dan vooral uit in de zittingen der Tweede Ka mer, waar hij soms in ééne zitting twee tegengestelde meeningen wist te verdedigen. Nu echter mogen wij op eene veranderde meening wijzen, waarover Indië en Neder land zich verblijden zullen. Na eenige we ken van beraad en briefwisseling met In dische suikerculteurs, niet het minst onder den indruk van het andere suikerwetje dat de heer v. Dedem tegen dat van den mi nister o verstelde, heeft de minister zijn oor spronkelijk wetje zoo gewijzigd, dat men het niet meer herkennen zouhierin het spreekwoord volgende dat het beter ten halve keeren dan ten heele dwalen is. Ge heel te naderen tot hen, die opheffing van den suikeraccijns willen is den minister te kras. Hij wil evenwel tijdelijk den suiker accijns tot op de helft verminderen, doch de andere helft na 1891 invorderen. Of deze maatregel door de Kamers en daarna door de belanghebbenden zeiven goedge vonden zal worden, zal nader moeten blijken. Reeeds kwam per telegraaf de toezegging in van een stel bedenkingen uit Indië. Vrouwen en Kinderen sterven den lang- zamen Marteldood der Verbranding. Het akeligste spoorweg-ongeluk dat ooit in Wisconsin plaats had, gebeurde verleden Donderdagmorgen even na middernacht op den Chicago, Milwaukee, St. Paul spoor weg nabij Rio, een klein station, 75 mijlen van Milwaukee, waar eene botsing plaats had tusschen een passagiers- en een vracht- trein, waarop waarschijnlijk 26 personen op de allerakeligste wijze hun leven hebben verloren. De passagierstrein was een sneltrein en was te 7 uur des avonds van Chicago ver trokken naar St. Paul met een bagagewagen, een postwagen, een gewone passagierswagen en drie slaapwagens. Te Rio stonden twee vrachttreinen op een zijspoor om den sneltrein te laten voorbijgaan. Een dezer was juist op het zijspoor aangekomen, toen de snel trein met bliksemsnelheid er op aan kwam. De wissel was niet weer verzet, nadat er de vrachttrein was overgegaan, 'tzij door nalatigheid, 'tzij omdat er geen tijd was. De sneltrein, rijdende met eene snelheid van 45 mijlen per uur, kwam in volle vaart door de openstaande wissel, ontspoorde ter stond en de locomotief viel onderste boven, gevolgd door bagage- post- en passagiers wagens, terwijl de slaapwagens staande bleven. De wagens vielen zoo, dat de personen, die er in zaten, er niet uit konden komen. De omgevallen lampen en kachels veroor zaakten brand, en de vlammen verspreidden zich zoo snel, dat allen omkwamen, behalve twee kinderen en een man. De ongeluk- kigen schreeuwden en jammerden om hulp totdat hun mond door den dood gesloten werd. Eene moeder, Mrs. Scherer, van Winona, stak hare beide kinderen door een raam aan een der builen staande personen toe, doch was zelve niet in staat om daar door te klimmen, zoodat ook zij eene prooi van het vuur werd. Een der passagiers van den verongelukten trein beschrijft, hetgeen er na het ongeluk gebeurde, als hartverscheurend. De passa gierswagen, dfe tusschen ,de vijftien en twintig personen bevatte, werd aan beide einden verbrijzeld en door de stukken van andere wagens ingesloten en de vlammen en rook die de puinhoopen omringden, maak ten het onmogelijk voor de passagiers om te ontkomen. Passagiers uit de slaap wagens omringden de brandende wagens, maar waren onmachtig om eenige hulp te verkrijgen. Zij zagen mannen en vrouwen in doodsangst zich de haren uit het hoofd rukken en hoorden een allerakeligst gejammer opstijgen, zonder dat ze iets konden doen. Eene sterke vrouw zag men met bijna boven- menschelijke inspanning de banken, die haar beklemden, oplichten om uit den branden den hoop te komen, maar hare kracht be gaf haar en ze viel in de vlammen terug. Groote lof wordt toegezwaaid aan den machinist, die, zoodra hij zag, dat de wissel open stond, ofschoon hij begreep, dat de dood hem wachtte, toch op zijn post bleef, de machine omwierp en daardoor waarschijn lijk de oorzaak was, dat de slaapwagens staande bleven en de zich daarin bevindende personen het leven behielden. Toen het on geluk plaats had, werd hij erg gewond, maar niet gedood, en terstond snelde hjj, met het bloed langs hem heen loopende, naar de puinhoopen om zoo mogelijk hulp te bieden. Onder de omgekomenen behooren ook twee zusters van liefdadigheid, die zich op den ongelukkigen trein bevonden. Graafschapper. Graaf Kalnoky te Weenen heeft de Bul- gaarsche deputatie ontvangen. De Oostenrjjk- sche minister heeft haar gematigdheid ten op zichte van Rusland en de aanneming der can- didatuurvan den vorst van Mingrelië aan bevolen. Men gelooft, dat in de overige hoofdste den aan de deputatie dezelfde raad zal gegeven worden. Zoo de plaatsruimte het toeliet zouden wij in ons blad overnemen het ingezonden stuk van Claudius in de Standaard en an dere bladen. Laten wij het in 't kort weer geven. Hij zegt: De toestand in Europa is duister; gevaarlijk voor Nederland. Zjj vergissen zich die zoo roepen«Eerst grond wetsherziening, dat is'tvoornaamste.» Want dat is niet zoo. Het voornaamste is toe te zien dat de Regeering zorge dat het volk vrjj blijft en onafhankelijk. Het heele volk kan niet weten wat er omgaat, maar de minister van oorlog had moeten weten dat de staat van zaken in Nederland verderfe lijk is. In 1881 nam de Tweede Kamer de nieuwe leger-organisatie aan tegen den raad van de militairen in de Kamer van alle partijen. In de gesteldheid van den bodem, zelfs met weinig soldaten, ligt Neerlands kracht. Er is maar éen geval waarin de bodem en de versterkingen ons niet baten zouden en dat is een slechte legerorganisa- tie. Ons leger moet spoedig op voet van oorlog kunnen gebracht worden. Want eer we 't weten, binnen enkele uren is de vijand aan onze verdedigingslinie die van Naarden naar Gorkum loopt. Gebeurde dat, wij zou den niet kunnen gereed zijn om hem af te wachten. Net als Frankrijk in 1870. De toestand zou dan verschrikkelijk zijn. Niet minder dan in 1672 zou zich de volkswoede tegen d« Regeering, tegen den minister van oorlog keeren. De schrijver doet een drin gend beroep op het volk, op de pers en op de Kamer. Nu de liberale bladen aan het jamme ren zijn gegaan over het lot der arme on derwijzers, die geen betrekking kunnen krijgen, ofschoon hun toestand bet natuur lijk gevolg is van de liberale overdrijving op onderwijsgebied, haast zich de heer Heemskerk zijn lieven vrienden van dienst te zijn en peinst hij op maatregelen om de gemeenten te dwingen de hulpon derwijzers onder dak te brengen. Dat zal wel onnoodig eene groote massa gelds kos ten, maar dat is iets, waarop een minister niet letten kan, die de liberalen naar de oogen heeft te zien. (Mb.) De Eerste kamer heeft verschillende ont werpen aangenomen, waaronder de uit zonderingswetten voor plaatselijke heffingen, o.a. dat betreffende Veere, en de vereeniging der Limburgsche gemeenten. De heeren Lohman, Mackay en Gilde- meester hebben voorgesteld, de f12000 te

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1886 | | pagina 1