NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK-' HISTORISCH 1886. No; 6. Zaterdag 23 October. Eerste Jaargang. VERSCHIJNT elken MAANDAG- EN VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. f0,65 Enkele nommers- 0,0272 EN F. P. D'huy, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES: Correspondentie. DE EERSTE Buitenland. DE UITGAVE VAN G. M. Klemkerk, te Goes van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Nogmaals nemen wij de vrijheid, aan de Anti-revolutionaire Kamerleden en an dere erkende vrienden der Christelijk- Histor. richting, die ons de Zeeuw nog niet terug zonden, een nr. te zenden zij die ons ook d i t nr. n i e t terugzenden, zullen door ons als abonné op „de Zeeuw" worden beschouwd. DE UITGEVERS. van de vijf aangekondigde lezingen werd Woensdagavond gehouden in het Lokaal der Christelijke Jongelinge-vereeniging Spr. 3 6a te Goes. Zij werd van begin tot eind met aandacht aangehoord. Spreker was de heer ds. H. Elfïers, pred. te Wol- faartsdijk. Het onderwerp was Mr. lzaak Da Costa. Spreker begon met te zeggen dat hij Da Costa zou beschouwen bij het licht der persoonlijke kennismaking met dezen dich ter. Toen wij dit vernamen, dachten wij dadelijk, (dewijl wij wisten dat de heer E. student op het Sehotsche College was ge weest) dat wij den dichter nu eens van eene andere zijde zouden te zien krijgen. De verwachting viel mee. In breede trek ken schetste spreker ons den grooten man uit Israel, als mensch en als christen-leeraar. Groote mannen (zoo begon Spr.) maken een blij venden indruk op ons. De kennis making met hen heeft iets afstootends, omdat wij in hen een Ik zien buiten ons, dat wij boven ons geplaatst voelen. Zoo ook met Da Costa. Want groot was hij 1 Dit getuigen zelfs zijne tegenstanders. Geboren 16 Nov.l798te Amsterdam uit een oud Joodscli geslacht, een zoon van Daniël da Costa en Rebekka Ricardo, werd hij naar Joodsche wetten opgevoed, ofschoon door een c/msfen-onderwijzer. Da Costa heeft zich later vaak over dien armen man beklaagd, die ofschoon christen hem den Jo idschen knaap nooit over den Christus gesproken had. Want een chris ten te zijn zonder Christus te kennen, dat was dezen man uit één stuk, dezen op rechten Israëliet, in wien geen bedrog was, een gruwel. Op de hoogeschool werd Bildérdijk zijn leermeester en zijn geestelijke vader, daar hij t middel mocht zijn tot zijne bekeering Den 22 Oct. 1822 werd hij met zijn vriend Capadose en zijne vriendin, later zijn vrouw, Hanna Belmonte in de Gemeente des Hee- ren door ds. Egeling in de Pieterskerk te Leiden gedoopt en ingeleid. \an dien tijd at was hjj een oprecht christen, met een warm hart voor zijue broederen naar het vleesch. Spreker aarzelt niet da Costa groot te noemen, waar zulks reeds door honderden meer bevoegden geschied is, als door Groen, Bildérdijk, Elout, Beets, Oosterzee, Beijnen, A. Pierson, De Klercq, v. Oosterwijk Bruijn, Ten Kate, Schimmsheiner, van Konkel en anderen. Doch al hadden die gezwegen, spreker zelf zou dan toch nog kunnen aan- toonen uit zijnen omgang met dezen man hoe groot hij was. Zijn eerste kennisma king met hem was in den Haarlemmer hout, toen hij een vriend uit Amsterdam bij de familie da Costa moest brengen, waar zij een buiten bewoonde, waartoe zij in staat gesteld was door enkele vermogende chrisienendewijl da Costa zijne bezittin gen als het ware weggegeven had. (Heel dikwijls was hij geldelijk beet genomen, maar hij klaagde nimmer zijn nood anders dan in de binnenkamer). Nu spreker werd daar ook binnenge laten. Da Costa vernam van den Amster- damschen vriend dat Elffers het bij de Doopsgezinden niet meer houden kon, waar de Godheid van Christus, enz. ontkend werd. Toen moest E. van zijn uit- en inwendig leven verslag doen en da Costa dankte met hem God op de knieën voor Zijne leiding met den jongeling. Later hernieuwde hij de kennis op de Chr. Jongelingsvereeniging Pred. XII la te Haarlem, waar hij onverwacht voor 300 hoorders optrad. De eenvoudige man ver ontschuldigde zich dat hij op zooveel hoor ders niet gerekend had, doch wat hij sprak was spreker onvergetelijk. Het onderwerp was'Vaderlandsliefde in verband met het motto der J. V. Op zijn 61sten verjaardag droeg hij zijn Slag bij Nieuwpoort voor. Bij deze ge legenheid ging hij zelf op de knieën voor in 't gebed. Onder de hoorderessen waren er, die later zeiven verklaarden, bij die voordracht zoo getroffen te zijn geweest, dat zij iets van den Kenaugeest in zich voelden vaardig worden. Vaderlandsliefde en verknochtheid van Oranje leerde en beleefde hij. Da Costa was ook een bekwaan uitleg ger. Wij hoorden hem zegt Spr. het Evangelie van Mattheus verklaren. Toen de begaafde Scholten te Leiden] zijne ver giftigende moderne bijbel-opvatting in de gehoorzalen der Leidsche Hoogeschool over droeg, was het Da Costa die hem weer stond. Hij toog zelf naar Leiden en be handelde daar Wat er in de Theologische Faculteit te Leiden geleerd wordt.De studenten lachten hem eerst uit, maar de altijd ernstige, vurige en onweerstaanbare man drong lien al spoedig tot ernstig lui steren. Vooral raakte hij in vuur toen Vissering met zijne nieuwe Bijbelvertaling de gods dienstige wereld in beweging bracht. Da Costa bestreed hem in de Heraut naar aanleiding van Rom. 9 5. Spreker hoorde hem eens op 't college uitroepen, nadat hij gezegd had, dat Vissering het persoonlijk bestaan van den Heiligen Geest loochende, in zijn nieuwe Bijbelvertaling alleen van «heilige geest» sprak«Ziet, mijne kinde ren, wij hebben dus te bidden om een beetje heilige geestDie geleerde dom koppen toch Op het Schotsch Seminarie werden on vermogende jongelingen tot zendeling, enz. opgeleid, evenals in de stichting van Sor- bonne hofkapelaan van koning Lode wijk den Heilige in de 13de eeuw. Toen daar eens met de arme jongens van het Seminarie gespot werd, riep Da Costa uit: «Sorbonne 1 Sorbonne I hier is eene school voor onvermogende studenten, waar de vreeze Gods woont, en op de hoogeschool niet.» Da Costa was groot in zijn liefde. Schrei end van blijdschap deelde hij eens mede, dat hij van 3 Engelschen geld gekregen had om aan 15 jongelingen het werk van Erskine (dat kostte toen f18) present te geven. Hij was bijbelsch gestreng jegens ketters, als zij volhardden in hunne dwalingen. Hij kon daarbij diepe blikken in het hart werpen. Een onzer, die vroeger al eens van de Hoogeschool was weggeloopen, deelde hem mede, dat hij naar Utrecht terugkeerde. De meester waarschuwde hem, wijl naar zijne meening de «grootschheid des levens» hem naar Utrecht trok en hem ten val zou brengen. De jongeling ontkende dit en ging toch, om jammerlijk te veronge lukken Da Costa's voorspelling werd be waarheid. Des jongelings val was groot! Zijne zinspreuk, tot op zijn doodbed toe, was: «Wees waarh Da Costa was evenwel ook een zondaar. Eens kwam hij de collegezaal binnenstor men, groette niet, sprak een zeer kort en koud gebed uit, en bulderde een uur lang zijne dictaten uit, waarop hij weer even onstuimig henenging, als hij gekomen was. Eenigen onzer gingen dien dag naar hem toe om opheldering te vragen. Zij vonden hein schreiend neergeknield in zijn bidver trek. Hij stond op, drukte hen aan zijn hart en zeide: «Smeekt toch mijnen kinde ren, dat zij 't mij vergeven. Ik heb mij grootelijks bezondigd.» Later bleek, dat hij dien morgen zeer miskend was geworden en hij daarover zich boos had gemaakt. Doch juist in dit kinderlijk vergeving vra gen bleef hij de groote Da Costa. Toen hij in Aug. '58, Dinsdags na den moordaanslag op Schwartz, in de Sehotsche Kerk optrad, hoorde spreker hem zijn ziel uitstorten gelijk hij 't nog nooit gehoord had. Hij voorspelde dagen van kerkelijke twisten en afzettingen, gevolgd door bloe dige vervolgingen, en drong op een beslist partij kiezen voor koning Jezus aan. Op zijn sterfbed liet hij een Joodtchen jongen bij zich komen, die door zijn arbeid tot het christendom had mogen gebracht worden. Hij had dien jongen lief. Als een andere Jakob legde hij de handen op hem en zegende hem. In volkomen geloofsver trouwen ontsliep hij. Een groot man in Israël was met hem gevallen! Spreker eindigde met des dichters Gees telijke Wapenkreet voor te dragen, en sloot deze zeer aangename ure met dankzegging. (De lezer begrijpt dat wij slechts aange stipt en veel met het oog op de geringe plaatsruimte in ons Blad overgeslagen hebben). Minder nobel. Eenigen tijd geleden werd door de anti revolutionairen in een verslag gewezen op de noodzakelijkheid van een onderzoek naar de maatschappelijke toestanden. De liberale heer Borgesius vond dit verslag ellendig en verklaarde zich tegen zulk een onderzoek. Maar zie, zoo op eens, daar verandert deze gemoedelijke Staatsman van meening en dringt nu op dit onderzoek aan. Er wordt eene commissie benoemd, nadat de heer Lohman eerst ridderlijk aan Bor gesius het ongehoorde van dergelijke grillige politieke zinsverandering heeft onder het oog gebracht. En dat nog al een man, die let welstad en land heeft omreisd om onze vrienden van een zelfde soort kwaad te beschuldigen in zake deGrondwetsherziening, en wat ons onvergeeflijk voorkomt onder toejuiching van alle liberalisten, die 't beter wisten, mannen als Lohman aan de kaak stelde als landverraders. Let dus wel. Deze heer Borgesius heeft in zake het in te stéllen onderzoek eene zeer jonge «gevestigde meening.» Een meening van een paar maanden. Dan heeft hij als ver- kiezings-apostel getoond, bij de beschouwing der dingen niet altijd een helderen bril op te hebben. Is het nu te verwonderen dat de commissie hem niet tot voorzitter koos? En dat heet nu het Handelsblad, en in navolging de Middelburgsche Couraut min der nobel. Dat wil zooveel zeggen als niet netjes. Wij zouden wel eens willen weten waar dat minder netjes in bestaat. Zelfs eene commissie voor eene potver- tering kiest den geschiktste uit hun midden als president. Moet dan eene commissie, die zitting neemt ter behartiging van de volksbelangen deze zeer practische gewoonte laten varen? Wij kunnen nog niet inzien, dat de commissie uit de Tweede Kamer gezondigd heeft, met den voorsteller voorbij te gaan en den in elk opzicht kundiger liberaal, den heer v. d. Loeff, tot voorzitter te benoemen. Cholera. De arme stad Pest (Oostenrijk-Hongarije) blijft nog maar altijd door deze ontzaglijke ziekte geteisterd. In een paar dagen tijds bezweken weer 60 lijders. Ook heerschen daar de pokken en het roodvonk op on rustbarende wijze. Daarvan bezweken er 90. De bewoners der stad wonen vaak in kelderwoningen of overbevolkte vertrekken. Zoo vond men daar laatst in één huis, in 5 vertrekken 140 menschen. In een ander huis, in één vertrek 98 menschen. In een derde huis in 5 kamers 45 menschen, enz. Die huizen waren allen afzichtelijk vuil, zonder eenige gelegenheid tot luchtverver- versching. De Overheid zal maatregelen nemen. Groote Woorden. Herinneren de lezers zich nog wat wij van den afgezetten schepen van Namen, Ronvaux schreven? De geheele Belgische pers had dezen kandidaat voorde Belgische Tweede Kamer letterlijk vergood. Zeven duizend leden van liberale vereenigingen hadden hem openlijk bewierookt. Hij was eerst eens een man. Hij moest naar de Kamer. Er was gescholden op de Regee ring. Er was geschreeuwd, gedreigd zelfs. Er was geroepen: «Leven de eendracht en de liberalen! Weg met de lasteraars!» Gelukkig waren het maar woorden. Dat ondervindt nu Ronvaux zelf het best. Men wilde hem, den eerlijken radicaal in de Kamer brengen, om er zijn beginsel aan den kapstok te hangen. «Dankje!» zei Ronvaux. En wat doet men nu? Een ander is kandidaat gesteld en Ronvaux wordt door dezelfde liberale pers, die hem veer tien dagen geleden vergoodde, wegens zijne beginselvastheid beschimpt en uitgelachen. «Groote woorden!» meenden wij en wij zeggen 'tnog.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1886 | | pagina 1